V-N 2014/58.7
Zesmaandsfictie vormt geen toereikende basis om beboetbaar feit aan te nemen. Redelijke termijn
HR 07-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3117, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 november 2014
- Magistraten
Feteris, Koopman, Schaap, Fierstra, Wortel
- Zaaknummer
14/01595
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS919403:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑11‑2014
ECLI:NL:HR:2014:3117, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑11‑2014
- Wetingang
art. 67f AWR; art. 6 lid 2 EVRM; art. 30a Wet LB 1964
Essentie
De Hoge Raad beslist dat de fictie van art. 30a Wet LB 1964 geen toereikende basis vormt om een beboetbaar feit aan te nemen. Volgt verwijzing. De vergrijpboeten moeten gematigd worden vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Samenvatting
Vof X exploiteert een autopoetsbedrijf. Tijdens een bedrijfsbezoek van de Belastingdienst en Arbeidsinspectie op 2 februari 2010 worden drie personen aangetroffen die bezig zijn met het reinigen/poetsen van auto’s (hierna: de drie personen). Nadat de controleurs de werkruimte hebben betreden en te kennen geven waarvoor zij komen, rennen de drie personen weg uit het bedrijf. Twee van hen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.