Rb. Oost-Brabant, 26-04-2013, nr. SHE 13 / 441
ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3249
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
26-04-2013
- Zaaknummer
SHE 13 / 441
- LJN
CA3249
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3249, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 26‑04‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2014:1311
Uitspraak 26‑04‑2013
Inhoudsindicatie
De omstandigheid dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen de boetebeschikking maakt dat op verweerder ook in het kader van de WOB een vergaarplicht rust.
Partij(en)
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/441
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2013 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. J. van Gemert),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder.
Procesverloop
Op 13 augustus 2012 heeft eiser verweerder op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht informatie te verstrekken over de beschikking, die hem is opgelegd op grond van de Wet administratief rechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), met kenmerk x44269 en cjib-nummer 1 6260 9321.
Bij besluit van 17 augustus 2012 (lees: 20 augustus 2012) (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek toegewezen en eiser het zaakoverzicht verstrekt. Verweerder heeft aangegeven niet te beschikken over de overige door eiser gevraagde gegevens en het verzoek van eiser voor verdere afhandeling doorgestuurd aan de politie Brabant-Noord Verkeershandhaving te ’s-Hertogenbosch.
Bij besluit van 19 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2013. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door V. Quacken, kantoorgenoot van mr. Van Gemert. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
- 1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
- 2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder eiser, ondanks zijn verzoek daartoe, niet heeft gehoord. Verweerder heeft daarmee het in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde beginsel van de hoorplicht geschonden.
- 3.
Verweerder heeft eiser naar aanleiding van zijn verzoek het zaakoverzicht verstrekt. De brieven van eiser, die eveneens deel uitmaken van eisers dossier bij Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), heeft verweerder niet verstrekt omdat eiser kan beschikken over deze brieven. Verweerder heeft het verzoek van eiser voor verdere afhandeling doorgestuurd aan de politie Brabant-Noord Verkeershandhaving te ’s-Hertogenbosch.
- 4.
De omstandigheid dat eiser daadwerkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de boetebeschikking, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder niet kon volstaan met het doorsturen voor verdere afhandeling van eisers verzoek naar de politie Brabant-Noord Verkeershandhaving. Vast staat dat verweerder ten behoeve van de volledige heroverweging van zijn besluit naar aanleiding van het daartegen gemaakte bezwaar dient te beschikken over de documenten die van belang zijn voor de beoordeling van de juistheid van de aan eiser opgelegde boete en deze documenten dus zo nodig dient te vergaren. Gelet daarop rust in dit specifieke geval op verweerder ook in het kader van de WOB een vergaarplicht.
- 5.
De beslissing welke stukken nodig zijn om in bezwaar tot een volledige heroverweging van het aangevallen besluit te kunnen komen, is naar het oordeel van de rechtbank aan verweerder. Het WOB-verzoek van eiser is dermate algemeen geformuleerd, dat hieruit niet zonder meer kan worden opgemaakt over welke stukken eiser wil beschikken. Gelet op de op verweerder rustende vergaarplicht, had het evenwel op zijn weg gelegen bij eiser te informeren op welke stukken zijn verzoek concreet betrekking heeft.
- 6.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.
- 7.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, ten bedrage van in totaal € 944 voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 472, wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken. Voorts gelast de rechtbank verweerder aan eiser het griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank,
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, ten bedrage van € 944;
- -
bepaalt dat verweerder het gestorte griffierecht van € 156 aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Tadic, rechter, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.