Einde inhoudsopgave
Overleveringswet
Artikel 11 [Schending grondrechten na overlevering]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2024
- Redactionele toelichting
De titel van het inwerkingtredingsbesluit is gecorrigeerd via een verbeterblad (13-08-2024).
- Bronpublicatie:
17-07-2024, Stb. 2024, 207 (uitgifte: 24-07-2024, kamerstukken: 36491)
- Inwerkingtreding
01-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-2024, Stb. 2024, 221 (uitgifte: 24-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
1.
Aan een Europees aanhoudingsbevel wordt geen gevolg gegeven in gevallen, waarin naar het oordeel van de rechtbank zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan dat de opgeëiste persoon na overlevering een reëel gevaar loopt dat zijn door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden.
2.
Indien er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van de in het eerste lid bedoelde schending alsnog kan worden uitgesloten, dient de rechtbank de beslissing over de overlevering aan te houden.
3.
De uitvaardigende autoriteit wordt onder opgave van redenen van die aanhouding in kennis gesteld en de rechtbank gaat gedurende de aanhouding na of er wijziging in de omstandigheden optreedt.
4.
Indien na toepassing van het derde lid niet binnen een redelijke termijn het reële gevaar van de in het eerste lid bedoelde schending kan worden uitgesloten, doet de rechtbank uitspraak als bedoeld in artikel 28, derde lid.