NJB 2023/1634:Rechtsmacht i.d.z.v. art. 2 Sr bij het opzettelijk van een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag terwijl de verdachte zich daarbij steeds in het buitenland bevond, art. 279 Sr: o.g.v. art. 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan een strafbaar feit schuldig maakt. Als er – naast in Nederland gelegen plaatsen – ook buiten Nederland gelegen plaatsen zijn die kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van deze wetsbepaling vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de gedragingen die deel uitmaken van dat strafbare feit en die buiten Nederland hebben plaatsgevonden. Onjuist is de opvatting dat rechtsmacht op grond van art. 2 Sr ineen geval als dit alleen kan worden uitgeoefend als ‘de gedraging en het gevolg afzonderlijke bestanddelen van het delict zijn’. In casu heeft Nederland rechtsmacht over het tenlastegelegde onttrekken van twee minderjarigen aan het wettig gezag, mede erop gelet dat de verdachte de moeder heeft verhinderd om in Nederland het haar toegekende gezag over hun twee dochters uit te oefenen.