Einde inhoudsopgave
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 06-01-2014
- Redactionele toelichting
De toelichting bij deze wijziging is gecorrigeerd via een rectificatie (27-12-2013).
- Bronpublicatie:
12-12-2013, Stcrt. 2013, 35444 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: WBN2013/6)
- Inwerkingtreding
06-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2013, Stcrt. 2013, 35444 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: WBN2013/6)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
VII RRWN-1. Toelichting ad artikel VII, eerste lid, RRWN
De artikelen van deze Rijkswet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
De Rijkswetten van 21 december 2000 (Stb. 618) en van 18 april 2002 (Stb. 222) tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap, zijn beide in werking getreden op 1 april 2003.
N.B. Artikel V, tweede lid, RRWN, dat betrekking heeft op herstel in het Nederlanderschap van personen die het Nederlanderschap hebben verloren op grond van artikel 15, aanhef en onder c, RWN (oud), is reeds in werking getreden op 1 februari 2001.
VII RRWN-2. Toelichting ad artikel VII, tweede lid, RRWN
De onderdelen c en d van artikel 8, eerste lid, zoals deze komen te luiden ingevolge artikel I, onderdeel J van deze rijkswet zijn niet van toepassing op verzoeken ingediend voor de datum van de inwerkingtreding van dit onderdeel.
§ 1. Verzoeken ingediend vóór inwerkingtreding van de RRWN (1 april 2003)
Deze toelichting is vervallen in 2014.
§ 2. Overgangsregeling voor verzoeken ingediend na inwerkingtreding van de RRWN
Vreemdelingen kunnen niet altijd onmiddellijk een verzoek om naturalisatie indienen bij de gemeente, bijvoorbeeld omdat zij daartoe eerst een afspraak bij de gemeente moeten maken en pas op een latere datum door de gemeente worden uitgenodigd om een verzoek om naturalisatie in te dienen. Om te voorkomen dat vreemdelingen, die zich nog vóór de inwerkingtreding van de RRWN bij de gemeente hebben gemeld voor het indienen van een verzoek om naturalisatie, door dit gemeentelijk afsprakensysteem zouden worden geconfronteerd met de nieuwe regelgeving, geldt de volgende overgangsregeling op grond van artikel 73, eerste lid, BVVN (zie ook de toelichting bij artikel 73 BVVN):
Het BVVN is niet van toepassing op verzoeken om naturalisatie indien:
- —
de verzoeker vóór 1 april 2003 bij de gemeente kennisgeving deed van zijn ‘voornemen tot naturalisatie’; én
- —
dit ‘voornemen tot naturalisatie’ werd ingediend in verband met een gemeentelijk afsprakensysteem; én
- —
dit ‘voornemen tot naturalisatie’ uiterlijk op 1 juli 2003 is omgezet in een daadwerkelijk verzoek om naturalisatie, tenzij deze datum wordt overschreden door toedoen van de gemeente; én
- —
de verzoeker onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de RRWN voldeed aan alle wettelijke voorwaarden en richtlijnen voor naturalisatie, die onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de RRWN van toepassing waren.
Het BVVN is evenmin van toepassing indien de verzoeker houder is van een WA-onbep, indien:
- —
de verzoeker vóór 1 april 2003 bij de gemeente kennisgeving deed van zijn ‘voornemen tot naturalisatie’; én
- —
dit ‘voornemen tot naturalisatie’ werd ingediend in verband met een gemeentelijk afsprakensysteem; én
- —
de verzoeker ten tijde van de indiening van zijn voornemen ten minste vier jaar maar nog geen vijf jaar onafgebroken woonplaats of werkelijk verblijf in Nederland had; én
- —
dit ‘voornemen tot naturalisatie’ uiterlijk op 1 juli 2003 is omgezet in een daadwerkelijk verzoek om naturalisatie, tenzij deze datum wordt overschreden door toedoen van de gemeente; én
- —
de verzoeker onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de RRWN voldeed aan alle wettelijke voorwaarden — met uitzondering van de vereiste verblijfstermijn — en richtlijnen voor naturalisatie, die onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de RRWN van toepassing waren.
Mede van toepassing op artikel 8, derde, vierde en vijfde lid
Artikel VII, tweede lid RRWN, nodig om de onmiddellijke toepassing van de nieuwe eis van artikel 8 lid 1 en onder c RWN op de reeds ingediende verzoeken tegen te gaan, is in oktober 2001 in de wettekst opgenomen. De twee redenen om de voorwaarden van de naturalisatietoets en ‘toelating en hoofdverblijf niet van toepassing te willen laten zijn op voor 1 april 2003 ingediende naturalisatieverzoeken op voor 1 april 2003 ingediende naturalisatieverzoeken staan in de memorie van toelichting (Tweede Kamer, 2001–2002, 2839, nr. 3). Het betreft grote rechtsonzekerheid bij degenen die al een naturalisatieverzoek hadden ingediend en grotere werklast voor de administratie — lees: Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Hoewel artikel VII, tweede lid RRWN niet uitdrukkelijk de naturalisatieverzoeken noemt die worden ingediend op grond van de leden 3, 4 en 5 van artikel 8, moet het overgangsrecht met betrekking tot ‘toelating en hoofdverblijf ook van toepassing worden geacht op die verzoeken.