NJB 2013/1979:Bewijsrelevantie van feiten en omstandigheden die zich voor de tenlastegelegde periode voordeden: zulke feiten en omstandigheden kunnen bijgedragen aan het bewijs van de in de tenlastegelegde periode aanwezige dwangsituatie in de zin van art. 242 Sr, waartoe mede van belang is dat regels van vervolgingsverjaring geen betrekking hebben op afzonderlijke delictsbestanddelen. Door een ‘feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ in de zin van art. 242 Sr: daarvan kan slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan. Inspelen op de devotie of godvruchtigheid van een slachtoffer kunnen een zodanige psychische druk opleveren dat het voor het slachtoffer zo moeilijk is zich aan het seksueel binnendringen van zijn of haar lichaam te onttrekken dat sprake is van door de verdachte uitgeoefende dwang.