ABRvS, 14-08-2019, nr. 201709458/3/R2
ECLI:NL:RVS:2019:2765
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
14-08-2019
- Zaaknummer
201709458/3/R2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2019:2765, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14‑08‑2019; (Vereenvoudigde behandeling)
- Vindplaatsen
JOM 2019/843
Uitspraak 14‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 12 september 2017 heeft de raad van de gemeente Boxtel het bestemmingsplan "Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg 2017" vastgesteld. Het plan voorziet in de aanleg van een nieuwe verbinding van bedrijventerrein Ladonk naar de Kapelweg. Hiermee beoogt de raad de leefbaarheid en verkeersveiligheid van het buurtschap Kalksheuvel te verbeteren en de bereikbaarheid van bedrijventerrein Ladonk te verbeteren.
201709458/3/R2.
Datum uitspraak: 14 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Boxtel,
2. [appellant sub 2], wonend te Boxtel,
3. [appellant sub 3], wonend te Boxtel,
4. [appellant sub 4] en anderen, wonend te Boxtel,
5. [appellant sub 5], wonend te Boxtel,
6. [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], beiden wonend te [woonplaats], [appellant sub 6C], wonend te [woonplaats], en Grabo Onroerend Goed BV, gevestigd te Amsterdam,
7. [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B] en [appellant sub 7C], wonend te Boxtel,
8. [appellant sub 8A] en [appellant sub 8B], wonend te Boxtel,
9. [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B], wonend te Boxtel,
10. [appellante sub 10] en anderen, gevestigd te Boxtel,
11. Werkgeversvereniging Boxtel en Omgeving, gevestigd te Boxtel,
12. [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] en [appellante sub 12C], respectievelijk wonend en gevestigd te Boxtel,
13. vereniging het Groene Hart Brabant en andere, gevestigd te Boxtel,
14. [appellant sub 14], wonend te Boxtel,
15. Stichting Bewonersbelangen Boxtel-Noord en anderen, gevestigd te Boxtel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg 2017" vastgesteld.
Bij besluit van 26 september 2017 heeft het college het besluit Hogere waarden Wet geluidhinder in het kader van de Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg (VLK) 2017 Boxtel vastgesteld.
Bij besluit van 26 september 2017 heeft het college het verkeersbesluit tot het instellen van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen op de spoorwegovergang in de Kapelweg (gedeelte tussen Kapelweg 62 en Kapelweg 67) in Boxtel vastgesteld.
Bij besluit van 26 september 2017 heeft het college het verkeersbesluit tot het instellen van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen op de dubbele spoorwegovergang in de Tongersestraat (gedeelte van de Tongersestraat vanaf de oostzijde van de spoorwegovergang ’s-Hertogenbosch - Eindhoven tot aan de Van Salmstraat en Tongeren ten oosten van perceel Tongeren 2) in Boxtel vastgesteld.
Tegen deze besluiten hebben appellanten beroep ingesteld.
Bij besluit van 12 september 2017 heeft de raad het besluit tot definitieve onttrekking aan de openbaarheid van de (voormalige) spoorwegovergang Bakhuisdreef (tussen Bakhuisdreef en Kapelweg/Voorstraat) in Boxtel vastgesteld.
Dit besluit is niet in beroep bestreden.
De Afdeling heeft de behandeling van de beroepen aangehouden in verband met de prejudiciële vragen over het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) die de Afdeling in zaken over vergunningen voor veehouderijen heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie bij uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1259.
Bij arrest van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882 (hierna: het arrest) heeft het Hof de gestelde vragen beantwoord.
[appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B] en anderen, Werkgeversvereniging Boxtel en Omgeving, Vereniging het Groene Hart Brabant en het college hebben een reactie op het arrest ingediend.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader van de Wnb is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van de artikelen 3.30 en 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). Voor de mogelijkheid van beroep worden op grond van artikel 8.3, eerste lid, van de Wro de besluiten die tegelijk bekend zijn gemaakt als één besluit aangemerkt. Tegen het besluit tot definitieve onttrekking aan de openbaarheid is geen beroep ingesteld.
3. Het plan voorziet in de aanleg van een nieuwe verbinding van bedrijventerrein Ladonk naar de Kapelweg (hierna VLK). Hiermee beoogt de raad de leefbaarheid en verkeersveiligheid van het buurtschap Kalksheuvel te verbeteren en de bereikbaarheid van bedrijventerrein Ladonk te verbeteren.
4. Het plan zal leiden tot een toename van stikstofdepositie op enkele Natura 2000-gebieden die in het PAS zijn opgenomen,waaronder het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen . De raad stelt zich op het standpunt dat de zekerheid is verkregen dat die toename niet leidt tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van die gebieden. Dit blijkt uit de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt. De VLK is een zogenoemd prioritair project waarvoor in het PAS ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Daarom kan volgens de plantoelichting gebruik worden gemaakt van de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt.
5. Vereniging Het Groene Hart Brabant en andere betogen dat de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt niet voldoet aan de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en de rechtspraak van het Hof van Justitie daarover. Daarom vinden zij dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat hij de zekerheid heeft verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden niet zullen worden aangetast.
6. Het Hof van Justitie heeft de in de zaken over vergunningen voor veehouderijen gestelde vragen over het PAS beantwoord bij arrest van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882. De Afdeling heeft in die zaken vervolgens op 29 mei 2019 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2019:1603). In die uitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat met de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden die in het PAS zijn opgenomen niet zullen worden aangetast. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het niet meer mogelijk is om in een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming ontwikkelingsruimte toe te delen (punten 32.6 en 34.2).
7. Voor een bestemmingsplan zoals het onderhavige zijn tevens de volgende overwegingen van belang:
"35. Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend worden vastgesteld als op grond van een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten (artikel 19j, tweede en derde lid, van de Nbw 1998/artikel 2.7, eerste lid en 2.8, derde lid van de Wnb).
Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling die ten opzichte van de feitelijk aanwezige, planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, is een plan dat significante gevolgen kan hebben en dat passend beoordeeld moet worden.
De vaststelling van het bestemmingsplan is niet één van de besluiten die genoemd zijn in artikel 19km van de Nbw 1998 of artikel 2.7 van het Bnb, zodat het PAS-beoordelingskader niet van toepassing is. Dit neemt niet weg dat verschillende bevoegde bestuursorganen geen individuele passende beoordeling voor een bestemmingsplan hebben gemaakt, maar voor het aspect stikstof hebben verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag is gelegd aan het PAS. Het kan daarbij onder meer gaan om bestemmingsplannen waarin een concrete ontwikkeling is geregeld of waarin uitbreidingsmogelijkheden zijn geboden die de drempel- of grenswaarde niet overschrijden (zie ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3530, r.o. 4.9).
35.1. De conclusie in deze uitspraak dat de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS niet voldoet aan de eisen die het Hof daaraan stelt kan gevolgen hebben voor de hiervoor bedoelde bestemmingsplannen waarvan de beroepsprocedure nog niet is afgerond en waarin op dit punt beroepsgronden naar voren zijn gebracht door degene die zich op deze bepalingen kan beroepen. De raad kan/kon bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet verwijzen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS. De raad heeft in die gevallen het bestemmingsplan of het plandeel dat in de ruimtelijke ontwikkeling voorziet, vastgesteld in strijd met artikel 19j, derde lid, van de Nbw 1998 of artikel 2.8, derde lid, van de Wnb."
Gelet op vorenstaande overwegingen is de Afdeling van oordeel dat de raad het plan heeft vastgesteld in strijd met artikel 2.8, derde lid, van de Wet natuurbescherming, aangezien hij daarbij heeft verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS.
8. Het beroep is kennelijk gegrond. Het plan moet, gelet op de samenhang tussen de verschillende plandelen, in zijn geheel worden vernietigd. Aan een bespreking van de overige gronden van appellanten komt de Afdeling niet toe.
9. Gelet op de aard van het gebrek zijn de beroepen van de overige appellanten eveneens kennelijk gegrond. Hetgeen in die beroepen is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. Hierbij betrekt de Afdeling dat in het geval de raad de ruimtelijke ontwikkeling waarin het plan voorziet, wil voortzetten daarvoor eerst een nieuwe passende beoordeling moet worden gemaakt die mogelijk tot heroverweging of aanpassing van de thans voorliggende besluiten zal leiden. Omdat op voorhand niet duidelijk is dat de behandeling van de overige beroepen tegen de thans voorliggende besluiten van belang kan zijn voor een eventueel vervolgbesluit, ziet de Afdeling daar in deze procedure van af.
10. Verder wijst de Afdeling erop dat om redenen van proceseconomie per beroep alleen is vastgesteld dat ten minste een van de appellanten belanghebbende is bij de bestreden besluiten.
11. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
12. De besluiten van het college van 26 september 2017 tot vaststelling van het besluit Hogere waarden Wet geluidhinder, het verkeersbesluit tot het instellen van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen op de spoorwegovergang in de Kapelweg en het verkeersbesluit tot het instellen van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen op de dubbele spoorwegovergang in de Tongersestraat zijn genomen met het oog op (de gevolgen van) het plan.
In de overwegingen voor het besluit hogere waarden staat dat vanwege de aanleg van de VLK voor negen woningen er (zonder het treffen van maatregelen) sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
In de overwegingen voor de twee verkeersbesluiten staat dat de sluitingen voor gemotoriseerd verkeer pas in werking kunnen treden zodra de VLK als alternatieve route is opengesteld voor verkeer. Daarom is de werking van deze besluiten ook opgeschort tot de openstelling van de weg die het plan mogelijk maakt.
Uit deze overwegingen volgt dat deze besluiten afhankelijk zijn van (uitvoering van) het plan. Nu dit plan wordt vernietigd en op voorhand niet duidelijk is of en op welke wijze in de toekomst de voorziene weg mogelijk zal worden gemaakt, is de motivering van deze besluiten niet langer dragend. Daarom dienen deze besluiten te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
13. De raad en het college dienen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt:
a. het besluit van 12 september 2017 waarbij de raad het bestemmingsplan "Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg 2017" heeft vastgesteld;
b. het besluit van 26 september 2017 waarbij het college het besluit "Hogere waarden Wet geluidhinder in het kader van de Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg (VLK) 2017 Boxtel" heeft vastgesteld;
c. het besluit van 26 september 2017 waarbij het college het verkeersbesluit tot het instellen van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen op de spoorwegovergang in de Kapelweg (gedeelte tussen Kapelweg 62 en Kapelweg 67) in Boxtel heeft vastgesteld;
d. het besluit van 26 september 2017 waarbij het college het verkeersbesluit tot het instellen van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen op de dubbele spoorwegovergang in de Tongersestraat (gedeelte van de Tongersestraat vanaf de oostzijde van de spoorwegovergang ’s-Hertogenbosch - Eindhoven tot aan de Van Salmstraat en Tongeren ten oosten van perceel Tongeren 2) in Boxtel heeft vastgesteld.
III. draagt de raad van de gemeente Boxtel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II, onder a, wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl.
IV. veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 4] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 5] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 6A] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B] en [appellant sub 7C] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 8A] en [appellant sub 8B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellante sub 10] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij Werkgeversvereniging Boxtel en Omgeving in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] en [appellante sub 12C] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant sub 14] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden;
veroordeelt de raad en het college van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij Stichting Bewonersbelangen Boxtel-Noord en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad en het college ieder de helft van het bedrag dienen te vergoeden en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan;
V. gelast dat de raad en het college van de gemeente Boxtel, ieder voor de helft, aan appellanten vergoed het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van:
- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1],
- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2], - € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3],
- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 4] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan,
- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 5],
- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B] en [appellant sub 7C], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan,
- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 8A] en [appellant sub 8B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan
- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 9A] en [appellant sub 9B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan,
- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 14],
- € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], [appellant sub 6C] en Grabo Onroerend Goed BV, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan,
- € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor [appellante sub 10] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan,
- € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor Werkgeversvereniging Boxtel en Omgeving,
- € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor [appellant sub 12A] en [appellant sub 12B] en [appellante sub 12C], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan,
- € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor vereniging het Groene Hart Brabant en andere, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan,
- € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor Stichting Bewonersbelangen Boxtel-Noord en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de bestuursorganen aan de betalingsverplichting hebben voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.
w.g. Minderhoud w.g. Scheele
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2019
723.
BIJLAGE - Wettelijk kader
Artikel 2.7, eerste lid:
"1. Een bestuursorgaan stelt een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, uitsluitend vast indien is voldaan aan artikel 2.8, met uitzondering van het negende lid."
Artikel 2.8, eerste en derde lid:
"1. Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.
(…)
3. Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten."