2517/2009
Rb. Rotterdam, 17-10-2014, nr. C/10/461194 / KG ZA 14-981
ECLI:NL:RBROT:2014:8478
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
17-10-2014
- Zaaknummer
C/10/461194 / KG ZA 14-981
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2014:8478, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 17‑10‑2014; (Kort geding)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2014/347 met annotatie van mr. A. Steneker
Uitspraak 17‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Executoriaal beslag op tegoed op bankrekening. Toepasselijkheid beslagvrije voet
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/461194 / KG ZA 14-981
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2014
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.F. Hardeman te Rotterdam,
tegen
de stichting
STICHTING WOONBRON,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. H.L.J. Walhain te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonbron genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de overgelegde producties
- -
de mondelinge behandeling
- -
de pleitnota van [eiser]
- -
de pleitnota van Woonbron.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 13 augustus 2010 is [eiser] onder meer veroordeeld tot betaling aan Woonbron van een bedrag van € 841,82. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 5 september 2014, in een procedure tussen de Stichting Woonstad Rotterdam als eiseres (hierna: Woonstad) en [eiser] en zijn echtgenote [betrokkene] als gedaagden, heeft de kantonrechter onder meer de huurovereenkomst der partijen ontbonden en [eiser] en zijn echtgenote veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.038,86 aan achterstallige huurpenningen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
[eiser] heeft op 25 september 2014 een brief ontvangen van de ABN-AMRO bank dat door Woonbron executoriaal derdenbeslag beslag was gelegd op het tegoed op zijn bankrekeningen.
2.4.
[eiser] heeft de gemachtigde van Woonbron, zijnde Deurwaarderskantoor Bazuin & Partners, verzocht de beslagvrije voet toe te passen op het gelegde beslag, in ieder geval bij e-mailberichten van 1 oktober 2014 en 7 oktober 2014.
2.5.
Deurwaarderskantoor Bazuin & Partners heeft bij e-mailberichten van 3 oktober 2014 en 8 oktober 2014 medegedeeld dat de beslagvrije voet niet zal worden toegepast.
2.6.
Woonbron heeft bij exploot van 8 oktober 2014 het proces-verbaal van het onder de ABN-AMRO bank gelegde executoriale derdenbeslag overbetekend aan [eiser].
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, opheffing van het op 25 september 2014 door Woonbron ten laste van [eiser] gelegde executoriale derdenbeslag onder de ABN-AMRO bank, behoudens voor zover het door het beslag getroffen banksaldo de beslagvrije voet van € 1.223,54 te boven gaat, met veroordeling van Woonbron in de proceskosten. [eiser] stelt daartoe het volgende.
3.2.
Het beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 1.426,23 op de spaarrekening van [eiser]. Dit saldo is bedoeld als gezinsinkomen voor de maand oktober 2014. [eiser] is gehuwd met mevrouw [betrokkene] en zij hebben twee jonge kinderen. [betrokkene] volgt een opleiding en ontvangt daarvoor studiefinanciering. [eiser] is werkzoekend. Op de rekening-courant van [betrokkene] is op 24 september 2014 door DUO een bedrag van € 1.361,70 aan studiefinanciering gestort. Daarvan heeft [betrokkene] op dezelfde dag € 1.237,26 overgemaakt naar de privérekening van [eiser]. Op de privérekening van [eiser] is op 22 september 2014 een bedrag van € 291,- aan huurtoeslag gestort. [eiser] heeft dit bedrag dezelfde dag overgemaakt naar zijn spaarrekening. Het geld werd op de spaarrekening gestort om verhaal door schuldeisers te bemoeilijken. [eiser] en [betrokkene] kunnen door het beslag hun vaste lasten niet meer betalen. Zij hebben betalingsregelingen getroffen met schuldeisers, maar die kunnen door het beslag niet worden nagekomen. Het meest dringend zijn de betalingen aan de Woonstad. De kantonrechter heeft weliswaar bij vonnis van 5 september 2014 de huurovereenkomst met Woonstad ontbonden maar [eiser] heeft aan Woonstad een betalingsregeling voorgesteld, die inhoudt betaling van lopende huur plus € 50,- extra per maand. [eiser] heeft goede hoop dat Woonstad niet tot ontruiming zal overgaan als [eiser] deze regeling stipt nakomt, maar daarvoor heeft hij het geld op zijn spaarrekening nodig. Woonbron maakt volgens [eiser] misbruik van recht. [eiser] beroept zich op vonnissen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BK3544 en van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 19 maart 2010, ECLI:RBASS:2010: LB4599.
Voorts stelt [eiser] dat Woonbron heeft gehandeld in strijd met artikel 475 i Rv. Woonbron heeft niet voldaan aan de eis dat het beslagexploot binnen acht dagen na het leggen van beslag aan de geëxecuteerde moet worden overbetekend.
3.3.
Woonbron voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Ingevolge artikel 475c Rv. is een beslagvrije voet verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van onder meer loon, pensioen en uitkering tot levensonderhoud. De wet verzet zich echter niet tegen beslaglegging op het saldo op een bankrekening zonder dat daarbij toepassing wordt gegeven aan de beslagvrije voet, ook niet wanneer daardoor feitelijk inkomen wordt beslagen dat nog wel onder het bereik van de beslagvrije voet zou zijn gevallen als het beslag zou zijn gelegd onder de betaler van het loon, het pensioen of de uitkering tot levensonderhoud.
4.2.
Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Van misbruik van bevoegdheid is onder meer sprake indien men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (artikel 3:13, leden 1 en 2 BW).
4.3.
De executoriale beslaglegging heeft doel getroffen ten aanzien van het tegoed op de spaarrekening van [eiser]. Deze executoriale beslaglegging als zodanig levert nog geen onevenredigheid op in de voormelde zin. Woonbron wist, noch behoorde te weten, of het executoriale beslag op de spaarrekening doel zou treffen en zo ja, uit welke bron het geld op de spaarrekening afkomstig was.
4.4.
Naar voorlopig oordeel levert het handhaven van dit executoriale beslag in dit geval echter wel een misbruik van bevoegdheid op, voor zover hierbij de beslagvrije voet niet wordt toegepast. Uit de door [eiser] overgelegde verificatoire bescheiden blijkt immers genoegzaam dat DUO een bedrag van € 1.361,70 aan studiefinanciering op 24 september 2014 heeft betaald aan [betrokkene] en dat [betrokkene] daarvan -diezelfde dag nog- een bedrag van € 1.237,26 heeft overgemaakt naar de spaarrekening van [eiser].
Ingevolge artikel 11.3. lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000 is studiefinanciering in het geheel niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag. In dit geval is weliswaar geen sprake van een (rechtstreeks) executoriaal beslag op studiefinanciering, maar is wel voldoende aannemelijk dat het beslag op de spaarrekening (voornamelijk) doel heeft getroffen op geld dat net daarvoor door DUO als studiefinanciering was uitbetaald. De herkomst van dit geld is derhalve in voldoende mate bepaalbaar. De stelling van [eiser] ter zitting dat dit geld snel op zijn spaarrekening is gezet juist ter voorkoming van verhaal door schuldeisers van [eiser] en [betrokkene], komt ook in het licht van de in producties zichtbare saldi op de rekeningen van [eiser] en [betrokkene] aannemelijk voor.
Uit de overgelegde bescheiden blijkt voorts dat de belastingdienst op 22 september 2014 een bedrag van € 291,- aan huurtoeslag heeft betaald aan [eiser] en dat [eiser] -wederom op dezelfde dag- een bedrag van € 176,09 heeft overgemaakt naar zijn spaarrekening. Ook de herkomst van dit geld is derhalve in voldoende mate bepaalbaar. Het is aannemelijk dat het geld op de spaarrekening van [eiser] de enige middelen van bestaan van [eiser] en zijn gezin vormt en dat dit geld de partner van [eiser] in staat stelt om een studie te volgen (hetgeen ook in het belang van [eiser] mag worden geacht) en de kosten van levensonderhoud tijdens die studie te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] over andere financiële middelen beschikt. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat hij werkloos is. Voorts wordt geenszins uitgesloten dat [eiser] er in zal slagen om een betalingsregeling te treffen met Woonstad. Het is aannemelijk dat [eiser] voor het treffen van deze regeling het geld op zijn spaarrekening nodig heeft. Door het treffen van deze regeling kan mogelijk worden voorkomen dat [eiser], zijn partner [betrokkene] en hun twee kinderen op straat komen te staan, welk gevaar dreigt indien Woonstad (alsnog) gebruik zou gaan maken van haar bevoegdheid om het vonnis van 4 september 2014 te executeren. Verhuurders plegen wel vaker een ontruimingsvonnis niet te executeren maar als stok achter de deur te hanteren.
4.5.
De voorzieningenrechter tekent duidelijkheidshalve aan dat het oordeel inhoudt dat het misbruik van bevoegdheid niet is gelegen in het leggen van het beslag, maar in de onverkorte handhaving daarvan zonder het -in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigde- verzoek van [eiser] te honoreren om de beslagvrije voet toe te passen.
4.6.
Op grond van artikel 475i Rv. is een beslaglegger verplicht om binnen acht dagen na het leggen van beslag het beslagexploot aan de geëxecuteerden te betekenen, bij gebreke waarvan de voorzieningenrechter het beslag op vordering van de geëxecuteerde kan opheffen. Tussen partijen is niet in geschil dat de deurwaarder deze termijn heeft overschreden. In dit geval bestaat voor (volledige) opheffing van het beslag geen aanleiding reeds, reeds omdat [eiser] geen consequenties verbindt aan zijn opmerking dat het beslag te laat is overbetekend. [eiser] wil slechts de beslagvrije voet toegepast zien worden. Een en ander neemt echter niet weg dat de deurwaarder weinig zorgvuldig heeft gehandeld. [eiser] wist niet dat er beslag was gelegd totdat hij daarover een brief kreeg van de bank. Zelfs nadat zich namens [eiser] een advocaat bij de deurwaarder meldde duurde het nog een week voordat het beslag werd overbetekend.
4.7.
Woonbron zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. [eiser] procedeert met een toevoeging. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- € 816,- aan salaris advocaat (standaardtarief kort geding volgens de Liquidatietarieven);
- € 77,- aan griffierecht;
- € 93,80 aan explootkosten dagvaarding.
Vanwege de toevoeging dient de griffier 75% van de explootkosten te dragen. Dat is
€ 70,35. Het restant ad € 23,45 komt aan [eiser] toe.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het op 25 september 2014 door Woonbron ten laste van [eiser] gelegde executoriale derdenbeslag onder ABN AMRO Bank N.V., behoudens voor zover het door het beslag getroffen banksaldo de beslagvrije voet van € 1.223,54 te boven gaat;
5.2.
veroordeelt Woonbron om te betalen
-aan [eiser]:
-€ 23,45 aan niet in debet gestelde kosten dagvaarding
-€ 77,- aan vastrecht
-€ 816,- aan salaris voor de advocaat;
-aan de griffier van deze rechtbank:
-€ 70,35 aan in debet gestelde explootkosten;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2014.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑10‑2014