Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 103
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Het gerechtelijk vooronderzoek betreffende een krijgsgevangene zal zo snel de omstandigheden zulks veroorloven worden gevoerd en op zodanige wijze, dat zijn berechting zo spoedig mogelijk plaats vindt. Een krijgsgevangene zal in afwachting van zijn berechting niet in voorlopig arrest worden genomen, tenzij een lid van de gewapende macht van de gevangenhoudende Mogendheid, indien verdacht van een soortgelijk feit, evenzo in voorlopig arrest zou zijn gesteld, of indien de nationale veiligheid zulks vereist. In geen geval mag dit voorlopig arrest de duur van drie maanden overschrijden.
2.
De tijd, door een krijgsgevangene in voorlopig arrest doorgebracht, zal op de hem opgelegde vrijheidsstraf in mindering worden gebracht en bij het bepalen van de straf in aanmerking worden genomen.
3.
Zolang krijgsgevangenen zich in voorlopig arrest bevinden, zullen zij de voordelen van de bepalingen van de artikelen 97 en 98 van dit hoofdstuk blijven genieten.