Vgl. HR 8 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4788, NJ 2010/339.
HR, 26-05-2015, nr. 14/01963
ECLI:NL:HR:2015:2091, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26-05-2015
- Zaaknummer
14/01963
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:2091, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑05‑2015; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9330, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:903, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:903, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:2091, Gevolgd
Uitspraak 26‑05‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 81.1 RO en strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase.
Partij(en)
26 mei 2015
Strafkamer
nr. S 14/01963
JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 3 mei 2013, nummer 24/001380-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden
3.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 10 en 11 kan het middel niet tot cassatie leiden.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2015.
Conclusie 07‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 81.1 RO en strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase.
Nr. 14/01963 Zitting: 7 april 2015 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verzoeker=verdachte] |
1. Verzoeker is bij arrest van 3 mei 2013 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens 1 subsidiair “doodslag”, 2. “poging tot doodslag” en 3. “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het Hof beslist over het beslag en op de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander op de wijze vermeld in het arrest.
2. Namens verzoeker heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt over de verwerping door het Hof van het met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde gedane beroep op noodweer(exces).
4. Ten laste van verzoeker is door het Hof onder 1 subsidiair bewezenverklaard dat:
“hij op 07 mei 2011 in de gemeente Almere opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes, voornoemde [slachtoffer] meermalen in de borst/buik (hartstreek) gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden”.
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof te Leeuwarden van 19 april 2013, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik was op 7 mei 2011 in [plaats] op de verjaardag van [betrokkene 1] . Ik zat samen met - onder meer - [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [slachtoffer] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] , [betrokkene 6] en [betrokkene 7] in de achtertuin. De confrontatie tussen [slachtoffer] en mij vond plaats voor de woning van [betrokkene 1] . Voor de woning van [betrokkene 1] sloeg ik met het mes om mij heen.
Ik ben op mijn rug in de bosjes beland. [slachtoffer] sloeg op mij in en ik bleef insteken op zijn lichaam.
Toen [slachtoffer] naar buiten kwam stond ik ongeveer één tuin verderop. Ik hoorde geroep, draaide mij om en zag dat [slachtoffer] op mij af kwam stormen.
Mijn mes haalde ik in de achtertuin uit mijn buidel, welke aan mijn rechterzij hing. In de woning heb ik het mes vervolgens in mijn linkerbroekzak opgeborgen omdat ik het mes niet meer nodig had.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, nummer PL2543 2011032145-16, d.d. 8 mei 2011 door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt (map [betrokkene 6] , pagina 14 t/m 16 van het dossierproces-verbaal met nummer 2011032145), inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 7 mei 2011 kreeg ik de melding dat een persoon gestoken was. Om 20.58 uur arriveerde ik samen met mijn collega ter plaatste op de [a-straat 1] te [plaats]. Omstreeks 21.34 uur gaf een personeelslid van de GGD aan mij verbalisant door dat het mannelijke slachtoffer in de ambulance ter plaatse was overleden. Het stoffelijk overschot is vervolgens naar het mortuarium van het Flevoziekenhuis te Almere gebracht.
3. Een proces-verbaal van confrontatie, nummer PL2540 2011032145-18, d.d. 8 mei 2011 door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt (map [betrokkene 6] , pagina 22 van het dossierproces-verbaal met nummer 2011032145), inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Op 8 mei 2011 bevonden wij ons in verband met een steekpartij waarbij een manspersoon was komen te overlijden in het Flevoziekenhuis in Almere. Wij hielden met de betrokkenen [betrokkene 5] en [betrokkene 8] een confrontatie met het stoffelijk overschot van [slachtoffer] . Wij hoorden beide zeggen dat het stoffelijk overschot [slachtoffer] betrof.
4. Een schriftelijk stuk, inhoudende: pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, overledene [slachtoffer] , d.d. 28 juli 2011 opgemaakt door P.M.I. van Driessche, arts en patholoog, inhoudende - zakelijk weergegeven - het sectieverslag:
Bij de sectie werd het lichaam van een man gezien met talrijke steek- en snijletsels. Het letsel links aan de borst, reikte doorheen de borstholte links tot in het hart.
Verspreid over het lichaam waren nog 12 scherprandige huiddefecten, verspreid over (hoofdzakelijk) de beide armen, de beide benen, de heupen en de onderrug, met wisselende afmetingen en met aansluitend korte steekkanalen. Verder waren verspreid over het lichaam (op ongeveer dezelfde lokalisatie als de scherprandige letsels) talrijke lijnvormige oppervlakkige huidbeschadigingen (krasletsel).
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt het intreden van de dood zondermeer verklaard door een harttamponnade en orgaanschade aan het hart ten gevolge van steekletsel links aan de borst.
5. Een proces-verbaal van verhoor aangever, nummer 2011032145, code 20110518.0930.6143, d.d. 18 mei 2011 door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt (map [betrokkene 6] , pagina 60 e.v. van het dossierproces-verbaal met nummer 2011032145), inhoudende – zakelijk weergegeven - als verklaring van aangeefster [betrokkene 5] :
Op het feestje is wel geblowd door [slachtoffer] en mij. Ik had drie wijntjes gedronken. [slachtoffer] heeft bier gedronken, die had best wel veel op. [slachtoffer] was wel dronken. [betrokkene 2] was nuchter en [verdachte] was er te kort om dronken te zijn geweest. [betrokkene 1] en [...] waren het meest dronken.
Het ging over taxi's. Op het moment dat [verdachte] op stond zag ik dat hij werd tegengehouden. Ik zag dat [slachtoffer] op stond. Ze stonden allebei tegelijk op. Ik heb [slachtoffer] meegenomen naar de achterkant van de tuin. Ik heb [slachtoffer] weer rustig gekregen. Ik heb gezien dat [verdachte] werd meegenomen door [betrokkene 2] . Ik heb [betrokkene 2] en [verdachte] weg zien gaan. Enige tijd later liep [slachtoffer] richting de voordeur. Ik ben achter hem aangelopen. Ik zie dat [verdachte] op ons afkomt. Ik stond vlak achter [slachtoffer] . [slachtoffer] liep ook op [verdachte] af. Hij deed zijn armen voor zijn hoofd. Hij was zich aan het afweren. Ik stond ongeveer op een meter afstand naast hun en riep: 'hou op, hou op'. Op dat moment voelde ik alsof er warm water op ons werd gegooid. Achteraf bleek dat mijn bloed te zijn. [verdachte] belandde in de bosjes. [slachtoffer] sloeg hem met zijn vuisten tegen het gezicht. [verdachte] is op ons alle twee afgelopen.
6. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster, nummer 2011032145, code 2011050813004645, d.d. 8 mei 2011 door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt (map [betrokkene 6] , pagina 53 t/m 58 van het dossierproces-verbaal met nummer 2011032145), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangeefster [betrokkene 5] :
Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] aanviel. Ik probeerde ze uit elkaar te halen. Ik schreeuwde en duwde hen. Toen ik [verdachte] en [slachtoffer] uit elkaar wilde halen ben ik gewond geraakt. Ik voelde dat er iets warms op mijn lichaam stroomde. Ik bloedde hevig aan mijn borst. Verder ben ik gewond geraakt aan mijn keel.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige, nummer 2011032145, code 2011050723234619, d.d. 8 mei 2011 door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt (map [betrokkene 6] , pagina 106 van het dossierproces-verbaal met nummer 2011032145), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [betrokkene 2] :
Zaterdag 7 mei 2011 was op het feest van [betrokkene 1] aan de [a-straat 2] te [plaats]. Ik hoorde dat er een discussie ontstond tussen [verdachte] en [slachtoffer] . [slachtoffer] reageerde boos. Ik zag en hoorde dat [verdachte] ook boos werd. Ik zag op een gegeven moment dat ze beiden opstonden. Ik zag dat [betrokkene 5] [slachtoffer] tegenhield. Ik zag dat [betrokkene 3] [verdachte] tegenhield. Ik zag dat [verdachte] uit zijn tasje een mes pakte. Ik zag dat het mes was ingeklapt. Ik zag dat [verdachte] opgefokt was en besloot om [verdachte] mee te nemen naar buiten. Ik heb [verdachte] bij zijn pols gepakt en heb hem meegenomen. Ik heb [verdachte] door het huis meegenomen en ben naar de voorkant gelopen. Ik zei tegen [verdachte] dat ik een nieuwe auto had. Ik wilde hem de bumper van mijn BMW laten zien. Ik wilde met [verdachte] een stuk gaan rijden om hem af te laten koelen en weg te zijn. Ik zag toen dat [betrokkene 5] en [slachtoffer] tegelijkertijd naar buiten stormden. [slachtoffer] liep als een soort tank naar buiten en riep van alles. Ik zag dat [slachtoffer] en [verdachte] naar elkaar toe liepen. Ik zag dat [verdachte] gelijk op [slachtoffer] en [betrokkene 5] in begon te steken. Het mes was toen uitgeklapt. Ik zag dat [verdachte] met een bocht stak, dus meer als een hoek zoals een hoek in kickboksen. Ik zag dat [verdachte] ter hoogte van hun hoofden stak. Ik zag dat [verdachte] echt op allebei instak. De manier waarop [verdachte] stak zou ik niet omschrijven als blinde woede maar als berekenend. Alle steken die ik gezien heb waren raak. [slachtoffer] bleef echter doorlopen en probeerde [verdachte] te slaan. Ik zag dat [verdachte] ten val kwam in de bosjes. Ik zag [verdachte] stekende bewegingen maken. Ik schat 15 à 20 keer. Ik zag dat [slachtoffer] op [verdachte] in sloeg. Ik zag dat [slachtoffer] opzij rolde en al strompelend op zijn hurken naar achteren liep en op het trottoir op zijn rug viel. Ik zag toen dat [verdachte] wegrende. Ik zag dat [betrokkene 5] een snijwond aan haar linkerzijkant ter hoogte van haar borst had. Ik zag [slachtoffer] een steekwond in zijn borst had. Ik zag dat [slachtoffer] meerdere steekwonden in zijn arm had. Ik ben bij [slachtoffer] gebleven totdat de mensen van de ambulance het overnamen.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] d.d. 12 december 2011 door de rechter-commissaris opgemaakt, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [betrokkene 2] :
Ik heb [verdachte] bij de arm gepakt en meegetrokken naar de straat voor het huis. Buiten probeerde ik hem af te leiden, maar hij ging er niet op in. Na een aantal minuten kwamen [slachtoffer] en [betrokkene 5] naar buiten. [verdachte] en ik stonden voor de tuin van de buren.
Ik heb niets in de handen van [slachtoffer] gezien.
[verdachte] liep naar [slachtoffer] toe en probeerde zowel [slachtoffer] als [betrokkene 5] in de nek te steken.
9. Een proces-verbaal van verhoor getuige, nummer 2011032145, code 201105181330, d.d. 18 mei 2011 door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt (map [betrokkene 6] , pagina 91 e.v. van het dossierproces-verbaal met nummer 2011032145), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [betrokkene 7] :
[betrokkene 2] en [verdachte] liepen in de richting van de auto van [betrokkene 2] . Toen ik terug naar binnen liep stond [slachtoffer] binnen in de woonkamer. [slachtoffer] was heel erg boos. Er werd nog door enkele personen geprobeerd om [slachtoffer] weer terug te krijgen in de tuin, maar dat ging niet. [betrokkene 2] en [verdachte] waren toen nog buiten. [slachtoffer] vloog [verdachte] aan.
Toen [verdachte] uit de bosjes kwam had hij het geopende mes nog vast en rende daarmee weg.
Op het feestje werd bier en whisky gedronken en er werd wiet gerookt.
10. Een schriftelijk stuk, inhoudende: een brief betreffende [betrokkene 5] d.d. 23 juni 2011 opgemaakt door H.B. Dols, huisarts Gezondheidscentrum West, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 mei 2011 was [betrokkene 5] betrokken bij een steekincident. Als gevolg hiervan had ze een kleine wond in halsgebied en bij de linker pink. Deze wonden zijn met hechtpleisters behandeld. Aan de onderzijde van linkerborst heeft zij een grote snijverwonding gehad van ongeveer 20 cm lengte. Deze is gehecht in het ziekenhuis.
11. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof te Leeuwarden van 19 april 2013, inhoudende - zakelijk weergegeven –
als verklaring van getuige [betrokkene 2] :
Op 7 mei 2011 was ik nuchter. Ik had geen alcohol gedronken of drugs gebruikt.
[slachtoffer] en [verdachte] waren kennissen van mij. [slachtoffer] was geen vriend van mij. Ik ken hem niet heel goed. [verdachte] ken ik beter. [verdachte] kwam ik weleens tegen op straat of in de kroeg. Ik had het telefoonnummer van [verdachte] niet.
[verdachte] en [slachtoffer] liepen op elkaar af. U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat [verdachte] [slachtoffer] met een bocht stak. Dat kan ik mij nog heel goed herinneren. Ik wil u wel voordoen hoe hij stak. [verdachte] stak [slachtoffer] zoals je iemand een hoek geeft.
als waarneming van het hof:
De voorzitter deelt mee als waarneming van het hof dat de getuige een zwaaibeweging naar boven gericht maakt. De getuige brengt de elleboog van zijn rechterarm naar voren en doet hierbij zijn hand naar achteren en vervolgens naar voren.
als verklaring van getuige [betrokkene 2] :
Ik heb gezien dat het bij [betrokkene 5] op dezelfde manier ging. [betrokkene 5] werd op dezelfde manier door [verdachte] gestoken. Zij stond bij [slachtoffer] .”
6. Voorts heeft het Hof in de bestreden uitspraak het volgende overwogen:
“Overweging ten aanzien van het bewijs
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de feiten als volgt vast.
Op 7 mei 2011 zijn onder andere verdachte, [slachtoffer] , [betrokkene 5] en [betrokkene 2] op het verjaardagsfeestje van [betrokkene 1] . Op een gegeven moment ontstaat er in de achtertuin van de woning een discussie tussen verdachte en [slachtoffer] . Ze worden boos op elkaar, staan op en moeten door anderen uit elkaar worden gehouden. Verdachte heeft hierbij een ingeklapt mes in zijn hand dat hij uit een aan zijn rechterzijde van de romp gedragen buidel heeft gehaald. [slachtoffer] heeft niets in zijn handen. [betrokkene 5] trekt haar vriend [slachtoffer] mee naar de achterzijde van de (achter)tuin. [betrokkene 2] pakt woedende verdachte bij de arm en neemt hem door de woning mee naar buiten aan de voorkant van de woning. Verdachte - die linkshandig is - doet zijn mes in de linkerbroekzak. [betrokkene 2] wil verdachte zijn nieuwe auto laten zien en een stuk met hem gaan rijden om hem te laten afkoelen. [slachtoffer] wil vertrekken en hij en [betrokkene 5] gaan de woning in. In de woning proberen enkele personen [slachtoffer] , die nog steeds boos is, weer de tuin in te krijgen maar dat lukt niet. Ongeveer twee minuten later - als [betrokkene 2] en verdachte aan de voorzijde van de woning ter hoogte van het huis van de buren staan - komen [slachtoffer] en [betrokkene 5] naar buiten. Zodra [slachtoffer] verdachte ziet stormt hij op hem af. Verdachte loopt op zijn beurt op [slachtoffer] af, hij heeft hierbij een uitgeklapt mes in zijn hand en maakt daarmee zwaaiende bewegingen ter hoogte van nek en hoofd van [slachtoffer] . [slachtoffer] verweert zich met zijn armen terwijl hij naar voren blijft lopen in de richting van verdachte. Verdachte wordt achteruit gedreven en komt achterwaarts in de bosjes terecht. In de bosjes slaat [slachtoffer] in op verdachte en blijft verdachte insteken op [slachtoffer] , die zich dan boven hem bevindt.
Uiteindelijk is [slachtoffer] omhooggekomen, op zijn hurken achterwaarts gevallen en is verdachte er vandoor gegaan met medeneming van het mes.
[slachtoffer] en [betrokkene 5] hebben na deze vechtpartij beide bloedende verwondingen.
[slachtoffer] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. Uit de sectie blijkt dat het lichaam van [slachtoffer] talrijke steek -en snijwonden vertoonde op met name de armen, de heupen, de benen en de onderrug. Als gevolg van het letsel links aan de borst, welk letsel door de borstholte tot in het hart reikte, is [slachtoffer] overleden.
[betrokkene 5] is gewond geraakt. Uit de medische informatie blijkt dat [betrokkene 5] steekverwondingen aan haar hals en pink heeft opgelopen, alsook een grote snijverwonding aan de linkerzijde van haar linkerborst.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 mei 2011 opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Bij de vaststelling van de feiten heeft het hof zich in belangrijke mate laten leiden door hetgeen door getuige [betrokkene 2] is verklaard. Deze getuige heeft tegenover de politie, de rechter-commissaris en ter zitting in hoger beroep verklaringen afgelegd. Naar het oordeel van het hof zijn deze verklaringen betrouwbaar; ze zijn gedetailleerd, consistent en vinden steun in andere verklaringen. Hierbij acht het hof ook van belang dat [betrokkene 2] een kennis was van zowel [slachtoffer] als verdachte en in tegenstelling tot de meeste andere aanwezigen op het feestje niet onder invloed was van alcohol of drugs. Het hof volgt de raadsman niet in de suggestie dat door deze getuige (of andere getuigen) is getracht het onderzoek te beïnvloeden in een poging een hogere straf voor verdachte te bewerkstelligen. Hiervoor bestaan geen aanwijzingen.
(…)
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde een beroep gedaan op noodweer(exces).
Volgens artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is niet strafbaar, hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Nu het hof de door de verdediging ter onderbouwing van een noodweersituatie aangevoerde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden verwerpt het hof het verweer. Met name acht het hof niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] voor de woning op verdachte is afgestormd en hem hierbij in de borst heeft gestoken en dat verdachte pas daarna zijn mes heeft gepakt om zich te verdedigen (p. 8/15 van de pleitnota).
Ook anderszins zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden dat verdachte zich tijdens of op enig moment voorafgaand aan de confrontatie met [slachtoffer] in een noodweersituatie heeft bevonden. Dit beroep wordt dan ook verworpen.
De verdediging heeft voorts een beroep gedaan op noodweerexces.
Nu het hof heeft vastgesteld dat er geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden dat verdachte zich tijdens of op enig moment voorafgaand aan de confrontatie met [slachtoffer] in een noodweersituatie heeft bevonden, kan een beroep op noodweerexces reeds om die reden niet slagen en verwerpt het hof eveneens het beroep op noodweerexces.”
7. Het Hof heeft overwogen dat het niet aannemelijk geworden acht dat [slachtoffer] voor de woning op verzoeker is afgestormd en hem hierbij in de borst heeft gestoken en dat verzoeker pas daarna zijn mes heeft gepakt om zich te verdedigen. In het licht van de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof daarmee bedoeld tot uitdrukking te brengen dat zowel het steken door [slachtoffer] als het aangevoerde moment waarop verzoeker zijn mes heeft gepakt niet aannemelijk zijn geworden. Deze bewijsmiddelen houden immers in dat [slachtoffer] – met lege handen - op verzoeker is afgelopen/afgestormd en dat verzoeker min of meer tegelijkertijd op [slachtoffer] is afgelopen terwijl hij met een uitgeklapt mes zwaaiende en stekende bewegingen maakte ter hoogte van [slachtoffers] nek en hoofd en gelijk, op een berekenende manier, op hem (en [betrokkene 5] ) instak. Gelet op deze vaststellingen acht ik de verwerping door het Hof van het beroep op noodweer(exces) allerminst onbegrijpelijk, waarbij ik in aanmerking heb genomen dat de door het Hof vastgestelde gedragingen van verzoeker naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als te zijn gericht op de confrontatie met [slachtoffer] .1.
8. Het middel faalt.
9. Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM in cassatie is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
10. De stukken van het geding houden het volgende in. Op 8 mei 2013 is door het Openbaar Ministerie in de onderhavige zaak beroep in cassatie ingesteld. Namens verzoeker is op 16 mei 2013 beroep in cassatie ingesteld. Het Openbaar Ministerie heeft bij akte van 15 augustus 2013 het cassatieberoep ingetrokken. De stukken van het geding zijn op 2 oktober 2013 bij de Hoge Raad binnengekomen. Naar aanleiding van de intrekking van het cassatieberoep op 15 augustus 2013 is het dossier op 17 december 2013 aan het Hof geretourneerd. Klaarblijkelijk is toen het door de verzoeker ingestelde cassatieberoep over het hoofd gezien. Op 14 april 2014 is het dossier opnieuw bij de Hoge Raad binnengekomen. De raadsman van verzoeker is van de datum van deze binnenkomst via de zogenoemde mededeling betekening op de hoogte gesteld.
11. Het middel gaat ervan uit dat de stukken van het geding op 14 april 2014 bij de Hoge Raad zijn binnengekomen en dat derhalve de hier geldende inzendtermijn van zes maanden is overschreden. Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken meen ik dat moet worden uitgegaan van 2 oktober 2013 als datum waarop de stukken van het geding voor het eerst bij de Hoge Raad zijn binnengekomen. Dat betekent dat de inzendtermijn van zes maanden niet is overschreden.
12. Het middel faalt mitsdien.
13. De middelen falen en kunnen, lijkt mij, worden afgedaan met de in art. 81, eerste lid, RO bedoelde motivering.
14. Door de hierboven bij de bespreking van het tweede middel geschetste gang van zaken heeft de behandeling van het cassatieberoep vertraging opgelopen. De Hoge Raad zal daardoor niet binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep uitspraak doen. Dat dient te leiden tot strafvermindering.
15. Andere gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑04‑2015