Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2019/713 betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen
Artikel 21 Evaluatie en verslaglegging
Geldend
Geldend vanaf 30-05-2019
- Bronpublicatie:
17-04-2019, PbEU 2019, L 123 (uitgifte: 10-05-2019, regelingnummer: 2019/713)
- Inwerkingtreding
30-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2019, PbEU 2019, L 123 (uitgifte: 10-05-2019, regelingnummer: 2019/713)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
De Commissie dient uiterlijk op 31 mei 2023 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin wordt beoordeeld in welke mate de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag.
2.
De Commissie voert uiterlijk op 31 mei 2026 een evaluatie uit van deze richtlijn betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen, alsook van de gevolgen van deze richtlijn voor de grondrechten, en dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag.
3.
In het kader van de in lid 2 van dit artikel bedoelde evaluatie brengt de Commissie ook verslag uit over de noodzaak, de haalbaarheid en de doeltreffendheid van het opzetten van beveiligde nationale onlinesystemen om slachtoffers in staat te stellen alle in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde strafbare feiten te melden, alsook van de invoering van een gestandaardiseerd Uniemodel voor meldingen, die de lidstaten tot basis zal dienen.