De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/:Verhandeling
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/
Verhandeling
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS376705:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Van Nispen 1978, p. 145.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Aan toewijzing van een op art. 6:162 BW gebaseerd verbod of bevel kan voorts de omstandigheid in de weg staan dat de verplichting waarop het verbod of bevel ziet slechts in het algemeen en niet specifiek jegens de schuldeiser bestaat; in dit geval wordt niet aan het relativiteitsvereiste voldaan. De relativiteitseis beperkt aldus de kring van personen die een verbod in een bepaald geval kunnen uitlokken.1
In uiteenlopende gevallen kan de relativiteitsvraag zich voordoen. Omdat jurisprudentie en wetsgeschiedenis met betrekking tot de dwangsom daartoe aanleiding geven, bespreek ik in dit hoofdstuk de relativiteitsvraag in het bijzonder met betrekking tot procesrechtelijke verplichtingen.