Rb. 's-Hertogenbosch, 14-01-2009, nr. 174083 HA ZA 08-796
ECLI:NL:RBSHE:2009:BH2765
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
14-01-2009
- Zaaknummer
174083 HA ZA 08-796
- LJN
BH2765
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2009:BH2765, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 14‑01‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2011:BR1085
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2011:BR1087, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 14‑01‑2009
Inhoudsindicatie
In deze zaak vorderde de energieleverancier vergoeding van schade geleden door het illegaal aftappen van energie voor een hennepplantage. Beide gedaagden waren in de henneppplantage aanwezig toen deze werd opgerold. Zij werden door de politierechter veroordeeld voor medeplichtigheid aan het telen van hennep bestaande uit het geven van voeding en water aan de hennepplanten. Zij werden voor de politierechter vrijgesproken van diefstal van energie. De energieleverancier stelde dat de gedaagden jegens haar een onrechtmatige daad hadden gepleegd doordat zij onvoldoende maatregelen hadden genomen en onvoldoende toezicht hadden uitgeoefend om te voorkomen dat er gefraudeerd werd met energie, wetende dat dit bij henneplantages aan de orde van de dag is. De vordering is op deze grondslag toegewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: [nummer]
Vonnis van 14 januari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT NETWERK B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. G.E.M.C. Reinartz,
tegen
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. P.L.M.F. Roosendaal.
Partijen zullen hierna Essent en gedaagden genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 16 juli 2008
- -
het proces-verbaal van comparitie van 10 november 2008.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende weersproken alsmede op grond van de overgelegde stukken, voor zover de inhoud daarvan niet wordt betwist, staat tussen partijen het volgende vast.
2.2.
Op 5 juli 2005 is aan de [adres] een hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij was op dat moment in gebruik. In verband met een eerdere elektriciteitsfraude was in het pand geen officiële elektriciteitsaansluiting en geen kWh-meter aanwezig. Geconstateerd werd dat er in de meterkast een illegale aftakking op de aansluitkabel van het elektriciteitsnet was aangebracht. De originele verzegeling van de aansluitkast/het klemmendeksel van de hoofdzekeringkast was verbroken. Er waren illegaal zwaardere hoofdzekeringen geplaatst, waardoor er een grotere hoeveelheid elektriciteit per uur kon worden afgenomen dan op grond van de originele hoofdzekeringen met de installatie mogelijk zou zijn. Als gevolg van deze constructie is er illegaal elektriciteit afgenomen zonder dat hiervoor is betaald.
2.3.
Op 23 augustus 2005 heeft de politierechter te Breda gedaagden ieder veroordeeld tot een werkstraf wegens medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten in voornoemd pand in of omstreeks de periode van 7 juni 2005 tot en met 5 juli 2005. De medeplichtigheid bestond daarin dat zij opzettelijk behulpzaam zijn geweest bij het voorzien van voeding en water van deze hennepplanten. Zij zijn beiden vrijgesproken van diefstal van energie.
3. Het geschil
3.1.
Essent vordert samengevat - veroordeling van gedaagden tot betaling van EUR 6.275,16, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Essent legt hieraan naast de vaststaande feiten - voor zover door haar aangedragen - het volgende ten grondslag.
3.2.1.
Essent heeft geen elektriciteitsaansluiting en geen kWh-meter aan gedaagden ter beschikking gesteld. Indien gedaagden zelf de aansluiting tot stand hebben gebracht of met de elektriciteitsafname hebben gefraudeerd, dan is dat een onrechtmatige daad jegens Essent. Indien gedaagden aan derden de opdracht hebben gegeven (al dan niet stilzwijgend) om met de elektriciteitsafname te frauderen, dan levert dat eveneens een onrechtmatige daad jegens Essent op. Indien gedaagden niet zelf bij de elektriciteitsfraude betrokken zijn geweest, hadden zij maatregelen moeten nemen en controle moeten uitoefenen om fraude te voorkomen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat in praktisch 100% van alle gevallen bij hennepkwekerijen wordt gefraudeerd met de afname van elektriciteit. Indien gedaagden onvoldoende maatregelen hebben genomen om fraude te voorkomen en onvoldoende toezicht hebben gehouden op het niet frauderen met die aansluiting, dan hebben gedaagden onvoldoende zorg gehad voor de rechtens te respecteren belangen van Essent en levert dit een onrechtmatige daad van gedaagden jegens Essent op. Gedaagden dienen de door de onrechtmatige daad ontstane schade aan Essent te vergoeden. Deze schade bestaat uit de volgende schadeposten:
- -
illegaal verbruik € 5.376,34
- -
kosten ongedaan maken illegale verzwaring € 147,00
- -
administratiekosten € 386,82
- -
kosten afsluiting (binnen) € 75,00
- -
kosten werkzaamheden monteur € 114,00
- -
kosten werkzaamheden fraude-inspecteur € 176,00
- -
------------
Totaal € 6.275,16
3.3.
Gedaagden voeren het volgende verweer.
3.3.1.
Gedaagden hebben enkel de hennepplanten van water en voeding voorzien. Zij hebben niets met de illegale elektriciteitsafname te maken gehad, laat staan dat zij opdracht daartoe hebben gegeven. Zij hebben evenmin derden daartoe de gelegenheid geboden. Gedaagden betwisten dat het onvoldoende zorg betrachten door na te laten om maatregelen te nemen of voldoende toezicht uit oefenen om elektriciteitsfraude te voorkomen een onrechtmatige daad van hen zou opleveren jegens Essent. Gedaagden merken op dat zij noch verhuurder noch huurder noch onderhuurder zijn van het pand, zodat onduidelijk is op welke zorgplicht Essent doelt. Bovendien wisten gedaagden helemaal niet dat er werd gefraudeerd met elektriciteit. Het is niet waar dat door hennepkwekerijen altijd gefraudeerd wordt met de afname van elektriciteit. Een legale growshop heeft gedaagden verzocht om de plantjes te voeden en water te geven, zodat er geen enkele aanleiding was om aan te nemen dat er gefraudeerd werd met elektriciteit. Gedaagden zijn daarvoor dan ook niet voor niets vrijgesproken door de politierechter. Verder is niet voldaan aan het relativiteitsvereiste van art. 6:163 BW omdat de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals Essent die stelt te hebben geleden.
3.4.
Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Vast staat dat er illegaal elektriciteit is afgenomen ten behoeve van een hennepkwekerij terwijl gedaagden zijn veroordeeld wegens medeplichtigheid aan het telen van hennep in deze hennepkwekerij. De medeplichtigheid bestaat daaruit dat gedaagden de hennepplanten voeding en water hebben gegeven. Gedaagden ontkennen iedere verdere betrokkenheid bij de hennepkwekerij. Essent heeft gesteld dat gedaagden mogelijk zelf de illegale elektriciteitsaansluiting tot stand hebben gebracht, daarmee hebben gefraudeerd of daartoe opdracht hebben gegeven. De rechtbank is het met Essent eens dat deze mogelijkheid bestaat. Het enkele feit dat gedaagden strafrechtelijk niet zijn veroordeeld voor diefstal van energie, wil immers zeggen dat daarvoor strafrechtelijk gezien niet genoeg bewijs voor handen was. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat zij zich daaraan wel degelijk schuldig hebben gemaakt, maar dat dit strafrechtelijk gezien niet valt te bewijzen. Dat het bewijs strafrechtelijk gezien niet rond te krijgen is, wil niet zeggen dat dit civielrechtelijk evenmin mogelijk is. De rechtbank vindt echter het enkele stellen van de mogelijkheid dat gedaagden zelf de elektriciteitsaansluiting tot stand hebben gebracht, daarmee hebben gefraudeerd of daartoe opdracht hebben gegeven onvoldoende grondslag voor een vordering gebaseerd op onrechtmatige daad. Daardoor blijft immers de mogelijkheid open dat gedaagden dit niet hebben gedaan. Op deze grondslag kan de vordering van Essent derhalve niet worden toegewezen.
4.2.
Essent heeft voorts nog als grondslag een onrechtmatige daad gesteld bestaande uit het nemen van onvoldoende maatregelen en uitoefenen van onvoldoende toezicht om te voorkomen dat er illegaal elektriciteit werd afgenomen, wetende dat dit bij hennepplantages, aldus Essent, in praktisch 100% van de gevallen voorkomt. Volgens gedaagden is dit evenmin een voldoende grondslag voor de vordering van Essent. Zij stellen dat zij geen zorgvuldigheid jegens Essent hadden te betrachten aangezien zij noch verhuurder noch huurder noch onderhuurder van het pand waren. Naar het oordeel van de rechtbank is deze stelling van gedaagden niet juist. Gedaagden hadden jegens Essent de zorgvuldigheid te betrachten die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het is een feit van algemene bekendheid dat illegale afname van elektriciteit bij hennepplantages schering en inslag is. Gedaagden behoorden dit te weten. In dit kader vergde de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt daarom van hen dat zij oog hadden voor de belangen van de energieleverancier. Met het oog op die belangen hadden zij ofwel moeten afzien van het geven van voeding en water aan de hennepplanten ofwel maatregelen moeten nemen of toezicht moeten uitoefenen om te voorkomen dat er werd gefraudeerd met elektriciteit. Nu zij dat niet hebben gedaan, hebben zij onrechtmatig jegens Essent gehandeld en zijn zij gehouden de hierdoor ontstane schade te vergoeden. De enkele stelling van gedaagden dat zij de opdracht tot het verzorgen van de hennepplanten van een legale growshop te hebben ontvangen, is niet voldoende om deze zorgplicht te laten vervallen. Hiertoe zouden gedaagden meer feiten en omstandigheden moeten stellen. Nu de geschonden norm - het betrachten van onvoldoende zorg voor de belangen van Essent - strekt tot bescherming van de schade die door Essent wordt gevorderd, is aan het relativiteitsvereiste voldaan, zodat ook dat verweer van gedaagden niet opgaat.
4.3.
Gedaagden hebben geen verweer gevoerd tegen de omvang van de door Essent gestelde schade en het door Essent gestelde causale verband tussen de gevorderde schade en de onrechtmatige daad. De vordering van Essent zal daarom worden toegewezen. Tegen de gevorderde wettelijke rente met ingang van 5 juli 2005 is evenmin verweer gevoerd, zodat deze eveneens zal worden toegewezen.
4.4.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Essent worden begroot op:
- -
dagvaarding EUR 85,80
- -
overige explootkosten 0,00
- -
vast recht 303,00
- -
getuigenkosten 0,00
- -
deskundigen 0,00
- -
overige kosten 0,00
- -
salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.156,80
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Essent te betalen een bedrag van EUR 6.275,16 (zesduizendtweehonderdvijfenzeventig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 5 juli 2005 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van Essent tot op heden begroot op EUR 1.156,80,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2009.