Rb. Amsterdam, 16-11-2009, nr. 443021 - KG ZA 09-2466
ECLI:NL:RBAMS:2009:BK3544
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
16-11-2009
- Zaaknummer
443021 - KG ZA 09-2466
- LJN
BK3544
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BK3544, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 16‑11‑2009; (Kort geding)
Uitspraak 16‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Executoriaal derdenbeslag onder bank treft de beslagvrije voet van het inkomen van de schuldenaar. Opheffing voor gedeelte ter grootte van de beslagvrije voet.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 443021 / KG ZA 09-2466 HJ/JS
Vonnis in kort geding van 16 november 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 12 november 2009,
advocaat mr. G.L.D. Thomas te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.H.J. Slager te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ICS genoemd worden.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 13 november 2009 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. ICS heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben pleitnota’s in het geding gebracht, [eiser] heeft tevens producties in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren aanwezig: [eiser] met mr. R.P.J. Hendrikx, advocaat te Amsterdam, en mr. Slager, die is verschenen voor ICS.
2. De feiten
2.1.
[eiser] ontvangt in het kader van een prepensioenregeling een uitkering van de Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM (hierna: het pensioenfonds). Tevens is [eiser] gerechtigd tot een gedeeltelijke WAO-uitkering, die door het UWV aan het pensioenfonds wordt betaald en door het pensioenfonds wordt doorbetaald aan [eiser]. [eiser] ontvangt op grond van voornoemde uitkeringen maandelijks circa € 1.045,00 netto per maand.
2.2.
Op 27 augustus 2009 heeft ICS uit krachte van een verstekvonnis van 27 juni 2007 van de rechtbank Amsterdam ten laste van [eiser] executoriaal derdenbeslag gelegd onder het pensioenfonds, voor een vordering ten bedrage van € 8.573,75, te vermeerderen met rente en kosten. Daarbij is aanvankelijk aan [eiser] een beslagvrije voet van € 354,52 toegekend. Bij brief van 18 september 2009 is door de beslagleggende gerechtsdeurwaarder aan het pensioenfonds medegedeeld dat de beslagvrije voet wordt vastgesteld op € 1.248,32 per maand.
2.3.
Op 22 oktober 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder, die kennelijk tevens als gemachtigde ter incasso voor ICS optreedt, voor zover thans relevant het volgende bericht:
“(...) delen wij u mede dat uw inkomen onder de beslagvrije voet ligt, zodat wij geen inhoudingen ontvangen. Onze cliente kan uiteraard geen genoegen nemen met non-betaling van haar vordering, zodat u andere executiemaatregelen kunt verwachten.”
2.4.
Op 28 oktober 2009 heeft ICS uit krachte van het voornoemde vonnis ten laste van [eiser] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank (hierna: de ING).
2.5.
Op 30 oktober 2009 heeft de ING aan [eiser] bericht dat het beslag op de betaalrekening van [eiser] een saldo van € 1.613,72 heeft getroffen.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert primair ICS te veroordelen om binnen één dag na betekening van dit vonnis het beslag onder de ING op te heffen, op straffe van een dwangsom en subsidiair het beslag - naar de voorzieningenrechter begrijpt - op te heffen tot € 1.248,32, zijnde het bedrag van de beslagvrije voet zoals deze geldt voor [eiser] bij beslag op vorderingen tot periodieke betalingen als bedoeld in artikel 475c Rv.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag, kort gezegd, dat ICS misbruik van recht maakt door beslag op zijn bankrekening te leggen en over te gaan tot uitwinning van het volledig op die bankrekening staande saldo. [eiser] stelt daartoe dat ICS wist of behoorde te weten dat zij met dat beslag alleen de uitkering zou treffen die [eiser] van het pensioenfonds in de desbetreffende maand heeft ontvangen. Volgens [eiser] heeft ICS beslag onder de ING gelegd om geen rekening te hoeven houden met de beslagvrije voet die bij het eerdere beslag onder het pensioenfonds wel dient te worden toegepast.
3.3.
ICS voert verweer. Op dat verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De vraag die partijen in dit kort geding verdeeld houdt luidt kort gezegd of ICS onrechtmatig handelt door beslag te leggen op de bankrekening van [eiser] en zich te verhalen op het volledige daarop aanwezige saldo.
4.2.
Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat, anders dan ICS stelt, [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het saldo op de bankrekening, dat door het beslag is getroffen, geheel of vrijwel geheel de uitkering betreft die hij in oktober 2009 van het pensioenfonds heeft ontvangen. [eiser] heeft daartoe gewezen op de desbetreffende uitkeringsspecificatie, alsmede op een brief van het UWV, waaruit blijkt dat de uitkering in die maand is verhoogd met een éénmalige extra betaling van circa € 350,00. Voorts heeft ICS niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [eiser] over geen enkele andere bron van inkomsten beschikt, zodat tevens moet worden aangenomen dat [eiser] voor de noodzakelijke kosten van zijn levensonderhoud op dat inkomen is aangewezen.
4.3.
ICS heeft ter afwering van de vordering van [eiser] aangevoerd dat geen sprake is van misbruik van recht. Zij stelt daartoe, kort gezegd, dat de uitkering die [eiser] van het pensioenfonds ontvangt, nadat deze op de bankrekening van [eiser] is bijgeschreven, niet langer het karakter heeft van een vordering tot betaling van een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden, zodat zij bevoegd is dit vermogensbestanddeel van [eiser] volledig uit te winnen.
4.4.
Uitgangspunt is dat, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar mag verhalen.
Op dit uitgangspunt bestaan evenwel uitzonderingen. Onder andere wordt het verhaalsrecht van de schuldeiser beperkt door de regeling die is neergelegd in de artikelen 475b - 475g Rv., die beoogt te waarborgen dat ook de schuldenaar die beslag op zijn inkomen moet dulden nog juist voldoende overhoudt voor de lopende kosten van het bestaan en niet tot de bedelstaf zal vervallen. Op het gedeelte van het inkomen dat nodig is voor deze noodzakelijke kosten, de beslagvrije voet, kan dan ook geen geldig beslag worden gelegd.
4.5.
Het inkomen, dat [eiser] gewoonlijk per maand ontvangt, ligt onder de voor hem geldende beslagvrije voet, met als gevolg dat ICS, zoals haar is gebleken, haar vordering feitelijk niet of nauwelijks kan verhalen door middel van beslag onder het pensioenfonds.
4.6.
ICS heeft vervolgens beslag gelegd onder de ING. Weliswaar verbindt de wet aan een dergelijk beslag - dat immers geen beslag is op vorderingen tot periodieke betalingen - geen beslagvrije voet, maar dat betekent niet dat in een geval als het onderhavige de schuldeiser zich geen rekenschap hoeft te geven van de omstandigheid dat met dat beslag juist dat inkomen, onderscheidenlijk het gedeelte daarvan wordt geblokkeerd, dat de schuldenaar nodig heeft voor de noodzakelijke kosten van zijn bestaan. Door hiermee geen rekening te houden handelt ICS onrechtmatig jegens [eiser]. Bij een andersluidend oordeel zou de bescherming die [eiser] op grond van de artikelen 475b - 475g Rv. toekomt illusoir worden, hetgeen tot maatschappelijk onaanvaardbare consequenties zou leiden.
4.7.
Nu [eiser] in oktober 2009 éénmalig een uitkering heeft ontvangen die hoger is dan de voor hem geldende beslagvrije voet wordt overwogen dat ICS niet gehouden is het beslag onder ING volledig op te heffen. Het primair gevorderde wordt derhalve afgewezen. Het subsidiair gevorderde komt wel voor toewijzing in aanmerking. Het beslag zal derhalve worden opgeheven behoudens voor zover het banksaldo de voor [eiser] geldende beslagvrije voet van € 1.248,32 overschrijdt. De voorzieningenrechter wijst erop dat daarmee het vermogen van [eiser] is “afgeroomd” zodat beslaglegging op de bankrekening van [eiser] niet herhaald kan worden zolang hij daarop alleen zijn uitkering ontvangt.
4.8.
ICS zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
– € 85,98 aan explootkosten
– € 65,50 aan betaald vastrecht,
– € 196,50 aan overig vastrecht en
– € 816,00 aan salaris advocaat.
€ 1.163,98
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
heft het op 28 oktober 2009 door ICS ten laste van [eiser] gelegde derdenbeslag onder ING op behoudens voor zover het door het beslag getroffen banksaldo de voor [eiser] geldende beslagvrije voet van € 1.248,32 te boven gaat;
5.2.
veroordeelt ICS in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.163,98 en te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.728 ten name van MVJ Arrondissement Amsterdam onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en het zaak- en rolnummer;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.J.M. Saelman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2009.?