NJB 2016/1087
Voordeelsontneming en draagkracht: in beginsel dient de draagkracht aan de orde te worden gesteld in de executiefase. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen dan met vrucht worden opgeworpen indien aanstonds duidelijk is dat de betrokkene op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. In casu hoefde het hof het omtrent de draagkracht van betrokkene aangevoerde niet op te vatten als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359 lid 2 tweede volzin Sv
HR 17-05-2016, ECLI:NL:HR:2016:860
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 mei 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers
- Zaaknummer
15/00779
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:860, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑05‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:355, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2016
- Wetingang
Essentie
Voordeelsontneming en draagkracht: in beginsel dient de draagkracht aan de orde te worden gesteld in de executiefase. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen dan met vrucht worden opgeworpen indien aanstonds duidelijk is dat de betrokkene op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. In casu hoefde het hof het omtrent de draagkracht van betrokkene aangevoerde niet op te vatten als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359 lid 2 tweede volzin Sv
Uitspraak
Inleiding:
Procedure tot voordeelsontneming. Het middel klaagt dat het hof in strijd met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.