Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 34882 (uitgifte: 19-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43374877)
13-07-2023, Stcrt. 2023, 20380 (uitgifte: 20-07-2023, regelingnummer: WJZ/33574768)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 34882 (uitgifte: 19-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43374877)
13-07-2023, Stcrt. 2023, 20380 (uitgifte: 20-07-2023, regelingnummer: WJZ/33574768)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Bodem
1.
Als hoeveelheid stikstof als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet wordt vastgesteld de hoeveelheid stikstof die in bijlage A, tabel 1, bij het desbetreffende gewas onder het desbetreffende jaar is vermeld, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, zoals deze in voorkomend geval is onderscheiden naar de grondsoort van het perceel waarop de teelt plaatsvindt, het aantal voorafgaande teelten van hetzelfde gewas in het desbetreffende jaar, de in het desbetreffende jaar aan de betrokken teelt voorafgaande of op de betrokken teelt volgende teelt van andere gewassen, het tijdstip waarop het desbetreffende perceel is beteeld, alsmede de bij de teelt toegepaste landbouwpraktijk, met dien verstande dat:
- a.
de hoeveelheid stikstof die bij ‘tijdelijk grasland’ en bij ‘groenbemesters’ is vermeld, niet geldt voor tijdelijk grasland dat wordt, onderscheidenlijk groenbemesters die worden geteeld aansluitend op de teelt van maïs;
- b.
de hoeveelheid stikstof die onder de gewasgroep ‘groenbemesters’ bij ‘Graszaadstoppel ter vernietiging in najaar of vroege voorjaar’ is vermeld, uitsluitend van toepassing is indien de groenbemester:
- 1°
wordt geteeld vóór 16 september en is geploegd na 1 december, voor zover de groenbemester wordt geteeld op zand-, löss- of veengrond;
- 2°
wordt geteeld vóór 16 september en aantoonbaar ten minste acht weken wordt geteeld alvorens te worden geploegd, voor zover de groenbemester wordt geteeld op kleigrond; of
- 3°
gedurende een periode van ten minste tien weken wordt geteeld in het groeiseizoen en aansluitend daarop een volggewas wordt geteeld.
- c.
de hoeveelheid stikstof die onder de gewasgroep ‘groenbemesters’ bij ‘Niet-vlinderbloemige groenbemesters’ is vermeld, uitsluitend van toepassing is indien de niet-vlinderbloemige groenbemester voor 1 september aansluitend op de teelt van granen, graszaad of koolzaad wordt geteeld en niet voor 1 februari van het daarop volgende kalenderjaar wordt vernietigd;
- d.
de hoeveelheid stikstof die bij ‘Consumptieaardappelen Vroeg’ is vermeld, uitsluitend geldt indien het loof voor 15 juli van het desbetreffende jaar wordt vernietigd;
- e.
de hoeveelheid stikstof die bij ‘Pootaardappelen Uitgroeiteelt’ is vermeld, uitsluitend geldt indien het loof na 15 augustus van het desbetreffende jaar wordt vernietigd;
- f.
de hoeveelheid stikstof die onder ‘lössgrond’ is vermeld, uitsluitend geldt indien het grond betreft die is ontstaan in eolisch materiaal en binnen 80 cm van het maaiveld voor meer dan de helft bestaat uit leem met een kleinere fractie dan 50 μm; en
- g.
de hoeveelheid stikstof per hectare die in de tabel is vermeld, voor het kalenderjaar 2024 wordt verminderd met:
- 1°
5 procent bij teelt op landbouwgrond in een met nutriënten verontreinigd gebied; of
- 2°
10 procent bij teelt op een perceel landbouwgrond dat voor ten minste de helft van de oppervlakte gelegen is in een op grond van artikel 7.11 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bij of krachtens omgevingsverordening aangewezen grondwaterbeschermingsgebied in de zandgronden en lössgronden, bedoeld in Bijlage I bij het besluit, in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg.
2.
De hoeveelheid stikstof per hectare, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, wordt rekenkundig afgerond op hele kilogrammen.
3.
Indien het gewogen gemiddelde van de hoeveelheid stikstof van alle op de tot een bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond geteelde gewassen of gewasgroepen uit Bijlage A, tabel 1, in een kalenderjaar ten minste 100 kilogram en ten hoogste 110 kilogram stikstof per hectare is, bedraagt de hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet in het desbetreffende kalenderjaar, in afwijking van het eerste lid, 110 kilogram stikstof per hectare van de tot dat bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.