Hof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2017, nr. 21-005665-15
ECLI:NL:GHARL:2017:11541, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
16-02-2017
- Zaaknummer
21-005665-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:11541, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 16‑02‑2017; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:6007, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 16‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Beroep op noodweer verworpen. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005665-15
Uitspraak d.d.: 16 februari 2017
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 september 2015 met parketnummer 05-180502-13 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 februari 2017, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. Schreudering, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair:hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk gewelddadig die [slachtoffer] met een bijl/op tegen de arm(en) heeft geslagen en/of slaande bewegingen heeft gemaakt naar of in de richting van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair:hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ) met een bijl tegen/op de arm(en) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot" en/of: "Ik sla je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft hij, verdachte, ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] een bijl getoond en/of heeft hij, verdachte, met een bijl in de hand slaande bewegingen gemaakt naar of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of is hij, verdachte, met een bijl in zijn hand achter die [slachtoffer] aangerend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Daartoe overweegt het hof als volgt.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte voldoende krachtige slaande bewegingen richting [slachtoffer] heeft gemaakt met de bijl om deze zwaar te verwonden. Naar het oordeel van het hof is daarmee niet aangetoond dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. De verklaring van verdachte wordt, in tegenstelling tot de door aangever [slachtoffer] afgelegde verklaring, immers ondersteund door de verklaringen van verschillende onafhankelijke getuigen. Het zijn slechts [slachtoffer] zelf en diens moeder en zijn vriendin die hebben verklaard dat ze verdachte slaande bewegingen hebben zien maken. Bovendien komt het letsel van aangever niet overeen met het letsel dat men van een onderhandse klap met een bijl mag verwachten.
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Dat verdachte de in de tenlastelegging vermelde woorden zou hebben geuit, wordt uitdrukkelijk betwist. Uit de getuigenverklaringen komt duidelijk naar voren dat [slachtoffer] de agressor is geweest en dat verdachte kalm bleef en de situatie probeerde te de-escaleren.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan naar het oordeel van het hof op basis van de bewijsmiddelen in het dossier in ieder geval het volgende worden geconcludeerd. Aangever [slachtoffer] , getuige [verdachte] en getuige [getuige 1] verklaren dat verdachte een klap gaf met de bijl. Hoewel het gaat om de moeder en de vriendin van [slachtoffer] , heeft het hof geen reden om deze verklaringen in twijfel te trekken. Het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen, zoals op foto’s vastgelegd door de politie, laat zich in de gebleken omstandigheden ook moeilijk anders verklaren dan als ontstaan door een klap met de bijl.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde acht het hof de ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Uit verschillende getuigenverklaringen blijkt dat verdachte en [slachtoffer] naar elkaar aan het schreeuwen waren. [slachtoffer] , diens moeder en zijn vriendin hebben verklaard dat verdachte [slachtoffer] verbaal heeft bedreigd met de dood, daarbij de bijl heeft vastgehouden en vervolgens met die bijl in de hand achter [slachtoffer] is aangerend. De getuige [getuige 2] , die de twee uiteindelijk uit elkaar heeft gehaald, heeft verklaard dat beide mannen lelijke dingen naar elkaar riepen, waaronder: “Ik maak je kapot!” Het is ook [getuige 2] geweest die de bijl uit de handen van verdachte heeft gepakt.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 subsidiair: hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ) met een bijl tegen/op de arm(en) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2: hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot" en/of: "Ik sla je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft hij, verdachte, ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] een bijl getoond en/of heeft hij, verdachte, met een bijl in de hand slaande bewegingen gemaakt naar of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of is hij, verdachte, met een bijl in zijn hand achter die [slachtoffer] aangerend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Beroep op noodweer ter zake van het onder 2 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde een beroep op noodweer toekomt. [slachtoffer] is immers degene die het conflict heeft veroorzaakt door zo hard op de ramen te bonken dat verdachte dacht dat “ze er bijna uitvlogen”. Verschillende getuigen hebben verklaard dat [slachtoffer] ontplofte. Volgens de raadsman was aldus sprake van een onmiddellijk dreigend - en zelfs deels verwezenlijkt - gevaar van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Standpunt van het openbaar ministerie
Volgens de advocaat-generaal komt verdachte geen beroep toe op noodweer ten aanzien van feit 2.
Oordeel van het hof
Voor aanvaarding van een beroep op noodweer is vereist dat een feit wordt begaan, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte en [slachtoffer] beiden een aandeel hebben gehad in de aanleiding tot en de escalatie van het conflict. Verdachte is als eerste naar de moeder van [slachtoffer] gegaan en heeft daar een hekje uit de grond gehaald. Pas daarna is [slachtoffer] gearriveerd en is hij op de ramen van de woning van verdachte gaan bonken en naar verdachte gaan schreeuwen. Op dat moment heeft verdachte ervoor gekozen om met de bijl in zijn hand naar buiten te gaan en recht tegenover [slachtoffer] te gaan staan. Hij had toen ook een andere keuze kunnen maken, bijvoorbeeld de politie bellen. Bovendien levert het gebonk op de ramen en het geschreeuw van [slachtoffer] naar het oordeel van het hof geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding op (en ook geen reële dreiging daarvan), waartegen verdachte zich zou moeten verdedigen. Het hof verwerpt daarom het beroep op noodweer.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof is van oordeel dat oplegging van een taakstraf passend is.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van [slachtoffer] . Met dit handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij hem angst en vrees aangejaagd.
Verdachte heeft een nagenoeg blanco strafblad. Ook bevindt verdachte zich naar aanleiding van het incident in een lastige situatie; hij durft niet langdurig in zijn woning te zijn en hij kan de woning niet verkopen. Beide omstandigheden heeft het hof straf verlichtend meegewogen.
Ten slotte heeft het hof meegewogen dat het om een oud feit gaat.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. R. van den Heuvel en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 16 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 16 februari 2017
De samenstelling van het gerechtshof is als bovenvermeld.
mr. G. Mintjes, voorzitter
mr. M.J.M. van der Mark, advocaat-generaal,
B. Moorlag, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.