Hof Arnhem, 03-07-2008, nr. 24-002159-07
ECLI:NL:GHARN:2008:BD6160, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
03-07-2008
- Zaaknummer
24-002159-07
- LJN
BD6160
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BD6160, Uitspraak, Hof Arnhem, 03‑07‑2008; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BL6733, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BL6733
Uitspraak 03‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Hof veroordeelt verdachte wegens het medeplegen van poging tot moord op haar echtgenoot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren. Verdachte heeft gepoogd tezamen en vereniging met medeverdachte, met wie zij een buitenechtelijke relatie had, haar echtgenoot van het leven te beroven. Verdachte heeft haar echtgenoot het medicijn Oxazepam toegediend en heeft vervolgens op koelbloedige wijze in de keel/hals van haar slapende echtgenoot gesneden. De raadsman van verdachte heeft betoogd dat er bij verdachte sprake was van vrijwillige terugtred, omdat zij de plaats delict niet heeft verlaten en vrijwel direct zelf het alarmnummer heeft gebeld. Enkel door de actie van verdachte is de hulpdienst ter plaatse gekomen en heeft het slachtoffer de nodige medische verzorging gekregen, aldus de raadsman. Het hof verwerpt het verweer. Naar het oordeel van het hof mist het betoog van de raadsman feitelijke grondslag. Verdachte heeft zelf verklaard dat zij nadat zij de keel van haar echtgenoot had doorgesneden, de woning is uitgelopen. Haar echtgenoot werd hierna wakker en heeft hevig bloedend om hulp geroepen. De oudste zoon is hierop naar beneden gekomen, heeft hem een handdoek gegeven om op de wond te drukken en heeft om zijn moeder geroepen. Hierop is verdachte de woonkamer ingekomen en heeft vervolgens pas het alarmnummer gebeld. In het kader van de strafoplegging overweegt het hof (onder meer) dat de rechtsorde ernstig is geschokt door deze koelbloedige poging tot moord. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer en hun kinderen groot leed berokkend. Het slachtoffer moet verder leven met het gegeven dat zijn (ex-)echtgenote heeft geprobeerd hem te doden, om haar buitenechtelijke relatie voort te zetten. De kinderen moeten verder leven met het gegeven dat hun moeder om die reden hun vader heeft geprobeerd te vermoorden. Ten slotte houdt het hof rekening met de vaststelling dat het feit verdachte slechts in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend. Voor oplegging van een hogere gevangenisstraf - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - ziet het hof geen aanleiding.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002159-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-440125-07
Arrest van 3 juli 2008 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 augustus 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Overijssel, PIV HvB Zwolle te Zwolle,
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing genomen over de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van voorarrest en de vordering van de benadeelde partij bij wijze van voorschot hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 2000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 mei 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 13 mei 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Verweer van de raadsman
De raadsman heeft ter zitting van het hof - zakelijk weergegeven- betoogd dat er bij verdachte sprake was van vrijwillige terugtred, omdat zij na het plegen van het misdrijf de plaats delict niet heeft verlaten en vrijwel direct zelf het alarmnummer heeft gebeld. Enkel door de actie van verdachte is de hulpdienst ter plaatse gekomen en heeft [slachtoffer] de nodige medische zorg gekregen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het betoog van de raadsman mist feitelijke grondslag. Verdachte heeft zelf verklaard dat zij nadat ze het slachtoffer in de woonkamer de keel had doorgesneden eerst de woning heeft verlaten en naar buiten is gelopen. Ondertussen werd het slachtoffer, aan wie door verdachte versuffende middelen waren toegediend, wakker en merkte dat hij gewond was en (hevig) bloedde. Hij is naar de trap gelopen en heeft om hulp geroepen. Op dit hulpgeroep is zijn oudste zoon, die boven lag te slapen, naar beneden gekomen. Hij heeft zijn vader een handdoek gegeven om op de wond te drukken en heeft om zijn moeder geroepen. Verdachte is daarop bij het slachtoffer in de woonkamer gekomen en heeft vervolgens pas het alarmnummer gebeld. Aldus is het misdrijf naar het oordeel van het hof niet voltooid ten gevolge van omstandigheden die van de wil van verdachte onafhankelijk zijn. Het hof verwerpt het verweer.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van poging tot moord.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door drs. H. Scharft, psycholoog NIP, d.d. 20 juli 2007 een psychologisch rapport uitgebracht. Voorts is er door C.J.F. Kemperman, zenuwarts, d.d. 20 juli 2007 een psychiatrisch rapport uitgebracht.
In de rapporten wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de haar ten laste gelegde feiten een zodanige gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond dat deze feiten haar slechts in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt vorenstaande conclusies over en maakt die tot de zijne.
Het hof acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van haar ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tezamen met [medeverdachte] gepoogd haar echtgenoot, [slachtoffer], van het leven te beroven. Verdachte en [medeverdachte], met wie zij een buitenechtelijke relatie had, hebben hiertoe maandenlang uitvoerig verschillende scenario's besproken. Uiteindelijk kwamen ze tot het besluit [slachtoffer] te versuffen met medicijnen en hem vervolgens de keel door te snijden.
Nadat zij samen een geschikt mes hadden gekocht heeft [medeverdachte] aan verdachte oxazepam gegeven. Verdachte heeft haar echtgenoot de oxazepam toegediend en heeft vervolgens op koelbloedige wijze in de keel/hals van haar slapende echtgenoot gesneden. Een en ander vond 's nachts plaats in de echtelijke woning van [slachtoffer] en verdachte, terwijl hun twee kinderen lagen te slapen. De oudste van de twee kinderen heeft zijn vader gevonden nadat deze bloedend en om hulp roepend onderaan de trap stond.
Door deze koelbloedige poging tot moord is de rechtsorde ernstig geschokt. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer en hun kinderen groot leed berokkend, hetgeen het slachtoffer treffend tot uitdrukking heeft gebracht in zijn schriftelijke slachtofferverklaringen. Het slachtoffer moet verder leven met het gegeven dat zijn
- (ex-)
echtgenote heeft geprobeerd hem te doden, om haar relatie met haar medeverdachte te kunnen voortzetten. De kinderen van het slachtoffer moeten verder leven met het gegeven dat hun moeder om die reden hun vader heeft geprobeerd te vermoorden.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een haar betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 29 april 2008 - niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Ten slotte heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met de vaststelling - zoals hierboven nader geëxpliciteerd - dat het bewezen verklaarde feit verdachte slechts in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur dient te worden opgelegd. Daarbij overweegt het hof dat ter terechtzitting van het hof door de verschillende deskundigen naar voren is gebracht dat verdachte weliswaar behandeling nodig heeft voor de bij haar vastgestelde stoornis(sen), maar dat haar behandelperspectief niet nadelig wordt beïnvloed door het tijdsverloop dat zal optreden bij het opleggen van een lange gevangenisstraf. De door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf doet naar het oordeel van het hof recht aan het bewezenverklaarde feit. Voor oplegging van een hogere gevangenisstraf - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - ziet het hof geen aanleiding.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering van de benadeelde partij bestaat uit € 148,28 aan materiële schade en € 2004,-- als voorschot aan immateriële schade. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiele schade toewijsbaar. Het hof verstaat de vordering voor zover zij ziet op de immateriële schade als strekkende tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Het hof acht de vordering ten aanzien van dat bedrag van eenvoudige aard, zodat zij zich leent voor toewijzing door de strafrechter.
Verdachte is voor voldoening van het aan [benadeelde partij] toegewezen bedrag met haar mededader hoofdelijk verbonden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Verdachte is voor voldoening van het aan [benadeelde partij] toegewezen bedrag met haar mededader hoofdelijk verbonden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van negen jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend honderdtweeënvijftig euro en achtentwintig cent;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend honderdtweeënvijftig euro en achtentwintig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. P.W.J. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.