Rb. 's-Gravenhage, 11-04-2007, nr. 285052/FT-EA 07.35
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2958
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
11-04-2007
- Zaaknummer
285052/FT-EA 07.35
- LJN
BA2958
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2958, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 11‑04‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 11‑04‑2007
Inhoudsindicatie
Eigen aangifte / geen redelijk belang /ontbreken baten versus kosten curator. In casu staat volgens de aangever zelf vast dat er geen bezittingen zijn, zodat redelijkerwijs ervan uit mag worden gegaan dat er geen baten zijn. Een eventuele boedelbijdrage ten laste van de uitkering van aangever zal dermate marginaal zijn, dat dit niet in verhouding staat tot de kosten die een curator zal moeten maken. Ten gevolge hiervan kan in redelijkheid niet worden verwacht dat een curator wordt belast met een onderzoek, waarvan deze zelf de kosten moet dragen. Er is derhalve sprake van onevenredigheid tussen het belang van de aangever bij de uitoefening van zijn bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, zijnde de niet-verhaalbare kosten van de curator. Volgt afwijzing van het verzoek tot eigen faillietverklaring.
rekestnummer: 285052/FT-EA 07.35
uitspraakdatum: 11 april 2007
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[aangever],
geboren op [geboortedatum 1985] te [geboorteplaats] (Iran),
postadres [adres],
aangever,
heeft aangifte gedaan strekkende tot eigen faillietverklaring.
Aangever is op 11 april 2007 in raadkamer gehoord.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van aangever in Nederland ligt.
Aangever heeft verklaard in de toestand te verkeren dat hij heeft opgehouden te betalen.
Bij de beoordeling van het verzoek wordt het volgende overwogen.
Dat een aanvrager van een faillissement bij de faillietverklaring een redelijk belang moet hebben is vaste rechtspraak.
Aangever heeft desgevraagd verklaard dat hij geen enkele bezittingen heeft die verhaal zouden kunnen bieden aan schuldeisers; hij heeft voorts geen werk, en leeft van een bijstandsuitkering. Vanwege CJIB-vorderingen van circa € 3.000,-- wordt hij regelmatig gegijzeld.
De vraag is of de aangever onder de gegeven omstandigheden bij de faillietverklaring een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW.
De rechtbank oordeelt als volgt:
De Hoge Raad heeft in de beschikking van 10-11-2000 (NJ 2001/249 m.o P.v.S), in navolging van die van 10-05-1974 (NJ 1975/267) geoordeeld dat het de curator is die een onderzoek instelt naar de baten en dat de rechter in beginsel eerst na kennisneming daarvan kan beoordelen of sprake is (geweest) van misbruik van bevoegdheid dan wel een redelijk belang.
In casu staat volgens de aangever zelf vast dat er geen bezittingen zijn, zodat redelijkerwijs ervan uit mag worden gegaan dat er geen baten zijn. Een eventuele boedelbijdrage ten laste van de uitkering van aangever zal dermate marginaal zijn, dat dit niet in verhouding staat tot de kosten die een curator zal moeten maken. Ten gevolge hiervan kan in redelijkheid niet worden verwacht dat een curator wordt belast met een onderzoek, waarvan deze zelf de kosten moet dragen. Er is derhalve sprake van onevenredigheid tussen het belang van de aangever bij de uitoefening van zijn bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, zijnde de niet-verhaalbare kosten van de curator.
Voorgaande feiten en omstandigheden op zich en in onderling verband beschouwend komt de rechtbank tot het oordeel de aanvraag dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- -
wijst af het verzoek tot eigen faillietverklaring van:
[aangever],
geboren op [geboortedatum 1985] te [geboorteplaats] (Iran),
postadres [adres].
Gewezen door mr. M.P. de Valk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2007 om 9.25 uur, in tegenwoordigheid van R. Becker, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een procureur binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.