Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm doorverbalisant agent [verbalisant] van de politie Gelderland-Zuid, district De Waarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL PL0800 2013102131, gesloten op 10 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 24-09-2015, nr. 05/180502-13
ECLI:NL:RBGEL:2015:6007, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
24-09-2015
- Zaaknummer
05/180502-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2015:6007, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 24‑09‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:11541, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 24‑09‑2015
Inhoudsindicatie
burenruzie op 22 september 2013 in Tiel leidt tot veroordeling van de beide daarbij betrokken verdachten; beroep op noodweer verworpen.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Team strafrecht
Parketnummer : 05/180502-13
Datum uitspraak : 24 september 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsman mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Nijkerk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2015. Op 14 april 2015 in deze zaak door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door opzettelijk
geweldadig die [slachtoffer 1] met een bijl/op tegen de arm(en) te slaan en/of
slaande bewegingen te maken naar of in de richting van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1] ), met een bijl tegen/op de arm(en) heeft
geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik maak je kapot" en/of "ik sla je hartstikke dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft hij,
verdachte, ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een bijl
getoond en/of heeft hij, verdachte, met een bijl in de hand slaande bewegingen
gemaakt naar of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of is
hij, verdachte, met een bijl in zijn hand achter die [slachtoffer 1] aangerend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, omdat er te veel onduidelijkheid is met betrekking tot de wijze waarop geslagen is om de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aannemelijk te achten. [slachtoffer 1] is weliswaar geraakt met de bijl, maar dit kan niet hard zijn gegaan, gezien het letsel dat bij [slachtoffer 1] is geconstateerd.
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten.
Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring mocht komen, is door de raadsman ontslag van alle rechtsvervolging bepleit in verband met een beroep op noodweer, ook in het geval de rechtbank mocht aannemen dat verdachte op enig moment de bijl zou hebben gebruikt. Een en ander is te rechtvaardigen, gezien de aanval van [slachtoffer 1] op [verdachte] .
Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht aan de hand van zijn pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
In deze zaak zijn door aangevers en getuigen verklaringen afgelegd die op onderdelen van elkaar afwijken. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op die verklaringen die op belangrijke onderdelen worden bevestigd.
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard dat hij op 22 september 2013 van zijn zus hoorde dat de buurman van zijn moeder, [verdachte] (verdachte, tevens aangever) bezig was om het hek uit de tuin van zijn moeder te slopen en dat zijn moeder door [verdachte] zou zijn bedreigd. Hij is daarop naar de [adres 2] in Tiel gereden. Hij zag dat het hek was gesloopt. Hij zag dat [verdachte] recht tegenover hem kwam staan. Zij stonden toen borst tegen borst. Hij hoorde hem ( [verdachte] ) schreeuwen dat hij hem hartstikke dood zou slaan. Nog geen vijf seconden later zag hij dat [verdachte] hem onderhands een klap met de bijl gaf. Hij voelde direct pijn. Hij voelde dat [verdachte] hem raakte op zijn linker elleboog. Hij heeft een stuk hout van het gesloopte hek gepakt. Hij heeft [verdachte] een klap met het stuk hout gegeven. Dit was ter hoogte van zijn linkerschouderblad2..
Uit een over [slachtoffer 1] opgemaakte geneeskundige verklaring blijkt dat door de arts op 22 september 2013 als uitwendig letsel is waargenomen: een schram op de bovenarm3.. Uit de bijbehorende “contactdetails” komt nog naar voren: “schram op ventrale zijde bovenarm van 8 cm”4..
De moeder van [slachtoffer 1] heeft in dit verband onder meer verklaard:
[verdachte] gaf [slachtoffer 1] een klap met de bijl die hij bij zich had. [slachtoffer 1] sloeg met de plank en [verdachte] werd geraakt op zijn schouderblad. [slachtoffer 1] is daarop weggerend en [verdachte] kwam achter hem aan5..
Bij de rechter-commissaris heeft zij onder meer nog verklaard:
[slachtoffer 1] kwam aan en ging meteen naar het huis van [verdachte] . [verdachte] dreigde [slachtoffer 1] met de bijl, hij heeft hem ook geraakt6..
Verdachte, woonachtig aan de [adres 2] [adres 1] te Tiel, heeft onder meer verklaard dat hij op 22 september 2013 naar de buurvrouw van nummer [adres 2] is gestapt. Hij wilde haar vragen wanneer ze het hek weg ging halen. Een kwartier later stond haar zoon bij hem voor de deur. Deze was helemaal wild. Hij schreeuwde: “ik vermoord je”. Hij zag dat de zoon op de ruiten sloeg aan de voorkant van de woning en hij hoorde gebonk tegen de voordeur. Hij heeft toen een bijl gepakt. Hij heeft de voordeur open gedaan en zei tegen hem: “sodemieter op”. Toen hield hij de bijl omhoog, voor zich, ter hoogte van zijn buik. Hij is toen voor zijn woning op de stoep gaan staan. De zoon was helemaal wild en schreeuwde. Hij riep dat hij hem kapot ging maken. De zoon liep weg en kwam gelijk terug7..
Een buurvrouw, getuige [getuige 1] , heeft in dit verband onder meer verklaard: Ik zag vandaag dat de buurman van [adres 1] , [verdachte] , met zijn voeten een stukje schutting kapot trapte bij de overbuurvrouw van [adres 2] in de voortuin. Haar zoon kwam er even later aan en liep luid scheldend naar de voortuin van [verdachte] . [verdachte] kwam eerst niet naar buiten, maar de zoon van overbuurvrouw bleef hem roepen en bedreigen. [verdachte] kwam uit zijn woning. Ik zag dat hij een bijl in zijn hand had.8..
Bij de rechter-commissaris heeft zij onder meer nog verklaard:
[verdachte] stond op zijn stoepje en had een bijl in zijn hand9..
Getuige [getuige 2] , de bewoner van [adres 2] [adres 3] heeft in dit verband onder meer verklaard:
De zoon van de vrouw op de hoek noem ik man 1. Man 2 woont twee huizen verderop. Ik hoorde beiden roepen: “ik maak je kapot”. In die trant ging het geschreeuw.
Ik zag man 1 op de stoep van zijn eigen woning staan. Ik zag dat man 2 in de voortuin van zijn eigen woning stond. Ik zag dat man 1 een houten balk van straat pakte. Ongeveer 2 meter lang en 20 cm breed. Ik zag dat man 1 naar de woning van man 2 liep. Ik zag dat ze dreigend tegenover elkaar stonden. Ik zag dat man 2 ook wat in zijn handen had. Ik zag dat man 1 mijn kant op gerend kwam. Man 2 kwam achter hem aan gerend met een bijl in zijn handen10..
De vriendin van [slachtoffer 1] , [getuige 3] , heeft in dit verband onder meer verklaard: [slachtoffer 1] kreeg een telefoontje van zijn zus. [slachtoffer 1] wilde naar zijn moeder aan de [adres 2] in Tiel, omdat buurman [verdachte] het hekje van de moeder van [slachtoffer 1] had vernield. Wij zijn in de auto gestapt en naar de moeder van [slachtoffer 1] gereden. Toen we daar aankwamen heeft [slachtoffer 1] de auto midden op straat neergezet. [slachtoffer 1] is vervolgens naar het raam van de woning van [verdachte] gelopen en heeft op het raam geklopt. [verdachte] kwam niet naar buiten. [slachtoffer 1] is vervolgens naar zijn moeder gelopen. Vervolgens kwam [verdachte] naar buiten. Ik zag dat hij een bijl in zijn hand had. In een flitsreactie kreeg [slachtoffer 1] een klap met de bijl. [slachtoffer 1] pakte een stuk hout bij de woning van zijn moeder, afkomstig van het hekje dat [verdachte] vernield had. [slachtoffer 1] sloeg [verdachte] met de houten plank tegen de rechter schouder. [slachtoffer 1] gooide de plank neer en rende weg. [verdachte] rende achter hem aan11..
Ten laste gelegd is onder meer dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een bijl op/tegen de arm(en) te slaan of slaande bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] . De rechtbank acht daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangever [slachtoffer 1] met de bijl heeft geslagen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit geen heel harde klap geweest kan zijn, gezien het beperkte letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen. Het in reactie daarop wegrennen van [slachtoffer 1] en het pakken van de paal/plank is in dit verband ook aannemelijk. Verdere pogingen van verdachte om aangever (zwaar) te mishandelen, komen uit het dossier niet naar voren.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voor het overige komt de rechtbank op basis van het vorenstaande tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van de gebezigde bewijsmiddelen geldt dat elk bewijsmiddel - ook in zijn onderdelen - is gehanteerd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair.
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1] ), met een bijl tegen/op de arm(en) heeft
geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik maak je kapot" en/of "ik sla je hartstikke dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft hij,
verdachte, ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een bijl
getoond en/of heeft hij, verdachte, met een bijl in de hand slaande bewegingen
gemaakt naar of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of is
hij, verdachte, met een bijl in zijn hand achter die [slachtoffer 1] aangerend.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
Ten aanzien van de feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte gehandeld uit noodweer, namelijk ter afwering van een aanval door [slachtoffer 1] .
De officier heeft zich op het standpunt gesteld [verdachte] zich niet met succes op een noodweersituatie kan beroepen.
[verdachte] heeft volgens de officier in de gegeven situatie in plaats van de politie te bellen gegrepen naar een disproportioneel middel door een bijl te pakken en ook te gebruiken. Aanvankelijk had [slachtoffer 1] geen wapen bij zich en gebruikte hij alleen zijn handen (bonken op de ramen) en was verbaal agressief. [verdachte] heeft zich laten provoceren en is met de bijl achter [slachtoffer 1] aan gegaan. Een beroep op noodweer kan derhalve niet slagen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte bevond zich in zijn woning en is geconfronteerd met de zoon van zijn buurvrouw, die duidelijk uit was - blijkens diverse verklaringen van getuigen - op een confrontatie. De rechtbank weegt mee dat verdachte de oorzaak is geweest van de boosheid van [slachtoffer 1] , doordat verdachte eigen rechter heeft gespeeld met betrekking tot het hek in de voortuin van de moeder van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] sloeg/bonkte vervolgens op de ramen bij [verdachte] en was verbaal agressief. [verdachte] heeft er in reactie daarop voor gekozen niet binnen te blijven en daarmee de confrontatie uit de weg te gaan en de politie te bellen – hetgeen naar het oordeel van de rechtbank wel van verdachte mocht worden verwacht - maar om naar buiten te gaan en heeft daarbij – naar eigen zeggen uit voorzorg om zich te kunnen verdedigen – een bijl meegenomen. In de daarop volgende confrontatie heeft [verdachte] de bijl ook daadwerkelijk gebruikt.
[slachtoffer 1] heeft, nadat hij met de bijl werd geslagen, de plank/balk uit de tuin van zijn moeder gepakt, is naar [verdachte] gelopen en heeft vervolgens [verdachte] daarmee geslagen. [slachtoffer 1] is daarna weggelopen en [verdachte] is achter hem aan gegaan met de bijl.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij bij het naar buiten gaan de bijl neerwaarts langs zijn lichaam vast had bij het metalen gedeelte met de steel naar beneden en in eerste instantie niet zichtbaar voor [slachtoffer 1] , acht de rechtbank in de gegeven situatie niet aannemelijk en strookt niet met de waarnemingen van getuigen.
In de geschetste situatie is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat [verdachte] heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zichzelf of een ander ten gevolge van een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding. Verdachte had zich aan de situatie kunnen en moeten onttrekken, door binnen te blijven en de politie te bellen, maar in plaats daarvan heeft hij bewust de confrontatie met [slachtoffer 1] opgezocht. Daarbij heeft hij ervoor gekozen een bijl mee te nemen, hetgeen disproportioneel is te achten, aangezien [slachtoffer 1] niet gewapend was. Voorts is niet aannemelijk geworden dat verdachte, vlak voordat hij [slachtoffer 1] met de bijl sloeg, door [slachtoffer 1] werd aangevallen of dreigde te worden aangevallen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. In haar eis heeft de officier onder meer betrokken de ernst van de feiten, het tijdsverloop dat inmiddels heeft plaatsgevonden en het feit dat verdachte geen documentatie heeft. De officier heeft aangegeven dat zij, gelet op ieders aandeel, van mening is dat beiden gelijk moeten worden gestraft.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is met het oog op de bepleite vrijspraak en het gevoerde noodweerverweer geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 juli 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte op 22 september 2013 in Tiel zich heeft schuldig gemaakt aan een mishandeling en een bedreiging van de zoon van zijn buurvrouw. Verdachte heeft zich impulsief gedragen en uit zijn houding ter zitting blijkt dat hij nog steeds geen oog heeft voor het aandeel dat hij in die escalerende situatie heeft gehad. De impact die een dergelijke gewelddadige confrontatie heeft is aanzienlijk, niet alleen voor de betrokkenen zelf, maar ook voor de directe omgeving waarin een en ander heeft plaatsgevonden. Gelet op ieders aandeel is de rechtbank met de officier van oordeel dat er reden is om gelijk te straffen. Gezien het tijdsverloop zal de rechtbank geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar een deels voorwaardelijke werkstraf.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor een vernield tuinhekje. Gevorderd wordt een bedrag van € 427,67.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd de vordering geen betrekking heeft op enig tenlastegelegd feit en overigens ook niet is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu de vordering niet ziet op enig bewezenverklaard feit. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft
begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft
begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven
bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor voormeld en
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf gedurende 160 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf groot 40 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald:
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. J.M. Klep, voorzitter, mr. W.A. Holland en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van L.E.M. van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2015.
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Team strafrecht
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 24 september 2015.
Tegenwoordig:
mr. Klep , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. Rikken , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te Utrecht,
wonende te [adres 1] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Nijkerk, is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑09‑2015
Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 22 september 2013, doorgenummerde dossierpag. 4 en 5
Geneeskundige verklaring d.d. 26 september 2013, doorgenummerde dossierpag. 7
Contactdetails, doorgenummerde dossierpag. 8
Aangifte [slachtoffer 2] , doorgenummerde dossierpag. 10 en 11
Verklaring [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 19 maart 2014
Aangifte L. [verdachte] d.d. 1 oktober 2013, doorgenummerde dossierpag13 en 14
Verklaring getuige [getuige 1] , doorgenummerde dossierpag. 21
Verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 5 maart 2014
Verklaring getuige [getuige 2] , doorgenummerde dossierpag. 23
Verklaring [getuige 3] , doorgenummerde dossierpag. 28, 29