NJB 2017/154:Getuigen. Verhoor na schriftelijke verklaring. Bij het horen van getuigen volgt het hof een werkwijze waarbij de getuigen vooraf een schriftelijke verklaring opstellen die tijdens het verhoor wordt doorgenomen. Hoge Raad: 1. Gang van zaken. Art. 163 Rv belet niet dat de rechter een persoon als getuige hoort van wie een schriftelijke verklaring in het geding is gebracht, ook niet als die schriftelijke verklaring niet in tegenwoordigheid van partijen tot stand is gekomen en bij het getuigenverhoor gebruik wordt gemaakt van die verklaring. De beslissing van het hof om tot een dergelijk verhoor over te gaan, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. 2. Bewijswaardering. Bij de bewijswaardering van een getuigenverklaring die is afgelegd met gebruikmaking van een eerder door dezelfde persoon afgelegde schriftelijke verklaring die niet in tegenwoordigheid van partijen tot stand is gekomen, zal de rechter zich dienen af te vragen in hoeverre aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring afbreuk wordt gedaan door het bestaan en de wijze van totstandkoming van die schriftelijke verklaring. Het hof heeft dit niet miskend