Rb. Limburg, 20-01-2020, nr. C/03/273344 / BZ RK 20/37
ECLI:NL:RBLIM:2020:395
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
20-01-2020
- Zaaknummer
C/03/273344 / BZ RK 20/37
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2020:395, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 20‑01‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0042
JGz 2020/7 met annotatie van Redactie
Uitspraak 20‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Ziekte van Huntington, AMvB ministerie, gelijkgestelde aandoening artikel 1 lid 4 Wet zorg en dwang.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/273344 / BZ RK 20/37
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 20 januari 2020 van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd),
ten aanzien van:
[naam betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedatum betrokkene] ,
wonende [adres betrokkene] [woonplaats betrokkene] ,
verblijvende in Stichting Land van Horne,
locatie Zorgcentrum Sint Martinus te Weert,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.J.M. Mertens.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
de burgemeester van de gemeente Weert,
de zorgaanbieder Stichting Land van Horne,
de Wzd-accommodatie Zorgcentrum Sint Martinus te Weert.
1. Procesverloop
1.1.
Op 14 januari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Weert ten behoeve van betrokkene een last tot inbewaringstelling afgegeven.
1.2.
Op 15 januari 2020 heeft het Centrum Indicatiestelling Zorg een verzoekschrift ter griffie van deze rechtbank ingediend.
1.3.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- -
de beschikking van de burgemeester d.d. 14 januari 2020;
- -
de medische verklaring d.d. 14 januari 2020;
- -
de aanvraag d.d. 15 januari 2020.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 januari 2020 in Zorgcentrum Sint Martinus te Weert.
1.5.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- a.
betrokkene, bijgestaan door mr. A.J.M. Mertens,
- b.
V. Grond, specialist ouderengeneeskunde.
1.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de specialist oudergeneeskunde aangegeven dat er sprake is van ernstig nadeel of het aanzienlijke risico hierop. Betrokkene heeft angst- en paniekaanvallen en is gediagnostiseerd met de ziekte van Huntington. Er is sprake van neurocognitieve beperkingen, met name ten aanzien van inzicht en executieve functies. Er was aanvankelijk sprake van vrijwillig verblijf, maar betrokkene wenst terug naar huis te keren. Zij uit zich suïcidaal door te dreigen voor auto’s te springen, van een balustrade te willen springen en zich van een trap te willen laten vallen. Haar echtgenoot kan haar thuis onvoldoende zorg en veiligheid bieden.
1.7.
De advocaat van betrokkene verzoekt primair afwijzing van het verzoek aangezien voor personen met de ziekte van Huntington geldt dat zij onder het regime van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vallen en er tot op heden nog geen Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is opgesteld waarin dit ziektebeeld gelijkgesteld wordt met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking waardoor zij alsdan onder de Wzd zou vallen. Subsidiair verzoekt de advocaat van betrokkene afwijzing van het verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling aangezien er geen sprake is van ernstig nadeel of een aanzienlijk risico daarop. Betrokkene komt meer tot rust als er géén inbewaringstelling is, ze accepteert de medicatie en doet thuis geen domme dingen. Zij vindt het verblijf in de instelling verschrikkelijk. Betrokkene wil euthanasie en zij wil dit traject vanuit de thuissituatie starten.
2. Beoordeling
2.1.
Conform artikel 1 lid 4 Wzd kunnen bij AMvB ziekten en aandoeningen worden aangewezen die voor de toepassing van de Wzd en de daarop rustende bepalingen worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap indien:
a. deze ziekten en aandoeningen dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een
psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kunnen veroorzaken;
de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap;
deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
2.2.
Op 20 september 2019 heeft het Ministerie van VWS het voornemen kenbaar gemaakt dat een aantal beschreven (uitingen van) aandoeningen met een AMvB zal worden aangewezen als “gelijkgestelde aandoeningen”. Cliënten met een gelijkgestelde aandoening zullen dan wel binnen het toepassingsbereik van de Wzd (kunnen) vallen. De AMvB wordt in het eerste kwartaal van 2020 verwacht. Uit het voornemen van het Ministerie blijkt dat personen dan in beide wetten een plek krijgen, naar gelang hun zorgbehoefte. Volgens het Ministerie moet sprake zijn van verschijnselen die sterk lijken op het probleemgedrag en regieverlies dat mensen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking kunnen ervaren, om de Wzd van toepassing te laten zijn. Afhankelijk van het ziekteverloop kan beoordeeld worden welk wettelijke regime op dat moment van toepassing moet zijn. Het aanwijzen van gelijkgestelde aandoeningen zou op die manier bijdragen aan passende zorg.
2.3.
De ziekte van Huntington is een psychische stoornis die, totdat de aandoening als gelijkgestelde aandoening wordt aangemerkt, onder de Wvggz valt. Op dit moment is enkel sprake van een voornemen van het Ministerie om de ziekte van Huntington als gelijkgestelde aandoening aan te merken. Dit betekent dat formeel gezien de Wzd niet van toepassing is op betrokkene. De rechtbank is van oordeel dat in de medische verklaring en tijdens de mondelinge behandeling door de specialist ouderengeneeskunde onvoldoende is onderbouwd dat bij betrokkene sprake is van gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking. Onvoldoende duidelijk is (gemaakt) dat in het geval van betrokkene de ziekte van Huntington zich zodanig presenteert dat is voldaan aan de eisen die worden genoemd in artikel 1 lid 4 Wzd. De grootste zorg van de specialist ouderengeneeskunde is op dit moment de angst- en paniekaanvallen van betrokkene en haar suïcidale uitingen. De rechtbank overweegt verder dat is betwist dat in de thuissituatie sprake is van ernstig nadeel of een aanzienlijk risico daarop. Voor zover dit wel het geval zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat de Wvggz van toepassing is, waardoor het ernstig nadeel of aanzienlijk risico daarop, dat voortvloeit uit de ziekte van Huntington, met toepassing van een andere wet zou kunnen worden afgewend. Alles tegen elkaar afwegende is de rechtbank van oordeel dat in deze situatie onvoldoende noodzaak bestaat om vooruit te lopen op een AMvB die op dit moment nog niet bestaat, zodat de Wzd niet van toepassing is en de rechtbank het verzoek om die reden dan ook zal afwijzen.
3. Beslissing:
De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven op 20 januari 2020 door mr. L. Bastiaans, rechter, bijgestaan door P.C.H. van Montfort als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||