Hof 's-Hertogenbosch, 22-02-2011, nr. HD 200.034.072 T
ECLI:NL:GHSHE:2011:BR1085
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-02-2011
- Zaaknummer
HD 200.034.072 T
- LJN
BR1085
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BR1085, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑02‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSHE:2009:BH2765
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSHE:2009:BH2765
Uitspraak 22‑02‑2011
Inhoudsindicatie
(Groeps)aansprakelijkheid?
Partij(en)
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.034.072
arrest van de vierde kamer van 22 februari 2011
in de zaak van
1. [X.],
2. [Y.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. P.L.M.F. Roosendaal,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Enexis B.V.,
voorheen Essent Netwerk B.V.,
gevestigd te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 april 2009 ingeleide hoger beroep van het onder zaaknummer/rolnummer 174083/HA ZA 08-796 door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 14 januari 2009 tussen appellanten - [X.] c.s. - als gedaagden en geïntimeerde - Essent - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het tussenvonnis van 16 juli 2008.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij memorie van grieven met producties hebben [X.] c.s. vier grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van Essent alsnog zal afwijzen met veroordeling van Essent in de kosten van de beide instanties.
2.2.
Bij memorie van antwoord heeft Essent de grieven bestreden.
2.3.
Vervolgens hebben [X.] c.s. een akte genomen en Essent een antwoordakte.
2.4.
Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd voor uitspraak.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst hiervoor naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.
Onder het kopje "2. De feiten" heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.2.
Op 5 juli 2005 is aan de [perceel] te [plaatsnaam] een in gebruik zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In verband met een eerdere elektriciteitsfraude was in het pand geen officiële elektriciteitsaansluiting en geen kWh-meter aanwezig. Geconstateerd werd dat in de meterkast een illegale aftakking op de aansluitkabel van het elektriciteitsnet was gemaakt. De originele verzegeling van de aansluitkast/het klemmendeksel van de hoofdzekeringkast was verbroken. Er waren illegaal zwaardere hoofdzekeringen geplaatst, waardoor een grotere hoeveelheid elektriciteit per uur kon worden afgenomen dan op grond van de originele hoofdzekeringen met de installatie mogelijk zou zijn. Als gevolg van deze constructie is illegaal elektriciteit afgenomen zonder dat hiervoor is betaald.
4.3.
Op 23 augustus 2005 heeft de politierechter te Breda [X.] c.s. ieder veroordeeld tot een werkstraf wegens medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten in voornoemd pand in de periode van 7 juni 2005 tot en met 5 juli 2005 (artikel 3 onder B van de Opiumwet). De medeplichtigheid bestond daarin dat zij opzettelijk behulpzaam zijn geweest bij het voorzien van voeding en water van deze hennepplanten. Beiden zijn vrijgesproken van het telen of het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten, alsmede van diefstal van energie.
4.4.
In de inleidende dagvaarding heeft Essent op grond van onrechtmatige daad de hoofdelijke veroordeling gevorderd van [X.] c.s. tot betaling aan haar van een bedrag van € 6.275,16, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 5 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [X.] c.s. in de proceskosten.
4.5.
Nadat [X.] c.s. verweer hadden gevoerd, heeft de rechtbank bij vonnis van 16 juli 2008 een comparitie van partijen bevolen. Deze is gehouden op 10 november 2008. Vervolgens heeft de rechtbank bij vonnis van 14 januari 2009 de vordering van Essent toegewezen.
4.6.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank overwogen dat [X.] c.s. jegens Essent de zorgvuldigheid hadden te betrachten die in het maatschappelijk verkeer betaamt, welke in dit kader - waar het een feit van algemene bekendheid is dat illegale afname van elektriciteit bij hennepplantages schering en inslag is en [X.] c.s. dit behoorden te weten - vergt dat [X.] c.s. met het oog op de belangen van de energieleverancier ofwel hadden moeten afzien van het geven van voeding en water aan de hennepplanten, ofwel maatregelen hadden moeten nemen of toezicht moeten uitoefenen om te voorkomen dat er werd gefraudeerd met elektriciteit. Nu zij dat niet hebben gedaan, hebben [X.] c.s. naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig jegens Essent gehandeld en zijn zij gehouden de hierdoor ontstane schade te vergoeden. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat aan het relativiteitsvereiste is voldaan aangezien de geschonden norm - het betrachten van voldoende zorg voor de belangen van Essent - strekt tot bescherming van de schade die door Essent wordt gevorderd.
4.7.
Met de grieven 1 en 2 komt [X.] c.s. tegen dit oordeel op. Grief 3 heeft betrekking op het door de rechtbank - als niet betwist - aangenomen causale verband tussen de gevorderde schade en de onrechtmatige daad en grief 4 ziet op de veroordeling van [X.] c.s. tot betaling van de door Essent geleden schade en de proceskosten. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.8.
Het hof constateert dat op grond van de hiervoor onder r.o. 4.3 aangehaalde, inmiddels onherroepelijke, veroordeling door de politierechter te Breda vast staat dat [X.] c.s. in de periode van 7 juni 2005 tot en met 5 juli 2005 behulpzaam zijn geweest bij het telen van hennepplanten aan de [perceel] te [plaatsnaam], in die zin dat zij geholpen hebben de hennepplanten voeding en water te gegeven. Hoewel dus inderdaad vast staat, zoals Essent heeft aangevoerd, dat [X.] c.s. (strafrechtelijk verwijtbaar) betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij, betekent dit naar het oordeel van het hof niet zonder meer dat zij daarmee onrechtmatig hebben gehandeld jegens Essent. Immers, een verdere betrokkenheid bij de hennepkwekerij van [X.] c.s. dan door de politierechter vastgesteld is niet komen vast te staan. In het bijzonder is niet komen vast te staan dat zij de hennepkwekerij (mede) hebben ingericht, de illegale stroomaftakking (mede) hebben aangelegd of hebben doen aanleggen, of eigenaar of (onder)huurder waren van het pand waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Het hof verwerpt de stelling van Essent in de memorie van antwoord dat het alleen maar het verhaal van [X.] c.s. is dat zij de hennepkwekerij niet hebben ingericht en de illegale aftakking niet hebben gemaakt en dat daarom hun verweer moet worden gepasseerd. Het is in beginsel aan Essent om te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat [X.] c.s. de hennepkwekerij hebben ingericht en de illegale aftakking hebben gemaakt.
4.9.
De stelling van Essent dat [X.] c.s. wisten of hadden kunnen en dienen te weten dat de elektriciteit op illegale wijze werd afgenomen, leidt niet tot een ander oordeel. Die enkele veronderstelde wetenschap brengt niet mee dat op [X.] c.s. een zorgplicht voor de belangen van Essent rust. Van een zo ruime zorgplicht is naar het oordeel van het hof geen sprake.
4.10.
In haar antwoordakte heeft Essent de grondslag van haar vordering (zoals impliciet verwoord in haar memorie van antwoord op p. 3, tweede en derde alinea, p. 4 onderste alinea en p. 6 tweede alinea) aangevuld door zich - kennelijk met het oog op het bepaalde in artikel 6:166 BW - op het standpunt te stellen dat al degenen die instrumenteel zijn bij het telen van hennep op een bepaalde locatie, deel uitmaken van een organisatie (c.q. groep van personen) en dat als door die organisatie (c.q. groep van personen) onrechtmatig wordt gehandeld, de individuele leden van die organisatie (c.q. groep van mensen) aansprakelijk zijn voor de schade die uit het handelen van die organisatie (c.q. groep van personen) ontstaat. [X.] c.s. hebben nog niet op deze nieuwe grondslag kunnen reageren. Het hof zal [X.] c.s. de gelegenheid geven zich bij akte hierover uit te laten. Van Essent wordt geen antwoordakte verwacht. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 22 maart 2011 voor akte aan de zijde van [X.] c.s. met het hiervoor onder r.o. 4.10 vermelde doel (geen antwoordakte);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Groot-van Dijken, Gründemann en Wabeke en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 februari 2011.