Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-05-2013, nr. 24-001380-12
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9330, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
03-05-2013
- Zaaknummer
24-001380-12
- LJN
BZ9330
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9330, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 03‑05‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2091, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 03‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Steekpartij met dodelijke afloop. In tegenstelling tot de rechtbank spreekt het hof verdachte vrij ter zake van moord. Het hof is van oordeel dat niet geoordeeld kan worden dat verdachte berekenend te werk is gegaan en dat hij tijd en gelegenheid heeft gehad zich te beraden over zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan. Veroordeling tot GS 12 jaar voor doodslag en een poging tot doodslag. Het hof heeft het beroep op noodweer(exces) verworpen. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat verdachte zich in een noodweersituatie heeft bevonden.
Partij(en)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-001380-12
Uitspraak d.d.: 3 mei 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 juni 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 augustus 2012, 16 augustus 2012 en 19 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
- 1.
primair:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, in elk geval met een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp voornoemde [slachtoffer] een of meermalen in de arm en/of de borst/buik (hartstreek), in elk geval in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
- 1.
subsidiair:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 in de gemeente [gemeente] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes, in elk geval met een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp voornoemde [salchtoffer] een of meermalen in de arm en/of de borst/buik (hartstreek), in elk geval in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
- 2.
primair:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] een of meermalen met een mes, in elk geval met een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp in de borst en/of de hals, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
subsidiair:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] een of meermalen met een mes, in elk geval met een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp in de borst en/of de hals, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 in de gemeente [gemeente] een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Zavodi Cervena Zastava), en/of munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de feiten als volgt vast.
Op 7 mei 2011 zijn onder andere verdachte, [slachtoffer], [benadeelde] en [getuige] op het verjaardagsfeestje van [naam]. Op een gegeven moment ontstaat er in de achtertuin van de woning een discussie tussen verdachte en [slachtoffer]. Ze worden boos op elkaar, staan op en moeten door anderen uit elkaar worden gehouden. Verdachte heeft hierbij een ingeklapt mes in zijn hand dat hij uit een aan zijn rechterzijde van de romp gedragen buidel heeft gehaald. [slachtoffer] heeft niets in zijn handen. [benadeelde] trekt haar vriend [slachtoffer] mee naar de achterzijde van de (achter)tuin. [getuige] pakt woedende verdachte bij de arm en neemt hem door de woning mee naar buiten aan de voorkant van de woning. Verdachte - die linkshandig is - doet zijn mes in de linkerbroekzak. [getuige] wil verdachte zijn nieuwe auto laten zien en een stuk met hem gaan rijden om hem te laten afkoelen. [slachtoffer] wil vertrekken en hij en [benadeelde] gaan de woning in. In de woning proberen enkele personen [slachtoffer], die nog steeds boos is, weer de tuin in te krijgen maar dat lukt niet. Ongeveer twee minuten later - als [getuige] en verdachte aan de voorzijde van de woning ter hoogte van het huis van de buren staan - komen [slachtoffer] en [benadeelde] naar buiten. Zodra [slachtoffer] verdachte ziet stormt hij op hem af. Verdachte loopt op zijn beurt op [slachtoffer] af, hij heeft hierbij een uitgeklapt mes in zijn hand en maakt daarmee zwaaiende bewegingen ter hoogte van nek en hoofd van [slachtoffer]. slachtoffer] verweert zich met zijn armen terwijl hij naar voren blijft lopen in de richting van verdachte. Verdachte wordt achteruit gedreven en komt achterwaarts in de bosjes terecht. In de bosjes slaat [slachtoffer] in op verdachte en blijft verdachte insteken op [slachtoffer], die zich dan boven hem bevindt.
Uiteindelijk is [slachtoffer] omhooggekomen, op zijn hurken achterwaarts gevallen en is verdachte er vandoor gegaan met medeneming van het mes.
[slachtoffer] en [benadeelde] hebben na deze vechtpartij beide bloedende verwondingen.
[slachtoffer] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. Uit de sectie blijkt dat het lichaam van [slachtoffer] talrijke steek -en snijwonden vertoonde op met name de armen, de heupen, de benen en de onderrug. Als gevolg van het letsel links aan de borst, welk letsel door de borstholte tot in het hart reikte, is [slachtoffer] overleden.
[benadeelde] is gewond geraakt. Uit de medische informatie blijkt dat [benadeelde] steekverwondingen aan haar hals en pink heeft opgelopen, alsook een grote snijverwonding aan de linkerzijde van haar linkerborst.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 mei 2011 opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Bij de vaststelling van de feiten heeft het hof zich in belangrijke mate laten leiden door hetgeen door getuige [getuige] is verklaard. Deze getuige heeft tegenover de politie, de rechter-commissaris en ter zitting in hoger beroep verklaringen afgelegd. Naar het oordeel van het hof zijn deze verklaringen betrouwbaar; ze zijn gedetailleerd, consistent en vinden steun in andere verklaringen. Hierbij acht het hof ook van belang dat [getuige] een kennis was van zowel [slachtoffer] als verdachte en in tegenstelling tot de meeste andere aanwezigen op het feestje niet onder invloed was van alcohol of drugs. Het hof volgt de raadsman niet in de suggestie dat door deze getuige (of andere getuigen) is getracht het onderzoek te beïnvloeden in een poging een hogere straf voor verdachte te bewerkstelligen. Hiervoor bestaan geen aanwijzingen.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair (moord)
Verdachte wordt primair verweten dat hij opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door hem meerdere malen met een mes te steken.
De rechtbank heeft de ten laste gelegde voorbedachte raad bewezen geacht. Ook de advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor moord.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens verdachte vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde moord, nu verdachte als gevolg van een hevige gemoedsbeweging zou hebben gehandeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Volgens de advocaat-generaal zou verdachte [slachtoffer] voor de woning hebben opgewacht en is hij [slachtoffer] vervolgens met het mes in de hand te lijf gegaan toen deze naar buiten kwam. Hieruit zou de bewezenverklaring van voorbedachte raad volgen.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer daadwerkelijk heeft opgewacht voor de woning. Weliswaar waren de gemoederen bij de woordenwisseling in de achtertuin hoog opgelopen, maar er bestaan geen aanwijzingen dat verdachte erop uit is geweest hieraan een (gewelddadig) vervolg te geven nadat hij door de voordeur het huis was uitgeleid. Evenmin bestaan er aanwijzingen dat verdachte er rekening mee moest houden dat [slachtoffer] achter hem aan zou komen wanneer hij eenmaal buiten was.
Het hof houdt het ervoor dat verdachte er niet van op de hoogte was dat [slachtoffer] zo kort na hem aan de voorzijde van de woning zou verschijnen. Partijen bevinden zich slechts enkele meters van elkaar vandaan wanneer zij elkaar ontwaren. Verdachte reageert op de aanstormende [slachtoffer] door op hem af te lopen. Dan ontstaat het gevecht tussen beiden waarbij verdachte zijn mes gebruikt.
Het hof is van oordeel dat in deze omstandigheden niet geoordeeld kan worden dat verdachte berekenend te werk is gegaan en dat hij de tijd en de gelegenheid heeft gehad zich te beraden over zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan.
Aldus acht het hof de voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van feit 2 primair (poging tot doodslag)
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarnaast als volgt.
Het slachtoffer [benadeelde] is gewond geraakt toen zij [slachtoffer] en verdachte uit elkaar wilde halen. Uit de medische informatie volgt dat [benadeelde] steekverwondingen aan haar hals en pink heeft opgelopen, alsook een grote snijverwonding aan de linkerzijde van haar linkerborst.
Uit de feitelijke vaststelling volgt dat alleen verdachte een mes heeft gehanteerd. De door de raadsman geopperde mogelijkheid dat het slachtoffer [slachtoffer] [benadeelde] zou hebben gestoken, verwerpt het hof. Deze suggestie vindt - anders dan in de verklaring van verdachte - geen enkele steun in de verklaringen zoals die zich in het dossier bevinden. Daarnaast overweegt het hof dat uit de feitelijke vaststelling volgt dat verdachte [benadeelde] opzettelijk heeft gestoken. Het hof volgt verdachte niet waar hij verklaart dat hij [benadeelde] niet heeft gezien. Het hof acht dit gelet op hetgeen getuige [getuige] en [benadeelde] hier zelf over verklaren, niet aannemelijk. [benadeelde] bevond zich in de directe nabijheid van [slachtoffer]. Door in die situatie in de richting van [slachtoffer] te steken nam verdachte willens en wetens het risico dat hij ook [benadeelde] zou raken met zijn mes. De verwondingen die [benadeelde] van het steken heeft opgelopen zijn naar het oordeel van het hof aan te merken als potentieel dodelijke verwondingen, nu de messteken zijn toegebracht in de directe omgeving van vitale lichaamsdelen en slagaders in de hals en in de borst.
Door aldus te handelen heeft verdachte opzettelijk geprobeerd om [benadeelde] van het leven te beroven. Het hof acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
- 1.
subsidiair:
hij op 07 mei 2011 in de gemeente [gemeente] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes, voornoemde [slachtoffer] meermalen in de borst/buik (hartstreek) gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
- 2.
primair:
hij op 07 mei 2011 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] meermalen met een mes in de borst en de hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- -
opzet om immateriële schade toe te brengen;
- -
aantasting in de persoon door lichamelijk letsel, schade aan eer en goede naam of op andere wijze (zoals inbreuk op de persoonlijke levenssfeer);
- -
bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Onder shockschade wordt geestelijk letsel verstaan dat is veroorzaakt door de directe waarneming van of confrontatie met een ongeval of misdrijf dat een naaste overkomt. Shockschade valt onder aantasting in de persoon ex artikel 6:106 BW en kan daardoor aanspraak geven op vergoeding van immateriële schade. Er moet dan wel sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (Taxibusarrest, HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240). Affectieschade (verdriet om het overlijden van een naaste) wordt in artikel 6:106 BW niet genoemd. Vergoeding van affectieschade kent het recht vooralsnog niet.
Bij de behandeling van de vordering tot vergoeding van shockschade is de maatstaf of de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert als bedoeld in artikel 361 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Zoals uit de wetsgeschiedenis is af te leiden, heeft de vordering van de benadeelde partij in het strafproces een accessoir karakter. De behandeling van deze civiele vordering in het strafgeding mag niet ten koste gaan van een vlotte afhandeling van de strafzaak.
Anders dan de benadeelde partij, en met de verdediging, is het hof van oordeel dat het hier gaat om een juridisch en feitelijk gecompliceerde schadevergoedingskwestie. Immers, een aantal juridisch ingewikkelde vragen dienen beantwoord te worden, zoals:
- -
Is er sprake van versoepeling van de in het Taxibusarrest geformuleerde confrontatie-eis in geval van ernstige misdrijven?
- -
Kan het geestelijk letsel in rechte worden vastgesteld? Is er sprake van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld?
- -
Is er sprake van shockschade en/of affectieschade? Hoe verhouden deze zich tot elkaar met het oog op het vaststellen van de omvang van de schade?
Het hof is van oordeel dat een zorgvuldige beantwoording van deze vragen nader onderzoek en tijd vergt en dat de burgerlijke rechter bij uitstek het forum is waar deze vragen beantwoord moeten worden. Een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen door het hof in de onderhavige strafprocedure zou een aanzienlijke vertraging en aldus een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal dan ook bepalen dat de vordering van de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Hierbij overweegt het hof dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheid oplevert om af te wijken van de standaard norm van oplegging van de vervangende hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (feiten 1 subsidiair en 2 primair)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.849,07. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat voor een bedrag van € 599,07 uit materiële schade, te weten reiskosten, medische kosten en beschadigde kleding. Voorts vordert zij een bedrag van
€ 1.250,- aan immateriële schade als gevolg van de haar toegebrachte verwondingen en een bedrag van € 10.000,- aan zogenaamde shockschade.
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet eenvoudig van aard zijn nu sprake is van een zekere mate van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 lid 1 BW. De vordering is onevenredig belastend voor een behandeling in het strafgeding. Voorts wordt verzocht voor elke € 1000,- die wordt toegewezen, 1 dag vervangende hechtenis op te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De materiële kosten zijn voldoende onderbouwd en door de raadsman niet weersproken. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. Ook de gevorderde immateriële schade van € 1.250,- is voldoende onderbouwd en niet inhoudelijk weersproken, zodat het hof ook dit deel van de vordering zal toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde shockschade overweegt het hof dat ook dit deel van de vordering voor toewijzing vatbaar is. Het hof begrijpt dat het voor [benadeelde] zowel een traumatische ervaring is geweest om zelf slachtoffer te worden van de steekpartij als om gezien te hebben hoe haar vriend door messteken om het leven werd gebracht. Deze gebeurtenissen hebben een zodanige hevige emotionele schok veroorzaakt dat hieruit geestelijk letsel is voortgevloeid. Door de psycholoog is geconstateerd dat [benadeelde] leidt aan een Post Traumatische Stress Stoornis. De hoogte van deze schade is deugdelijk gesteld en onderbouwd en de hoogte ervan is van de zijde van de verdediging niet weersproken. Derhalve zal het hof de post shockschade tot een bedrag van € 10.000,- toewijzen.
De gehele vordering wordt toegewezen. De hoogte van de schade bedraagt € 11.849,07, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Hierbij overweegt het hof dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheid oplevert om af te wijken van de standaard norm van oplegging van de vervangende hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
3:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 in de gemeente [gemeente] een wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Zavodi Cervena Zastava), en munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
doodslag.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde een beroep gedaan op noodweer(exces).
Volgens artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is niet strafbaar, hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Nu het hof de door de verdediging ter onderbouwing van een noodweersituatie aangevoerde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden verwerpt het hof het verweer. Met name acht het hof niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] voor de woning op verdachte is afgestormd en hem hierbij in de borst heeft gestoken en dat verdachte pas daarna zijn mes heeft gepakt om zich te verdedigen (p. 8/15 van de pleitnota).
Ook anderszins zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden dat verdachte zich tijdens of op enig moment voorafgaand aan de confrontatie met [slachtoffer] in een noodweersituatie heeft bevonden. Dit beroep wordt dan ook verworpen.
De verdediging heeft voorts een beroep gedaan op noodweerexces.
Nu het hof heeft vastgesteld dat er geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden dat verdachte zich tijdens of op enig moment voorafgaand aan de confrontatie met [slachtoffer] in een noodweersituatie heeft bevonden, kan een beroep op noodweerexces reeds om die reden niet slagen en verwerpt het hof eveneens het beroep op noodweerexces.
Onderdeel van het dossier zijn verschillende (onvolledige) rapportages omtrent verdachte. Omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum was het voor onderzoekers niet mogelijk om diagnostische conclusies te trekken, hoewel op basis van de beschikbare informatie verschillende diagnoses voorstelbaar waren. Het hof houdt verdachte met in achtneming van de rapportages voor volledig toerekeningsvatbaar.
Anderszins zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dus een strafbare dader.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 7 mei 2011 [slachtoffer], een jonge man van 34 jaar, gedood door hem tijdens een vechtpartij vele malen met een mes te steken en te raken. Daarnaast heeft hij [benadeelde] ernstige verwondingen toegebracht door ook haar met een mes - in onder meer de halsstreek - te steken. Bij het onderzoek in deze zaak werd in de woning van verdachte een pistool met munitie aangetroffen.
Verdachte heeft [slachtoffer] het meest fundamentele recht, namelijk het recht om te leven, ontnomen.
De agressieve en gewelddadige handelingen van verdachte getuigen van een gebrek aan respect voor het leven van anderen. Aan de nabestaanden van het overleden slachtoffer is veel en onherstelbaar leed toegebracht. Dit komt ook tot uitdrukking in de (schriftelijke) verklaringen van de moeder en van [benadeelde] als de vriendin van het slachtoffer.
Dat [benadeelde] niet dodelijk is getroffen is een kwestie van geluk geweest. [benadeelde] wordt door de littekens van haar wonden nog dagelijks herinnerd aan de verschrikkelijke gebeurtenissen van 7 mei 2011.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts gelet op het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld, met die kanttekening dat de laatste veroordeling wel geruime tijd geleden is geweest.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur dient te worden opgelegd. Deze straf dient met name ter vergelding van het leed dat verdachte de slachtoffers en de nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer] heeft aangedaan. Het hof heeft voor de hoogte van de straf daarnaast rekening gehouden met de schok die de door verdachte begane misdrijven in de samenleving te weeg heeft gebracht.
Alles afwegende, mede gezien het feit dat het hof in tegenstelling tot de advocaat-generaal en de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van moord maar van doodslag komt, zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren opleggen. Deze straf acht het hof niet alleen passend, maar ook geboden.
Beslag
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (te weten: een mes (steel warrion dolk), een honkbalknuppel (kleur zwart), drie zwaarden (maten 92, 74 en 47,5), een mes (chroom met gespleten punten), een stroomstootwapen (kleur zwart) en een mes (krom heft en lemmet)) zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 en 2 begane feiten aangetroffen. Zij behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang of de wet.
Het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (te weten: een pistool (crvena zastava 9 mm para), een pistoolholster (kleur zwart) en vier stuks munitie (geco 9x17 mm)). Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (te weten: een laptop inclusief tas, voeding en software (merk Acer, kleur zwart), een dagboek met diverse losse papieren (kleur rood), een computer (merk Thoshiba, kleur grijs), een filmcamera (merk Canon Fs100, kleur grijs) en een fototoestel (merk Sony cybershot, kleur zilver)). Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 1 subsidiair)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 16.571,16. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.571,16. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering bestaat voor een bedrag van € 6.614,86 uit kosten welke zij in verband met de uitvaart van haar zoon, [slachtoffer] heeft moeten maken. Voorts vordert zij een bedrag van € 10.000,- aan zogenaamde shockschade en een bedrag van € 156,30 voor reiskosten die zij in verband met de zittingen en bezoeken aan haar advocaat heeft moeten maken.
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet eenvoudig van aard zijn nu sprake is van een zekere mate van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 lid 1 BW. De vordering is onevenredig belastend voor een behandeling in het strafgeding. Daarnaast is de raadsman van mening dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat niet is voldaan aan de strenge eisen die voor toekenning van vergoeding van shockschade worden gesteld. Tot slot wordt verzocht bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor elke € 1000,-, één dag vervangende hechtenis op te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering voor wat betreft de uitvaart geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Uit de stukken in het dossier is gebleken dat de benadeelde partij voormelde kosten heeft gedragen, zodat ingevolge artikel 51a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 108, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Ook de reiskosten ad € 156,30 komen voor vergoeding in aanmerking. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde shockschade overweegt het hof dat vaststaat dat aan [benadeelde 2] onbeschrijfelijk leed is toegebracht als gevolg van de gewelddadige dood van [slachtoffer]. De vraag die het hof dient te beantwoorden is of dit leed op enigerlei wijze in juridische zin vertaald kan worden in een schadevergoeding.
Recht op vergoeding van immateriële schade ('smartengeld') bestaat slechts voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Artikel 6:106 BW somt limitatief op:
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
een mes (steel warrion dolk)
- -
een honkbalknuppel (kleur zwart)
- -
drie zwaarden (maten 92, 74 en 47,5)
- -
een mes (chroom met gespleten punten)
- -
een stroomstootwapen (kleur zwart)
- -
een mes (krom heft en lemmet).
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
een pistool (crvena zastava 9 mm para)
- -
een pistoolholster (kleur zwart)
- -
vier stuks munitie (geco 9x17 mm).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
een laptop inclusief tas, voeding en software (merk Acer, kleur zwart)
- -
een dagboek met diverse losse papieren (kleur rood)
- -
een computer (merk Thoshiba, kleur grijs)
- -
een filmcamera (merk Canon Fs100, kleur grijs)
- -
een fototoestel (merk Sony cybershot, kleur zilver).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.571,16 (zesduizend vijfhonderdeenenzeventig euro en zestien cent) bestaande uit € 6.571,16 (zesduizend vijfhonderdeenenzeventig euro en zestien cent) materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van € 6.571,16 (zesduizend vijfhonderdeenenzeventig euro en zestien cent) bestaande uit € 6.571,16 (zesduizend vijfhonderdeenenzeventig euro en zestien cent) materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.849,07 (elfduizend achthonderdnegenenveertig euro en zeven cent) bestaande uit € 599,07 (vijfhonderdnegenennegentig euro en zeven cent) materiële schade en € 11.250,00 (elfduizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van € 11.849,07 (elfduizend achthonderdnegenenveertig euro en zeven cent) bestaande uit € 599,07 (vijfhonderdnegenennegentig euro en zeven cent) materiële schade en € 11.250,00 (elfduizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 94 (vierennegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J.A.A.M. van Veen en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 3 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.