NJB 2023/542
Bestuurdersaansprakelijkheid. Artikel 32 en 36 Invorderingswet 1990. Bewijs van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Bewijslast met betrekking tot opzet en schuld. Unierechtelijke verdedigingsbeginsel en andere afloopcriterium.
HR 10-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:176
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 februari 2023
- Magistraten
Mrs. Feteris, Faase, Van Eijsden
- Zaaknummer
21/00523
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:176, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑02‑2023
- Wetingang
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Artikel 32 en 36 Invorderingswet 1990. Bewijs van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Bewijslast met betrekking tot opzet en schuld. Unierechtelijke verdedigingsbeginsel en andere afloopcriterium.
Uitspraak
Hoge Raad, onder meer:
Bewijs van kennelijk onbehoorlijk bestuur (21/00525):
‘4.1.2.
Indien een vennootschap heeft besloten haar activiteiten te beëindigen en niet over voldoende middelen beschikt om al haar schuldeisers te voldoen, staat het (de bestuurder van) die vennootschap in beginsel niet vrij schuldeisers die aan de vennootschap zijn gelieerd met voorrang boven andere schuldeisers – onder wie de ontvanger – te voldoen, tenzij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.