Rb. Utrecht, 25-09-2009, nr. SBR 08/1220 BELEI
ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ8852
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
25-09-2009
- Zaaknummer
SBR 08/1220 BELEI
- LJN
BJ8852
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ8852, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 25‑09‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 25‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Trefwoorden: subsidie, op de zaak betrekking hebbende stukken, subsidieplafond, vooringenomenheid. Samenvatting: Eiseres heeft aangevraagd in het kader van het subsidieprogramma Resultaten Ontwikkelingssamenwerking (PRO) bij de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO). De NCDO heeft de aanvraag beoordeeld volgens het zogenoemde tender-systeem, hetgeen inhoudt dat verweerder de in een afgebakende periode ingediende aanvragen gelijktijdig onderling inhoudelijk beoordeelt en ten opzichte van elkaar rangschikt op basis van punten per eigenschap van het project. De aanvraag van eiseres is afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de NCDO in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. Uit de toelichting bij de PRO blijkt dat de NCDO een ruim toetsingskader voor ogen heeft gestaan op de eigenschap aanvullendheid. Niet in te zien valt dan ook waarom de NCDO de aanvraag van eiseres niet heeft kunnen toetsen aan het totale aanbod van informatievoorziening over internationale ontwikkelingssamenwerking. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet heeft aangetoond dat met haar project voornamelijk mensen zullen worden bereikt die nog niet bij internationale samenwerking zijn betrokken. De rechtbank volgt eiseres voorts niet in haar standpunt dat de NCDO haar inzage had moeten geven in de aanvragen voor de andere projecten om te kunnen beoordelen of het terecht is dat sommige andere projecten wel punten toegekend hebben gekregen voor bijvoorbeeld het aspect ‘doelgroep’ en haar project niet. Eiseres heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 21 januari 2008 (LJN: BC2707). De NCDO heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 juni 2009 (LJN: BJ2689). Met de NCDO is de rechtbank van oordeel dat de stukken die betrekking hebben op de concurrerende aanvragen geen op de onderhavige zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van de artikelen 7:4, tweede lid, en 8:42, eerste lid, van de Awb. Daartoe is met name redengevend dat bij het aan de aanvraag van eiseres toekennen van punten op de verschillende onderdelen geen vergelijking is gemaakt met de concurrerende aanvragen maar met het gehele aanbod aan projecten in Nederland op het gebied van internationale ontwikkelingssamenwerking. Onder die omstandigheden voert het te ver om voor een beoordeling van het toegekende puntenaantal aan de aanvraag van eiseres inzage te verschaffen in alle overige in die maand ingediende aanvragen. De NCDO was derhalve niet gehouden deze stukken in de bezwaarfase voor eiseres ter inzage te leggen dan wel in de beroepsfase aan de rechtbank te doen toekomen. Beroep ongegrond.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 08/1220 BELEI
uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 25 september 2009
inzake
Stichting Streetwise Network,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
tegen
de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO), verweerder.
Inleiding
- 1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 maart 2008, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 5 oktober 2007 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder geweigerd aan eiseres subsidie toe te kennen.
- 1.2.
Het geding is behandeld ter zitting van 19 februari 2009, waar eiseres is vertegenwoordigd door [X], werkzaam als voorzitter bij eiseres.
Namens verweerder is verschenen mr. S. van Heukelom-Verhage, werkzaam bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.
- 1.3.
Na afloop van de behandeling ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst ten einde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 25 februari 2009 de gevraagde informatie aan de rechtbank doen toekomen. Na ontvangst van de reactie van de gemachtigde van eiseres daarop heeft de rechtbank op 30 maart 2009 het onderzoek gesloten. Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
- 1.4.
Op 16 juni 2009 heeft de rechtbank het onderzoek heropend teneinde verweerder een nadere toelichting te vragen op een ter zitting ingenomen standpunt. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 10 juli 2009 haar reactie doen toekomen. Bij brief van 24 juli 2009 heeft eiser hierop gereageerd. Bij brief van 3 september 2009 heeft verweerder een nadere reactie ingezonden. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 13 september 2009. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten en de datum voor het doen van uitspraak bepaald op heden. Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb.
Overwegingen
- 2.1.
Op 31 augustus 2007 heeft eiseres een subsidie aangevraagd in het kader van het subsidieprogramma Resultaten Ontwikkelingssamenwerking (PRO) voor de uitvoering van het project Wereldburgers.tv. Het doel van dit project is om op internet een nieuwsportaal te ontwikkelen met innovatieve, informatieve en interactieve elementen voor particuliere initiatieven voor ontwikkelingssamenwerking. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
- 2.2.
De rechtbank stelt voorop dat aan verweerder - binnen het kader van de toepasselijke regelgeving - een ruime mate van discretie toekomt bij de beslissing of, in welke mate, en voor welke doeleinden subsidie wordt verstrekt. Reden waarom de rechtbank gehouden is het bestreden besluit met terughoudendheid te toetsen. Slechts indien geoordeeld moet worden dat verweerder niet in redelijkheid tot het afwijzende besluit heeft kunnen komen dan wel dat het besluit is genomen in strijd met de wet of in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel, is plaats voor vernietiging van het besluit.
- 2.3.
In de subsidievoorwaarden die betrekking hebben op het PRO is bij onderdeel C: Ranking uiteengezet dat de beoordeling van aanvragen om subsidie verloopt volgens een zogenoemd tendersysteem, hetgeen inhoudt dat verweerder de in een afgebakende periode ingediende aanvragen gelijktijdig onderling inhoudelijk beoordeelt en ten opzichte van elkaar rangschikt op basis van punten per eigenschap van het project.
- 2.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag van eiseres voldeed aan de instapeisen genoemd onder A en B van het PRO. De aanvraag is afgewezen omdat deze een lagere score heeft behaald in vergelijking met de andere subsidieaanvragen die in de maand augustus 2007 bij verweerder zijn ingediend. Verweerder heeft de ingediende projectvoorstellen beoordeeld aan de hand van zes eigenschappen op basis waarvan verweerder een score heeft toegekend aan de projecten. De zes eigenschappen zijn doelgroepen, publieksbereik, kostenbaten verhouding, bereiksduur, resultaten IS en aanvullendheid. De aanvraag van eiseres heeft op de onderdelen doelgroepen en aanvullendheid geen punten behaald.
- 2.5.
Eiseres heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat verweerder niet gerechtigd was in het kader van de beoordeling van de aanvullendheid van zijn project, zijn aanvraag te vergelijken met projecten die niet onder de PRO-regeling vallen. Verweerder heeft hierover opgemerkt dat zij bij de beoordeling van de eigenschap aanvullendheid een bredere, meer algemene toetsing uitvoert, hetgeen ook blijkt uit de toelichting op de eigenschap aanvullendheid. In deze toelichting staat vermeld dat ‘als er binnen Nederland weinig aandacht is voor het onderwerp van het project of het land waarop het project betrekking heeft en/of wanneer de vorm of methode van een project (nog) relatief weinig voorkomt, dit project punten krijgt. Een project dat handelt over een land of onderwerp waar al vaker aandacht aan wordt besteed of dat een al veel voorkomende formule hanteert krijgt geen punten’, aldus de toelichting. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat verweerder bij het opstellen van de subsidievoorwaarden op dit onderdeel een ruim toetsingskader voor ogen heeft gestaan. De rechtbank acht dit niet onredelijk. Niet in te zien valt dan ook waarom verweerder de aanvraag van eiseres niet heeft kunnen toetsen aan het totale aanbod van informatievoorziening over internationale ontwikkelingssamenwerking. Dat daaronder ook projecten vallen die (mede) door verweerder zelf worden geïnitieerd doet hieraan niet af.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts niet aannemelijk geworden dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag van eiseres onvoldoende aanvullend is op het bestaande totale aanbod.
Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft verweerder zich bij het maken van de vergelijking niet hoeven beperken tot het aanbod van websites die handelen over het particulier initiatief, zoals door eiseres bepleit.
- 2.6.
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder ten onrechte aan het onderdeel doelgroepen nul punten heeft toegekend. Met verweerder is de rechtbank evenwel van oordeel dat eiseres niet heeft aangetoond dat met haar project voornamelijk mensen zullen worden bereikt die nog niet bij internationale samenwerking zijn betrokken. Eiseres heeft zich beroepen op een in haar opdracht uitgevoerd onderzoek door Trendbox naar de vraag hoe groot het potentieel bereik is van haar project. De rechtbank stelt echter vast dat eiseres heeft nagelaten de onderzoeksresultaten bij haar aanvraag te voegen. Echter nog afgezien daarvan zegt de becijfering dat het project een potentieel bereik heeft van 1,8 miljoen Nederlanders in de leeftijd 20+ nog niets over de doelgroepen die bereikt worden. Met hetgeen aan de aanvraag ten grondslag is gelegd en met hetgeen later door eiseres is aangevoerd, heeft eiseres het standpunt van verweerder dan ook onvoldoende weerlegd.
- 2.7.
Eiseres heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verweerder haar inzage had moeten geven in de aanvragen voor de andere projecten om te kunnen beoordelen of het terecht is dat sommige andere projecten wel punten toegekend hebben gekregen voor bijvoorbeeld het aspect ‘doelgroep’ en haar project niet. Eiseres heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 21 januari 2008 (LJN: BC2707). Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de uitspraak van de rechtbank Arnhem voor verweerder niet de verplichting kan worden afgeleid om in deze zaak inzage in de concurrerende aanvragen te geven. In deze zaak heeft de waardering van de aanvraag plaatsgevonden aan de hand van absolute criteria, waaraan bepaalde scores zijn toegekend. Daarbij is geen vergelijking gemaakt met andere, concurrerende aanvragen. In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 21 januari 2008 ging het om een tendersysteem waarbij de subsidieaanvragen zijn beoordeeld op basis van een instapcriterium, waarna tussen de subsidiabele aanvragen een prioritering is aangebracht aan de hand van een subjectief criterium. Verweerder heeft verder nog verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 juni 2009 (LJN: BJ2689). Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de stukken die betrekking hebben op de concurrerende aanvragen geen op de onderhavige zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van de artikelen 7:4, tweede lid, en 8:42, eerste lid, van de Awb. Daartoe is met name redengevend dat bij het aan de aanvraag van eiseres toekennen van punten op de verschillende onderdelen geen vergelijking is gemaakt met de concurrerende aanvragen maar met het gehele aanbod aan projecten in Nederland op het gebied van internationale ontwikkelingssamenwerking. Onder die omstandigheden voert het te ver om voor een beoordeling van het toegekende puntenaantal aan de aanvraag van eiseres inzage te verschaffen in alle overige in die maand ingediende aanvragen. Verweerder was derhalve niet gehouden deze stukken in de bezwaarfase voor eiser ter inzage te leggen dan wel in de beroepsfase aan de rechtbank te doen toekomen.
- 2.8.
Met betrekking tot het standpunt van eiseres dat verweerder in strijd met artikel 4:27 van de Awb het subsidieplafond niet voor aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld heeft bekendgemaakt, overweegt de rechtbank als volgt. Bij brief van 25 februari 2009 heeft verweerder de aankondiging van het subsidieprogramma, gepubliceerd in de Staatscourant van 8 december 2006, aan de rechtbank en aan eiseres doen toekomen. In deze aankondiging is opgenomen dat het beschikbaar budget voor het PRO voor het jaar 2007 € 2.400.000,- (met een subsidieplafond van € 200.000,- per maand) bedraagt. Gelet hierop kan de stelling van eiseres dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 4:27 van de Awb, geen doel treffen. De omstandigheid dat verweerder in de maand augustus 2007 feitelijk meer geld, namelijk € 262.500,- had te besteden omdat in de voorafgaande maanden minder subsidie was verstrekt dan het maandelijkse plafond, leidt niet tot het oordeel dat verweerder het subsidieplafond voor de maand augustus 2007 willekeurig en achteraf heeft vastgesteld. Daarbij acht de rechtbank bovendien van belang dat eiseres door deze handelwijze van verweerder op geen enkele wijze is benadeeld.
- 2.9.
Eiseres heeft zich in het verlengde hiervan op het standpunt gesteld dat verweerder in de maand augustus 2007 niet het gehele beschikbare budget van € 262.500,- heeft besteed en dat het bedrag van € 11.277,- dat overbleef aan haar had dienen te worden uitgekeerd, nu zij in de ranking de eerstvolgende was. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat ervan uitgegaan werd dat, gelet op de aanvraag om subsidie van € 150.000,- door eiseres, met dit in verhouding geringe bedrag de uitvoering van het project niet mogelijk zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt kunnen stellen. Niet in te zien valt op grond waarvan eiseres aanspraak kan maken op dit bedrag, zodat verweerder niet gehouden was het overschot van de maand augustus 2007 aan eiseres toe te kennen.
- 2.10.
Eiseres heeft tot slot gesteld dat verweerder het bestreden besluit niet zonder vooringenomenheid heeft genomen. De omstandigheid dat verweerder vanuit een afzonderlijke strategie investeert in een voor eiseres concurrerend project, te weten Mambapoint.tv, impliceert niet dat hij de aanvraag om subsidie van eiseres niet zonder vooringenomenheid zou kunnen toetsen aan de programmaeisen. In dit geval geven de door eiseres aangedragen omstandigheden noch de stukken of het verhandelde ter zitting aanleiding voor het oordeel dat verweerder die toets met vooringenomenheid zou hebben verricht.
- 2.11.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich met de in het bestreden besluit gegeven motivering in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het projectvoorstel van eiseres niet voor subsidieverlening in aanmerking komt.
- 2.12.
Het beroep is ongegrond. Hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Ebbens, als voorzitter, en mr. R.F.B. van Zutphen en mr. G.C. van Gelein Vitringa-Boudewijnse, als leden, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2009.
De griffier: De voorzitter:
mr. M.L. Bressers mr. J. Ebbens
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.