Rb. Zeeland-West-Brabant, 26-05-2015, nr. AWB 14/5748
ECLI:NL:RBZWB:2015:3615, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
26-05-2015
- Zaaknummer
AWB 14/5748
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2015:3615, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26‑05‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:4370, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
Wet inkomstenbelasting 2001
- Vindplaatsen
NTFR 2015/2034 met annotatie van mr. N. ten Broek
Uitspraak 26‑05‑2015
Inhoudsindicatie
Bekendmaking en toezendadres De herinnering en aanmaning voor het doen van aangifte IB zijn niet op een juiste wijze bekendgemaakt nu deze stukken zijn verstuurd naar het woonadres van belanghebbende in plaats van naar het adres dat belanghebbende aan de belastingdienst had doorgegeven. De inspecteur heeft de aanslag opgelegd uitgaande van omkering van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte. Dat is onjuist. Nu de aanslag en uitspraak berusten op het juridisch onjuiste uitgangspunt van omkering van de bewijslast, wordt de zaak teruggewezen naar de inspecteur om opnieuw uitspraak te doen.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 14/5748
uitspraak van 26 mei 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: aanslag IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.235. Gelijktijdig is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 226.
1.2.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 4 september 2014 de aanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 12 september 2014, ontvangen bij de rechtbank op 16 september 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.6.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Feiten
2.2.
In 2011 was belanghebbende aandeelhouder van [A BV], welke vennootschap alle aandelen in [B BV] hield. Op 19 oktober 2010 heeft een huiszoeking plaatsgevonden waarbij door de FIOD de aanwezige administratie tot en met 19 oktober 2010 is meegenomen. Beide vennootschappen zijn in 2013 ontbonden.
2.4.
Op 19 april 2012 heeft de gemachtigde van belanghebbende de Belastingdienst verzocht om het toezendadres voor correspondentie ten behoeve van onder meer belanghebbende te wijzigen in zijn kantooradres, [adres 1] te [plaats X].
2.5.
Bij brieven van 19 juli 2013 en 22 augustus 2013 is belanghebbende herinnerd aan en aangemaand tot het doen van aangifte inkomstenbelasting (verder: IB) 2011. Deze brieven zijn verstuurd naar het woonadres van belanghebbende, [adres 2] te [plaats X].
2.6.
Door belanghebbende is geen aangifte IB 2011 ingediend. Ook over de jaren 2012 en 2013 zijn (nog) geen aangiften IB ingediend.
2.7.
Aan belanghebbende, woonachtig in [plaats X], is een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011 opgelegd. Het inkomen uit werk en woning, € 42.235, betreft een schatting. Tegelijkertijd is aan belanghebbende een verzuimboete van € 226 opgelegd wegens het niet doen van aangifte.
3. Geschil
3.1.
In geschil zijn de volgende vragen:
Is er reden voor omkering van de bewijslast omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan?
Is terecht een verzuimboete van € 226 opgelegd?
Heeft de inspecteur de hoogte van de aanslag willekeurig vastgesteld?
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de ambtshalve aanslag en de opgelegde verzuimboete tot nihil.
3.4.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.1.
Belanghebbende heeft over het onderhavige jaar geen aangifte IB gedaan. De aanslag is ambtshalve opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.235.
4.1.2.
Op grond van artikel 27e, aanhef en onderdeel a van de AWR, wijst de rechter, indien niet de vereiste aangifte is gedaan, het beroep af, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar of de aanslag onjuist is (verschuiving en verzwaring van de bewijslast). Een belastingplichtige heeft niet de vereiste aangifte gedaan indien hij deze niet heeft ingediend binnen de hem daartoe bij de uitnodiging tot het doen van aangifte gegeven termijn (artikel 6 van de AWR).
4.1.3.
Belanghebbende heeft de aangifte niet ingediend binnen de termijn die was gesteld bij de uitnodiging tot het doen van aangifte. Ten tijde van de indiening van het beroep had hij nog steeds geen aangifte gedaan. De herinnering en aanmaning zijn blijkens de door de inspecteur overgelegde stukken verzonden naar het huisadres van belanghebbende. In het beroepschrift stelt belanghebbende : “Daarnaast is de aanmaning welke de belastingdienst beweert te hebben verzonden, niet verzonden naar het juiste adres.” De rechtbank leidt uit de term “beweert” af dat belanghebbende ontkent die aanmaning te hebben ontvangen.
4.1.4.
Naar het oordeel van de rechtbank hadden de herinnering en aanmaning gezonden moeten worden naar het adres van gemachtigde, zijnde [adres 1] te [plaats X], gelet op de doorgegeven adreswijziging in de brief van belanghebbende van 19 april 2012. Nu de inspecteur dat niet heeft gedaan zijn de herinnering en aanmaning niet op correcte wijze bekendgemaakt. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de stelling van belanghebbende dat de aanmaning hem niet heeft bereikt. De omstandigheid dat het door de inspecteur gebruikte toezendadres het woonadres is van belanghebbende doet daaraan niet af. Dat heeft, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:930, tot gevolg dat de aanmaning niet tot stand is gekomen. Belanghebbende kan dan niet worden verweten dat hij niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn aangifte heeft gedaan. Het gegeven dat de aanmaning door de inspecteur alsnog bekend is gemaakt bij de uitspraak op bezwaar, doet aan dit oordeel niet af. Belanghebbende kon toen niet meer de aangifte doen binnen de in die aanmaning gestelde termijn omdat die al voorbij was.
4.1.5.
Hetgeen onder 4.1.4. is overwogen, leidt tot het oordeel dat er geen reden is voor omkering van de bewijslast vanwege het niet tijdig doen van aangifte en dat de boete ten onrechte is opgelegd.
4.2.1.
De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.235. De inspecteur heeft in het verweerschrift gesteld dat dat niet te hoog is omdat belanghebbende als (indirect) enig aandeelhouder van [B BV] geacht wordt een loon te hebben genoten van € 41.000. Belanghebbende heeft daar tegenin gebracht dat [B BV] geen activiteiten meer verrichtte na de inbeslagname van de administratie door de FIOD in 2010 en dat belanghebbende dus ook geen werkzaamheden meer verrichtte voor deze B.V. zodat er geen grond is voor bijtelling van gebruikelijk loon als bedoeld in artikel 12a Wet op de Loonbelasting 1964. De inspecteur heeft niet tegengesproken dat er geen activiteiten meer waren (blijkbaar ook niet in de holding, [A BV]). Dan is er geen reden voor bijtelling van een bedrag van € 41.000 aan gebruikelijk loon.
4.2.2.
In de conclusie van dupliek heeft de inspecteur vervolgens verwezen naar het toetsingsinkomen voor de toeslagen. Er is echter geen enkele grond om aan te nemen dat belanghebbende een zodanig inkomen heeft verdiend.
4.2.3.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is voor de hoogte van het inkomen van belanghebbende. Belanghebbende bestrijdt echter niet dat hij inkomen heeft genoten. Zijn stelling dat hij daar geen gegevens over heeft omdat zijn administratie bij de FIOD ligt, snijdt geen hout omdat die administratie in 2010 in beslag is genomen. De inbeslagname heeft dus geen gevolgen voor 2011.
4.3.
Nu de inspecteur uitspraak heeft gedaan uitgaande van omkering en verzwaring van de bewijslast, berust die uitspraak op een onjuist juridisch uitgangspunt. De rechtbank ziet daarin aanleiding de zaak terug te wijzen naar de inspecteur om opnieuw uitspraak te doen met inachtneming van het oordeel over de bewijslastverdeling.
4.4.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en wijst de zaak terug naar de inspecteur om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van het oordeel over de bewijslastverdeling.
Deze uitspraak is gedaan op 26 mei 2015 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.