Einde inhoudsopgave
Arbeidstijdenbesluit
Artikel 4.8:1 Aanwezigheidsdienst
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2008
- Bronpublicatie:
10-10-2007, Stb. 2007, 396 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-10-2007, Stb. 2007, 396 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
De artikelen 5:3, tweede lid, 5:5, tweede lid, 5:7, tweede tot en met vierde lid, en 5:8 van de wet zijn niet van toepassing, indien de aard van de arbeid het noodzakelijk maakt dat de arbeid regelmatig of voor een aanzienlijk deel in een aanwezigheidsdienst wordt verricht en dit door het op een andere wijze organiseren van de arbeid redelijkerwijs niet is te voorkomen.
2.
Een aanwezigheidsdienst wordt, met inachtneming van het derde, vierde of vijfde lid, uitsluitend bij collectieve regeling aan een werknemer van 18 jaar of ouder opgelegd. Elk beding waarin op andere wijze dan in de eerste zin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde, vierde of vijfde lid is nietig.
3.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer:
- a.
ten hoogste 52 maal in elke periode van 26 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd;
- b.
ten hoogste gemiddeld 48 uren per week in elke periode van 26 achtereenvolgende weken arbeid verricht;
- c.
zowel voorafgaand aan als aansluitend op een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren, en
- d.
in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren een rusttijd heeft van ten minste 90 uren, welke rusttijd bestaat uit een onafgebroken rustperiode van ten minste 24 uren, alsmede zes onafgebroken rustperioden van ten minste 11 uren, waarbij onafgebroken rustperioden aaneengesloten kunnen zijn.
4.
Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het vijfde lid, van het derde lid, onderdeel c of d, in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken, indien de aard van de arbeid of bedrijfsomstandigheden dat objectief rechtvaardigen. Elk beding, waarbij op een andere wijze dan in de vorige zin is bepaald, wordt afgeweken van dit lid, is nietig.
5.
Bij toepassing van het vierde lid organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer:
- a.
zowel voorafgaand aan als aansluitend op een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren, welke rusttijd in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren eenmaal mag worden ingekort tot ten minste 10 uren alsmede eenmaal mag worden ingekort tot ten minste 8 uren, indien, nadat een dergelijke inkorting van de rusttijd heeft plaatsgevonden, de daarop volgende onafgebroken rustperiode ten minste 11 uren bedraagt en wordt verlengd met ten minste het aantal uren dat de voorafgaande onafgebroken rustperiode minder bedraagt dan 11 uren;
- b.
onverminderd onderdeel a, in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren een rusttijd heeft van ten minste 90 uren, welke rusttijd bestaat uit een onafgebroken rustperiode van ten minste 24 uren, alsmede vier onafgebroken rustperioden van ten minste 11 uren, een onafgebroken rustperiode van ten minste 10 uren, en een onafgebroken rustperiode van ten minste 8 uren, waarbij onafgebroken rustperioden aaneengesloten kunnen zijn.