Hof Amsterdam, 12-09-2019, nr. 23-001233-16
ECLI:NL:GHAMS:2019:3370
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-09-2019
- Zaaknummer
23-001233-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:3370, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑09‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:558
Uitspraak 12‑09‑2019
Inhoudsindicatie
Voorhanden hebben hennepplanten. Toepassing artikel 9a Sr vanwege persoonlijke omstandigheden verdachte en lange tijdsverloop.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001233-16
datum uitspraak: 12 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 22 maart 2016 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-660170-11 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres 1] .
Procesgang
De politierechter heeft de verdachte op 27 maart 2013 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 19 september 2014 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 22 maart 2016 (ECLI:NL:HR:2016:466) het arrest van het gerechtshof vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2017 en 29 augustus 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2011 tot en met 22 juni 2011 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 566 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2011 tot en met 22 juni 2011 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten de verbreking van de zegel van de hoofdaansluitkast en/of een elektriciteitsaansluiting (ten behoeve van een hennepkwekerij) aan de onderzijde van de zekeringhouder.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag en de vraag naar de strafoplegging tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat hij geen wetenschap had van de in zijn loods aangetroffen hennepkwekerij. Daartoe heeft zij – samengevat – het volgende aangevoerd:
( a) de verdachte had de bovenverdieping onderverhuurd aan [naam] ;
( b) het staat niet vast dat de plantenresten die in de voor de verdachte toegankelijke plekken in de loods en in diens auto zijn aangetroffen, hennep betrof, omdat deze resten niet op enige wijze zijn getest. De enkele waarneming van een politieambtenaar is onvoldoende.
( c) de verdachte wist niet dat de in de loods aangetroffen materialen verband hielden met de kwekerij.
Het hof overweegt als volgt.
Op 22 juni 2011 heeft de politie op de bovenverdieping van een loods gelegen aan de [adres 2] te Zwanenburg een hennepkwekerij aangetroffen. De loods is door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] onderzocht en de 566 zich daar bevindende planten door hem aan de geur, vorm en kleur herkend als hennepplanten. Het hof is van oordeel dat de bevindingen van [verbalisant 1] met betrekking tot hennep, ook waar het betreft zijn bevindingen met betrekking tot de aangetroffen scharen met daarop hennepgeur respectievelijk hennepaanslag, moeten worden gezien als die van een deskundige getuige (vgl. HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8793), aangezien hij zich met grote regelmaat bezig hield met het opsporen en ruimen van hennepkwekerijen en als zodanig getraind en bekend was met hennep. De onder (b) genoemde stelling mist daarom doel.
Uit [verbalisant 1] onderzoek is het volgende gebleken:
▪ in een aanhangwagen in de benedenruimte van de door de verdachte gehuurde loods lag afval van de bouw van de kweekruimte. Dit betrof zakken houtafval en stukken slang.
▪ in de benedenruimte van de loods stonden grote plastic bakken die worden gebruikt om plantenpotten of andere kweekmiddelen in of op te plaatsen. Dergelijke plantenbakken worden vaak aangetroffen in hennepkwekerijen.
▪ de verdachte zat ten tijde van de politie-inval koffie te drinken op ongeveer één meter afstand van de plasticbakken en de aanhangwagen met afval.
▪ in de kleine ruimte waar de verdachte werd aangetroffen, was een klein keukenblok geplaatst. Op de aanrechtplank lag een kleine schaar. Op het knipgedeelte van deze schaar was een harsachtige aanslag zichtbaar die rook naar hennep.
▪ op het aanrechtblad stonden een fles azijn en een fles olijfolie. De olijfolie was erg troebel en in de olijfolie dreven kleine stukjes groen bladafval. Het was [verbalisant 1] bekend dat scharen die worden gebruikt bij het knippen van toppen van hennepplanten erg vervuilen en kleverig worden van de harsachtige aanslag en dat deze scharen worden schoongemaakt met olijfolie of azijn.
▪ in een kast op de benedenetage lag een stuk aluminium afzuigslang van hetzelfde model en type als boven in de hennepkwekerij was aangebracht. In deze kast lag eveneens een doos met daarin kweekblokjes ten behoeve van het opkweken van zaden. De doos was open en de blokken waren zichtbaar.
▪ op het verlaagde plafond boven het keukenblok en een tafel lag een aantal lege plastic zakken kweekaarde.
▪ aan de voorzijde van de bedrijfsruimte lagen onderdelen, voorzien van geluiddemping van de omkasting van een afzuiginstallatie.
▪ in de bedrijfsruimte lagen stukken van kunststof waterslangen. Dezelfde slangen waren gebruikt voor de watertoevoer naar de kweekruimte. Deze slangen liepen vanaf beneden, door de bedrijfsruimte, naar boven.
▪ in de auto van de verdachte, die in de loods stond geparkeerd, lag in een handschoenenvakje een schaar voorzien van hennepplanten aanslag. [verbalisant 1] rook dat schaar riekte naar de geur van hennep.
▪ de planten waren kort voor aantreffen voorzien van water. Dit is handmatig gedaan. De verdachte verklaarde de vermeende onderhuurder die dag niet gezien te hebben.
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte zich er in meer of mindere mate bewust van is geweest dat zich in de door hem gehuurde loods hennepplanten bevonden. Dat de verdachte heeft verklaard dat hij de bovenruimte had verhuurd aan [naam] , maakt dat niet anders. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt dan ook in zoverre verworpen. Nu het hof alleen komt tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de hennepplanten, behoeven de in de pleitnota van de raadsvrouw opgenomen verweren ten aanzien van de (periode van de) teelt van hennep geen bespreking.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de ten behoeve van de kwekerij gestolen elektriciteit, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 juni 2011 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van 566 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep, gesteld voor de vraag of een, en zo ja, welke straf of maatregel dient te worden opgelegd, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 566 hennepplanten. Hennep is een verdovend middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen planten kan het niet anders dan dat deze bestemd is geweest voor de handel. De handel in en het gebruik van verdovende middelen leiden tot allerlei vormen van criminaliteit, overlast en andere maatschappelijke problemen.
Vanuit het oogpunt van normbevestiging zou het in de rede hebben gelegen een straf aan de verdachte op te leggen. Toch kiest het hof hier in dit bijzondere geval niet voor. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte (net als zijn dochter) inmiddels is gediagnosticeerd met een aandoening die de elektrische activiteit van het hart verstoort, hetgeen leidt tot levensgevaarlijke hartritmestoornissen. Door deze aandoening verkeert de verdachte in ernstige onzekerheid over zijn gezondheid (en die van zijn dochter). Daarnaast is hij door deze lichamelijke beperking arbeidsongeschikt geraakt en in financiële problemen terecht gekomen. Hierbij komt dat deze strafzaak al sinds 2011 loopt. Gelet op een en ander is het hof van oordeel dat met het opleggen van enige straf geen redelijk strafrechtelijk doel meer wordt gediend. Daarom zal de verdachte, zoals gevorderd, schuldig worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M. Jurgens en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2019.