Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/
Verhandeling
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS586384:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
In de arresten HR 27 september 2002, NJ 2002, 620 en JOR 2002, 212 (`Vereniging tegen PiramidespelenOntvanger') en HR 22 november 2002, NJ 2003, 32 m.nt. PvS en JOR 2003, 27 m.nt. Wessels (`OberdorfLinssen q.q.') verwees de Hoge Raad naar Ontvanger-Hamm q.q. Omdat deze arresten geen nieuwe gezichtspunten hebben opgeleverd en de verwijzingen vooral ten doel hadden aan te geven dat een geheel andere situatie aan de orde was, laat ik een bespreking hier achterwege.
Pres. Rb. Groningen 17 september 1998, JOR 1999, 14 m.nt. G.A.J. Boekraad (`Kollum-Van der Molen q.q.'); Rb. Amsterdam 23 december 1998, JOR 1999, 153 (Wan Dijk q.q.-VSB'); Ktr. Hilversum 23 februari 2000, JOR 2000, 88 (`Krehalon-Bouwman q.q.'); Rb. Alkmaar 2 maart 2000 en 14 februari 2001, JOR 2001, 102 (`Reacon-Breederveld q.q.'); Rb. Arnhem 9 maart 2000, JOR 2000, 245 (`Ontvanger-Houwen q.q.'); Hof Arnhem 26 november 2002, JOR 2003, 46 (`Beks q.q.-SNS'); Vzr. Rb. Roermond 18 maart 2003, JOR 2003, 128 m.nt. B. Wessels (`Klessens-Eikendal q.q.'), in hoger beroep zie JOR 2003, 269; Rb. Zwolle 6 augustus 2003, NJ 2003, 668 en JOR 2003, 270 m.nt. A.J. Verdaas (`Keijser q.q.-Fortis'); Hof 's-Hertogenbosch 12 augustus 2003, JOR 2003, 268 (Wan Dooren q.q.-Craenen c.s.'); Hof 's-Hertogenbosch 23 september 2003, JOR 2003, 269 m.nt. G.J.P. Molkenboer (`Klessens-Eikendal q.q.'), hoger beroep van JOR 2003, 128; Rb. Utrecht 25 februari 2004, JOR 2004, 147 (Wan der Lubbe-Warringa q.q.'); Rb. Zutphen 31 maart 2004, JOR 2004, 148 m.nt. N.E.D. Faber (`BLG-Van der Werff q.q.'), in hoger beroep zie JOR 2005, 259; Hof Arnhem 23 augustus 2005, JOR 2005, 259 (`BLG-Van der Werff q.q.'), hoger beroep van JOR 2004, 148.
In het arrest Ontvanger-Hamm q.q. kwam voor het eerst de Hoge Raad tot een oordeel over abusieve betalingen aan een failliet (paragraaf 3.1). De rechtsregel die de Hoge Raad formuleerde, werd later herhaald in Komdeur q.q.-Nationale Nederlanden (paragraaf 3.2) en nogmaals, maar met een enigszins gewijzigde motivering, in het arrest Van der Werff q.q.-BLG (paragraaf 3.3). De regel is daarmee tot vaste jurisprudentie geworden.1 Lagere jurisprudentie wordt hierna niet afzonderlijk besproken. Er zal nog wel naar enkele van deze uitspraken worden verwezen.2