CRvB, 03-01-2017, nr. 16/1937 PW
ECLI:NL:CRVB:2017:39
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
03-01-2017
- Zaaknummer
16/1937 PW
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2017:39, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 03‑01‑2017; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 6:3 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
JB 2017/61
USZ 2017/72
Uitspraak 03‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Intrekken en terugvorderen. Vermogen in buitenland. Verzoek om Kimliknummers is 'procedure' besluit, in dit geval niet appellabel. Mededeling dat gevolgen worden verbonden aan niet verstrekken is mededeling van informatieve aard.
16/1937 PW
Datum uitspraak: 3 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
23 februari 2016, 15/2459 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2016. Namens appellanten is verschenen mr. Küçükünal. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.P. van den Berg.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen ter aanvulling op een onvolledig ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet met ingang van 1 januari 2008 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
1.2.
Op 8 april 2015 heeft appellante telefonisch aan de Svb doorgegeven dat ze graag wil afzien van de AIO-aanvulling. De Svb-medewerker heeft appellante erop gewezen dat, ook wanneer van de AIO-aanvulling wordt afgezien, het eerder toegezonden formulier ‘Verblijf en vermogen buiten Nederland’ (formulier) moet worden teruggestuurd. De Svb heeft op 14 april 2015 het door appellanten ingevulde en ondertekende formulier ontvangen. Op het formulier hebben appellanten opgegeven dat zij samen met hun kinderen eigenaar zijn van een woning en een stuk grond buiten Nederland.
1.3.
Bij besluit van 20 april 2015 (besluit 1) heeft de Svb de uitbetaling van de
AIO-aanvulling per 1 mei 2015 geblokkeerd op de grond dat informatie is ontvangen waaruit blijkt dat appellanten vanaf 14 april 2015 mogelijk meer vermogen hebben dan bij de Svb bekend is. De Svb heeft er hierbij op gewezen dat in de meegestuurde brief is vermeld welke informatie de Svb van appellanten nodig heeft. In bedoelde brief van - eveneens - 20 april 2015 heeft de Svb appellanten verzocht om vóór 4 mei 2015 nader vermelde gegevens in te leveren, waaronder hun Turkse identiteitsnummers, de zogeheten TC Kimliknummers (informatieverzoek).
1.4.
Bij brief van 17 april 2015, bij de Svb ingekomen op 24 april 2015, heeft appellante de Svb laten weten geen AIO-aanvulling meer te willen ontvangen.
1.5.
Bij besluit van 15 mei 2015 (besluit 2) heeft de Svb, onder verwijzing naar de mededeling van appellanten dat zij geen AIO-aanvulling meer willen ontvangen, de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 mei 2015 beëindigd (lees: ingetrokken). In dit besluit heeft de Svb voorts het volgende medegedeeld (mededeling):
“Uw recht op AIO-aanvulling stopt op 1 mei 2015, maar over de periode vanaf 1 januari 2008 tot en met 30 april 2015 moeten wij nog bekijken of u het juiste bedrag aan aanvulling heeft gekregen. Als u een verkeerd bedrag hebt ontvangen, ontvangt u hierover nog een brief van ons.”
1.6.
Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen besluit 1 en tegen het daaraan verbonden informatieverzoek. Appellanten hebben eveneens bezwaar gemaakt tegen besluit 2 en de daarin opgenomen mededeling.
1.7.
Bij besluit van 7 oktober 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb de bezwaren tegen de besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard voor zover het de blokkering en de intrekking per 1 mei 2015 betreft en niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betreft het informatieverzoek en de mededeling. Aan de gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar heeft de Svb ten grondslag gelegd dat het informatieverzoek en de mededeling geen rechtsgevolgen behelzen en daarom geen besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.8.
Bij besluit van 2 februari 2016 heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken en de over de periode van januari 2008 tot en met april 2015 gemaakte kosten van AIO-aanvulling tot een bedrag van € 23.269,12 van appellanten teruggevorderd. Aan dit besluit, waarover thans een beroepsprocedure bij de rechtbank aanhangig is, heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellanten beschikken over vermogen in het buitenland.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren tegen het informatieverzoek en tegen de mededeling, en niet-ontvankelijk voor zover het beroep is gericht tegen de ongegrondverklaring van de bezwaren tegen de blokkering en de intrekking.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover daarbij het beroep ongegrond is verklaard. Zij voeren aan dat het in het vooruitzicht gestelde onderzoek naar hun recht op AIO-aanvulling vanaf 1 januari 2008 en het in het kader daarvan opvragen van hun TC Kimliknummers op rechtsgevolg gerichte handelingen zijn en dus moeten worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Appellanten hebben in dit verband naar voren gebracht dat het gebruik van TC Kimliknummers onrechtmatig is, maar dat zij verplicht zijn om de gevraagde TC Kimliknummers te verstrekken, aangezien het niet voldoen aan het informatieverzoek gevolgen kan hebben voor hun recht op AIO-aanvulling. Volgens appellanten is het rechtsgevolg in feite dus al ingetreden met besluit 1.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het verzoek om TC Kimliknummers te verstrekken moet worden aangemerkt als een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit aangaande het recht op
AIO-aanvulling. Op grond van het bepaalde in artikel 6:3 van de Awb is een dergelijke beslissing niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat het verzoek om TC Kimliknummers te verstrekken appellanten, los van het voor te bereiden besluit - dat op 2 februari 2016 is genomen - rechtstreeks in hun belang treft. Het bezwaar van appellanten richt zich in feite tegen het - in de visie van appellanten onrechtmatig - gebruik van TC Kimliknummers bij het onderzoek naar het recht op AIO-aanvulling. Appellanten kunnen hun bezwaar daartegen, zonder dat daaraan (overwegende) nadelen voor hen zijn verbonden, naar voren brengen in de procedure aangaande het intrekkingsbesluit. Vergelijk de uitspraak van 12 mei 1999, ECLI:NL:CRVB:1999:AA8541.
4.2.
De stelling van appellanten dat het niet voldoen aan het informatieverzoek reeds gevolgen zou kunnen hebben voor hun recht op AIO-aanvulling, kan niet worden gevolgd. De gevolgen van het al dan niet voldoen aan het informatieverzoek, nog daargelaten of dit voor appellanten gelet op de intrekking van de AIO-aanvulling per 1 mei 2015 gevolgen zou kunnen hebben voor het recht op de AIO-aanvulling, treden immers eerst in bij een besluit over het recht op de AIO-aanvulling. Daarbij kan het bezwaar van appellanten tegen het informatieverzoek ten volle worden getoetst in de thans aanhangige procedure tegen het besluit van 2 februari 2016. Vergelijk de uitspraken van 8 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP6186 en 18 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2768.
4.3.
De mededeling is te beschouwen als een niet op rechtsgevolg gerichte mededeling van informatieve aard. De mededeling houdt immers slechts in dat (mogelijk) onderzoek zal worden gedaan naar het recht op AIO-aanvulling over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 april 2015.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink als voorzitter en W.F. Claessens en
F. Hoogendijk als leden, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2017.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) J. Smolders
HD