Rb. Arnhem, 12-04-2006, nr. 91453
ECLI:NL:RBARN:2006:AY0152
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
12-04-2006
- Zaaknummer
91453
- LJN
AY0152
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2006:AY0152, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 12‑04‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 12‑04‑2006
Inhoudsindicatie
De vordering strekt er toe dat het complete stafdossier in het geding dient te worden overlegd respectievelijk - voor zover het toekomstige nieuwe stukken betreft - te worden afgegeven. Deze vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 843a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 91453 / HA ZA 02-1444
Vonnis in incident van 12 april 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser]
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. J.M. Wolfs te Maastricht,
tegen
1. [gedaagde]
wonende [woonplaats]
gedaagde,
verweerder in het incident,
procureur mr. H.A. Wiggers,
advocaat mr. H.A. Wiggers te Arnhem,
2. [gedaagde 2]
wonende [woonplaats]
gedaagde,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. C.J. Looijen te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het vonnis van 8 juni 2005
- -
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 24 januari 2006
- -
de incidentele conclusie tot afgifte van stukken ex artikel 843a Rechtsvordering
- -
de conclusie na incidentele conclusie tot afgifte van stukken ex artikel 843a Rechtsvordering .
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
Het geschil en de beoordeling in het incident
in het incident
[eiser] vordert - samengevat en zakelijk weergegeven - dat de rechtbank [gedaagde] zal gelasten bij akte alle stukken uit het strafdossier in het geding te brengen alsmede alle toekomstige stukken in het strafdossier aan [eiser] toe te sturen, een en ander op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding. [gedaagde] verzet zich daartegen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
- 2.2.
De vordering van [eiser] strekt er dus toe dat [gedaagde] het complete strafdossier in het geding dient over te leggen respectievelijk - voor zover het toekomstige nieuwe stukken betreft – aan haar dient af te geven.
- 2.3.
Deze vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 843a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), dat luidt: “Hij die daarbij een rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.”.
- 2.4.
Dat artikel “bindt de toewijsbaarheid van de daarbedoelde vordering aan drie cumulatieve voorwaarden: (1) de eiser of verzoeker dient een rechtmatig belang te hebben, en het moet gaan om (2) een onderhandse akte (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is”, aldus Hoge Raad 18 februari 2000, NJ 2001, 259.
- 2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] een rechtmatig belang als hiervoor bedoeld, zodat aan de eerste voorwaarde is voldaan.
- 2.6.
Gesteld noch gebleken is dat de stukken (en gezien de vordering: alle stukken) behorende tot het strafdossier onderhandse akten zijn. Bovendien vormen die stukken geen “bepaalde bescheiden” als bedoeld in artikel 843a Rv.: daarvoor is een compleet strafdossier, als waarvan de afgifte wordt gevorderd, te algemeen en onbepaald van aard. Aan de tweede voorwaarde is niet voldaan.
- 2.7.
Het strafdossier lijkt - afgaande op het debat tussen partijen - in elk geval ten dele betrekking te hebben op hetzelfde feitencomplex als de onderhavige zaak. Daarmede heeft het strafdossier echter nog niet betrekking op “een rechtsbetrekking waarin [eiser] partij is”, zoals de Hoge Raad het heeft geformuleerd. Dat dat laatste het geval is, is onvoldoende onderbouwd. Ook aan de derde voorwaarde is niet voldaan.
- 2.8.
De vordering zal worden afgewezen.
- 2.9.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat naar haar oordeel [gedaagde] gehouden is ingevolge het bepaalde in artikel 21 Rv. melding te maken van een vonnis in de strafzaak zodra dat is uitgesproken. Voorts zal de rechtbank dan, indien [gedaagde] dat vonnis niet eigener beweging in het geding zou brengen, op de voet van artikel 22 Rv. bevelen dat vonnis over te leggen.
- 2.10.
[eiser] zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident. Deze kosten gevallen aan de zijde van [gedaagde], bedragen tot heden € 894,- wegens salaris procureur (1 punt conform tarief IV)
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1
wijst de vordering in het incident af,
3.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [gedaagde] en tot aan dit vonnis begroot op € 894,- wegens salaris procureur.
in de hoofdzaak
3.3
verwijst de zaak naar de rol van 26 april 2006 voor uitlating voortzetting enquête aan de zijde van [eiser].
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2006.