NJB 2016/1897:Verdediging door uitdrukkelijk gemachtigde advocaat, art. 279 Sv: deze bepaling stelt geen verdergaande eisen dan dat een advocaat die een ter terechtzitting niet verschenen verdachte wenst te verdedigen, dient te verklaren daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd. De toekenning van deze faciliteit steunt op de gedachte dat een advocaat een juist en verantwoord gebruik zal maken van deze hem toegekende bevoegdheid. Daarmee verdraagt zich niet dat de rechter ambtshalve of op vordering van het Openbaar Ministerie een onderzoek instelt omtrent de vraag of de advocaat deze verklaring naar waarheid heeft afgelegd. In casu onbegrijpelijk oordeel dat advocaat niet uitdrukkelijk gemachtigd was conform art. 279 Sv. A-G: anders