Einde inhoudsopgave
Regeling zeevarenden
Artikel 10.6 Ervaring in verschillende bedrijfstakken
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
23-01-2019, Stcrt. 2019, 5566 (uitgifte: 11-02-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/4405)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-01-2019, Stcrt. 2019, 5566 (uitgifte: 11-02-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/4405)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs wordt ervaring, opgedaan in een relevante functie in een van de bedrijfstakken handelsvaart, zeegaande zeilvaart, zeevisvaart of de Koninklijke Marine, gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in een van de andere genoemde bedrijfstakken, met dien verstande dat in de bedrijfstak waarvoor de vernieuwing van het vaarbevoegdheidsbewijs is aangevraagd, ten minste 3 maanden ervaring is opgedaan in een functie waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs is vereist. Deze eis geldt niet voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functies als scheepswerktuigkundige op schepen in de handelsvaart en in de zeevisvaart en voor het behoud van een vaarbevoegdheid in een relevante functie in een andere bedrijfstak dan die waarin de zeevarende op het moment van de aanvraag tot vernieuwing werkzaam is.
2.
Voor de berekening van de ervaring, bedoeld in het eerste lid, wordt de ervaring, opgedaan in een van de functies als maritiem officier en in de functie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen, herleid naar ervaring, opgedaan in de functies als stuurman of werktuigkundige, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.5.
3.
Onze Minister besluit welke ervaring, opgedaan in een functie bij de Koninklijke Marine, voor de berekening van de ervaring, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen.