NJ 2016/211
Kort geding. Belang bij hoger beroep op grond van proceskostenveroordeling in eerste aanleg; taak appelrechter. Aanhouding beslissing door hof; waken tegen onredelijke vertraging van de procedure, art. 20 Rv.
HR 15-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:666, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 april 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak
- Zaaknummer
15/01044
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124159:1
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:666, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2414, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑04‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑01‑2015
- Wetingang
Essentie
Kort geding. Belang bij hoger beroep op grond van proceskostenveroordeling in eerste aanleg; taak appelrechter. Aanhouding beslissing door hof; waken tegen onredelijke vertraging van de procedure, art. 20 Rv.
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad levert voor een partij die in eerste aanleg in de proceskosten is veroordeeld, deze veroordeling een voldoende belang op bij het instellen van hoger beroep tegen die uitspraak. Dat geldt tevens indien de appelrechter in kort geding oordeelt dat spoedeisend belang ontbreekt bij de in hoger beroep te beoordelen vordering. De appelrechter dient ook in een dergelijk geval te beslissen over ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.