Einde inhoudsopgave
Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren
Artikel 3 Recht op een aanvullende uitkering
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
18-06-2015, Stb. 2015, 242 (uitgifte: 29-06-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2015, Stb. 2015, 242 (uitgifte: 29-06-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
Juridische beroepen / Algemeen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
De betrokkene heeft gedurende de periode dat recht bestaat op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, recht op een aanvullende uitkering, met dien verstande dat het recht op een aanvullende uitkering niet eerder ingaat dan op de dag waarop het ontslag in werking treedt.
2.
Op de aanvullende uitkering, bedoeld in het eerste lid, zijn hoofdstuk II, paragrafen 1 tot en met 3, alsmede de artikelen 75, 76, 76a, 77a en 78 van de Werkloosheidswet van overeenkomstige toepassing.
3.
In afwijking van het tweede lid, is artikel 41 van de Werkloosheidswet niet van overeenkomstige toepassing op de aanvullende uitkering, bedoeld in het eerste lid, en is artikel 47a van de Werkloosheidswet slechts van overeenkomstige toepassing op de aanvullende uitkering voor zover de hoogte van de in mindering te brengen inkomsten de uitkering krachtens de Werkloosheidswet overstijgen.