Einde inhoudsopgave
Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen
Artikel 13 Financiële middelen en financieringsmechanismen
Geldend
Geldend vanaf 17-05-2004
- Bronpublicatie:
22-05-2001, Trb. 2001, 171 (uitgifte: 22-10-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-2004, Trb. 2004, 169 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Partij verplicht zich waar dat tot haar mogelijkheden behoort financiële ondersteuning en prikkels ten behoeve van nationale activiteiten die bedoeld zijn om de doelstellingen van dit Verdrag te realiseren, in overeenstemming met haar nationale plannen, prioriteiten en programma's.
2.
De ontwikkelde landen die Partij zijn verschaffen nieuwe en aanvullende financiële middelen teneinde de Partijen die ontwikkelingslanden zijn en de Partijen met een overgangseconomie in staat te stellen de overeengekomen totale marginale kosten van uitvoeringsmaatregelen te dekken die hen in staat stellen hun verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag na te komen, zoals overeengekomen tussen een ontvangende Partij en een aan het in het zesde lid bedoelde mechanisme deelnemende entiteit. Andere Partijen kunnen eveneens op vrijwillige basis en in overeenstemming met hun mogelijkheden dergelijke financiële middelen verschaffen. Bijdragen vanuit andere bronnen dienen eveneens te worden aangemoedigd. Bij de uitvoering van deze verplichtingen wordt rekening gehouden met de behoefte aan passende, voorzienbare en tijdige financiering en het belang van verdeling van de lasten over de bijdragende Partijen.
3.
Ontwikkelde landen die Partij zijn, en andere Partijen in overeenstemming met hun mogelijkheden en in overeenstemming met hun nationale plannen, prioriteiten en programma's, kunnen tevens financiële middelen voor hulp bij de uitvoering van dit Verdrag verstrekken en de Partijen die ontwikkelingslanden zijn en Partijen met een overgangseconomie kunnen tevens financiële middelen voor hulp bij de uitvoering van dit Verdrag ontvangen, via andere bilaterale, regionale en multilaterale bronnen of kanalen.
4.
De mate waarin de Partijen die ontwikkelingslanden zijn hun verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag daadwerkelijk nakomen is afhankelijk van de daadwerkelijke nakoming door de ontwikkelde landen die Partij zijn van hun verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag met betrekking tot de financiële middelen, technische bijstand en overdracht van technologie. Rekening wordt gehouden met het feit dat duurzame economische en sociale ontwikkeling en beëindiging van armoede absolute prioriteit genieten bij de Partijen die ontwikkelingslanden zijn; hierbij wordt eveneens rekening gehouden met de behoefte aan de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.
5.
De Partijen houden bij hun activiteiten op het gebied van financiering ten volle rekening met de bijzondere behoeften en speciale situatie van de minstontwikkelde landen en kleine eilandstaten die in ontwikkeling zijn.
6.
Hierbij wordt een mechanisme gedefinieerd voor het verschaffen van passende en duurzame financiële middelen aan Partijen die ontwikkelingslanden zijn en Partijen met een overgangseconomie bij wijze van gift of onder gunstige voorwaarden om hen bij te staan bij de uitvoering van het Verdrag. Voor de toepassing van dit Verdrag functioneert het mechanisme onder het gezag en onder de leiding van de Conferentie van de Partijen, waaraan verantwoording wordt afgelegd. Het beheer ervan wordt opgedragen aan een of meerdere entiteiten, waaronder bestaande internationale entiteiten, naar gelang de Conferentie van de Partijen besluit. Het mechanisme kan eveneens andere entiteiten omvatten die multilaterale, regionale en bilaterale financiële en technische bijstand leveren. De bijdragen aan het mechanisme komen naast andere financiële overmakingen aan Partijen die ontwikkelingslanden zijn en Partijen met een overgangseconomie zoals bedoeld in het tweede lid en in overeenstemming met dat lid.
7.
Overeenkomstig de doelstellingen van dit Verdrag en overeenkomstig het zesde lid, neemt de Conferentie van de Partijen tijdens haar eerste zitting richtsnoeren ten behoeve van het mechanisme aan en komt zij met de aan het financiële mechanisme deelnemende entiteit of entiteiten regelingen overeen voor de uitvoering hiervan. Deze richtsnoeren behelzen onder meer:
- a.
de vaststelling van prioriteiten op het gebied van beleid, strategie en programma's, alsmede duidelijke en gedetailleerde criteria en richtsnoeren met betrekking tot de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toegang tot en gebruikmaking van financiële middelen, met inbegrip van een regelmatige monitoring en toetsing van het gebruik daarvan;
- b.
de verstrekking door de entiteit of entiteiten van periodieke rapporten aan de Conferentie van de Partijen inzake de opportuniteit en duurzaamheid van de financiering van activiteiten die verband houden met de uitvoering van dit Verdrag;
- c.
de bevordering van methoden, mechanismen en regelingen waarbij een beroep wordt gedaan op meerdere financieringsbronnen;
- d.
de modaliteiten voor de voorspelbare en duidelijke vaststelling van het benodigde en beschikbare bedrag voor de uitvoering van dit Verdrag, rekening houdend met het feit dat voor de beëindiging van persistente organische verontreinigende stoffen langdurige financiering nodig kan zijn, en de voorwaarden waaronder dit bedrag periodiek wordt herzien; en
- e.
de wijze waarop aan de belanghebbende Partijen bijstand wordt verleend inzake de raming van behoeften, en informatie wordt verstrekt over beschikbare financieringsbronnen en financieringswijzen teneinde hen in staat te stellen de onderlinge coördinatie te vergemakkelijken.
8.
De Conferentie van de Partijen beoordeelt uiterlijk tijdens haar tweede zitting en daarna periodiek, de doeltreffendheid van het ingevolge dit artikel ingestelde mechanisme, de capaciteit ervan om te voldoen aan de veranderende behoeften van Partijen die ontwikkelingslanden zijn en Partijen met een overgangseconomie, de in het zevende lid bedoelde criteria en richtsnoeren, de hoogte van financiering alsmede de doeltreffendheid van de institutionele entiteiten die belast zijn met het beheer van het financieringmechanisme. Aan de hand van deze beoordeling treft de Conferentie van de Partijen indien nodig passende maatregelen ter verbetering van de doeltreffendheid van het mechanisme, onder andere door middel van aanbevelingen en richtsnoeren inzake maatregelen ter waarborging van passende en duurzame financiering teneinde in de behoeften van de Partijen te voorzien.