Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/11.3:11.3 Separabiliteit
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/11.3
11.3 Separabiliteit
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS507185:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De competentie van het scheidsgerecht hangt heden ten dage onlosmakelijk samen met het leerstuk van de separabiliteit. Volgens dit leerstuk moet de arbitrageovereenkomst als afzonderlijke overeenkomst worden beschouwd en beoordeeld. Het scheidsgerecht is bevoegd te oordelen over de rechtsgeldigheid van de hoofdovereenkomst waarvan de arbitrageovereenkomst deel uitmaakt of waarop zij betrekking heeft (art. 1053 Rv). Wij hebben op dit punt van doen met de separabiliteit in klassieke zin. Het gaat hierbij met name om de scheiding van de (hoofd)overeenkomst en arbitrageovereenkomst voor de beslissing van het scheidsgerecht (of de gewone rechter) of een geldige hoofdovereenkomst bestaat. De scheiding van hoofden arbitrageovereenkomst bestaat ook met betrekking tot het bewijs van de hoofden arbitrageovereenkomst en het op elk van beide toepasselijk recht (zie 5.8.3 en 5.8.5).
Art. 1053 Rv heeft met name praktische betekenis. Men heeft willen voorkomen dat arbiters zich onbevoegd moeten verklaren als blijkt dat de hoofdovereenkomst, waarvan de arbitrageovereenkomst deel uitmaakt of waarop zij betrekking heeft, niet rechtsgeldig is (zie voorts 5.8.2). Het is overigens niet alleen wenselijk dat het scheidsgerecht hoofdovereenkomst en arbitrageovereenkomst mag scheiden, doch het ligt in de rede dat de gewone rechter dit eveneens mag doen (zie daarvoor 12.3).