Rb. Rotterdam, 29-05-2020, nr. 7909646 \ CV EXPL 19-30344
ECLI:NL:RBROT:2020:4736
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
29-05-2020
- Zaaknummer
7909646 \ CV EXPL 19-30344
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:4736, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 29‑05‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2022:422
Uitspraak 29‑05‑2020
Inhoudsindicatie
Infraschade. Onzorgvuldig gehandeld bij ondergraven waterleiding?
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 7909646 \ CV EXPL 19-30344
uitspraak: 29 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Evides N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 23 mei 2019,
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Visser & Smit Hanab B.V.,
gevestigd te Papendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Evides’ respectievelijk ‘V&SH’.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
- -
het exploot van dagvaarding;
- -
de conclusie van antwoord, met één productie;
- -
het vonnis van 4 september 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- -
de akte overleggen producties zijdens Evides, ter griffie ontvangen op 20 december 2019, met tien producties;
- -
het proces-verbaal van de op 6 januari 2020 gehouden comparitie van partijen, alsmede de bij die gelegenheid overgelegde pleitaantekeningen van de gemachtigde van Evides;
- -
de brief van 17 januari 2020, waarin de gemachtigde van V&SH heeft verzocht om aanpassing van het proces-verbaal;
- -
de conclusie van repliek;
- -
de conclusie van dupliek, met één productie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
Evides is een drinkwaterbedrijf in de zin van artikel 7 van de Drinkwaterwet. Het verzorgingsgebied beslaat onder meer zuidelijk Zuid-Holland en Zeeland.
2.2.
Op 19 september 2018 zijn onder verantwoordelijkheid van V&SH werkzaamheden uitgevoerd op de locatie Rotterdam, [adres] (hierna: de locatie). V&SH heeft ter zake die werkzaamheden een graafmelding (vroeger: KLIC-melding) gemaakt. De werkzaamheden hadden betrekking op het vernieuwen van infrastructuur, die gelegen is onder een waterleiding van Evides. Die waterleiding is uitgegraven.
2.3.
Op dezelfde dag is op de locatie een bochtstuk van de betreffende waterleiding losgeraakt en is schade ontstaan aan de 160mm PVC distributieleiding (hierna: het incident).
2.4.
Het incidentenrapport van V&SH van 1 oktober 2018 vermeldt met betrekking tot het incident, voor zover nu relevant, de volgende conclusie:
“(…)
- -
De oorzaak van de lekkage was dat een verbinding van de 160mm PVC leiding niet stabiel genoeg was om de bocht te kunnen ontgraven, ondanks de onder toezicht aangebrachte voorzieningen.
- -
Er is handmatig gegraven. Er is geen graafmachine bij betrokken geweest.
- -
Door het handmatig graven is de lekkage niet ontstaan. De lekkage onstond in de grond waar niet gegraven werd. Het betreft geen graafschade.
- -
De mofverbindingen van de waterleidingen waren niet trekvast waardoor deze onder bedrijfsdruk uit de verbinding konden schieten.
- -
De waterleiding liep door een (onbekende) mantelbuis waardoor er speling kon ontstaan, ondanks extra aangebrachte fixatie.
- -
Aangebrachte fixerende maatregelen zijn, door aanwezigheid van de onbekende mantelbuis, niet afdoende gebleken om de lekkage te voorkomen.
- -
De lekkage had voorkomen kunnen worden als vooraf de druk was verlaagd. De toezichthouder van Evides heeft aangegeven dat dit niet mogelijk was.
- -
In overleg met de toezichthouder zijn voorzieningen aangebracht. Deze zijn door de toezichthouder geaccepteerd voordat verder werd gegaan.
(…)”
3. De vordering
3.1.
Evides heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, V&SH te veroordelen tegen kwijting aan haar te betalen de somma van € 8.999,83 vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die van de algehele betaling, met veroordeling van V&SH in de kosten van het geding.
3.2.
Evides heeft aan die vordering een onrechtmatige daad van V&SH ten grondslag gelegd. Zij heeft haar vordering – zakelijk en verkort weergegeven – als volgt toegelicht.
3.2.1.
Tijdens grondroerende werkzaamheden op 19 september 2018 is een onderdeel van een waterleiding van Evides beschadigd, namelijk de 160 mm PVC distributieleiding. De herstelkosten bedragen in totaal € 8.188,56. V&SH heeft gehandeld in strijd met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid door bij het aanleggen van nieuwe infrastructuur onder de betreffende waterleiding onvoldoende beschermende maatregelen te nemen om beschadiging van de waterleiding te voorkomen. Op grond van de CROW 500 was het werkgebied van V&SH te kwalificeren als een risicogebied en was V&SH als grondroerder verplicht om voorzorgmaatregelen te treffen teneinde schade aan omliggende infrastructuur te voorkomen. De schade is aan de schuld van VS&H te wijten, terwijl de schade het redelijkerwijze te verwachten gevolg is van de handelwijze van V&SH en daaraan is toe te rekenen. V&SH is daarom gehouden de schade aan Evides te vergoeden.
3.2.2.
Evides vordert daarnaast wettelijke rente over de hoofdsom. In dit verband vordert zij een bedrag groot € 111,27. Voorts vordert Evides vergoeding van kosten voor vaststelling van aansprakelijkheid, schade en verhaal als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW. Voor de berekening van de hoogte van die kosten zoekt Evides aansluiting bij de staffel buitengerechtelijke incassokosten en vordert zij een bedrag groot € 700,00.
3.3.
Op hetgeen Evides verder naar voren heeft gebracht, wordt – voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil – onder de beoordeling teruggekomen.
4. Het verweer
4.1.
V&SH heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van Evides in haar vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Evides in de (werkelijke) kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
4.2.
V&SH heeft daartoe – zakelijk en verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
Procedureel
4.2.1.
De gebruikelijke proceswijze van mr. Van Velsen in kabel- en leidingzaken is het aanvangen van de procedure met een summiere dagvaarding en het zo kort mogelijk voor de comparitie van partijen in het geding brengen van een uitgebreide akte met producties, die reeds vóór dagvaarding bekend zijn. Die proceswijze is in strijd met de artikelen 21, 85 en 111 Rv en een goede procesorde. Er is sprake van misbruik van procesrecht.
4.2.2.
Evides mag geen van belang zijnde stukken en/of informatie achterhouden in de dagvaarding. Partijen zijn verplicht om in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure alle voor de beslechting van het geschil relevante feiten en gronden aan te voeren. De wetgever heeft een volledige opening van zaken in de eerste schriftelijke ronde beoogd.
De handelwijze van Evides vertraagt het proces en is om die reden in strijd met een goede procesorde. Met de summiere, nauwelijks op de zaak toegespitste dagvaarding ontneemt Evides V&SH een verweermogelijkheid bij conclusie van antwoord en daarmee een procesronde. Bovendien is het onduidelijk waartegen V&SH zich dient te verweren, zodat niet (kosten)efficiënt kan worden geconcludeerd. Evides schendt de materiële en procesrechtelijke belangen van V&SH. Daarnaast heeft deze proceswijze een onnodige (financiële) belasting van de rechtspraak en de rechterlijke macht tot gevolg.
4.2.3.
Als meest verstrekkende sanctie dient Evides niet-ontvankelijk te worden verklaard, subsidiair dienen de vorderingen te worden afgewezen en meer subsidiair dient de dagvaarding nietig te worden verklaard. Ongeacht de sanctie dient Evides in de werkelijke proceskosten te worden veroordeeld.
Inhoudelijk
4.2.4.
V&SH betwist dat Evides heeft voldaan aan haar stelplicht. Zij heeft niet gesteld welke specifieke norm door V&SH is geschonden, zij heeft op geen enkele wijze de stelling onderbouwd dat V&SH meer of andere voorzorgmaatregelen had moeten nemen en evenmin heeft zij het bestaan van schade aan de waterleiding en de omvang van de schade onderbouwd. Om die reden ligt de vordering van Evides voor afwijzing gereed.
4.2.5.
V&SH betwist enige zorgvuldigheids- of rechtsnorm te hebben geschonden door de waterleiding niet in alle richtingen – dat wil zeggen: in horizontale en verticale richting – te fixeren met spanbanden. V&SH heeft de waterleiding in zowel de horizontale, verticale als opwaartse richting gefixeerd. Daarnaast heeft zij ook voldaan aan de vereiste afschoring van de waterleiding met een houten paal. Dit blijkt uit de foto’s uit het incidentenrapport. V&SH heeft alle maatregelen getroffen, die in redelijkheid van haar verwacht konden worden.
4.2.6.
De WIBON/CROW 500 is niet van toepassing, omdat er geen mechanische werkzaamheden zijn verricht en er geen sprake is van grondroeren.
4.2.7.
De onduidelijkheid over de niet-trekvaste mofverbinding – als gevolg waarvan door de waterdruk een lekkage is ontstaan – valt binnen de risicosfeer van Evides, niet binnen de risicosfeer van V&SH als ‘buurman’ in het kabel- en leidingentracé.
4.2.8.
V&SH betwist dat de schade aan de waterleiding (enkel) is ontstaan door de zorgvuldig verrichte werkzaamheden van V&SH. Door het niet drukloos stellen van de waterleiding is de schade ontstaan. V&SH betwist dat het drukloos stellen van de waterleiding een te bezwaarlijke maatregel is voor Evides. Voor zover V&SH een op haar rustende zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden, geldt dat Evides daar eigen schuld aan heeft en dat het overgrote deel van de schade voor rekening van Evides dient te blijven.
4.3.
Op hetgeen V&SH verder naar voren heeft gebracht, wordt – voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil – onder de beoordeling teruggekomen.
5. De beoordeling
Strijd met goede procesorde?
5.1.
De eerste vraag die ter beoordeling voorligt, is of de wijze van procederen van (de gemachtigde van) Evides in deze procedure in strijd is met de artikelen 21, 85 en 111 Rv en de goede procesorde.
5.2.
Vooropgesteld wordt het volgende. Artikel 21 Rv verplicht partijen om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. In artikel 111 lid 2 Rv is bepaald welke gegevens het exploot van dagvaarding dient te vermelden en in lid 3 is bepaald dat de dagvaarding ook de tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor, de bewijsmiddelen waarover eiser kan beschikken en de door hem te doen horen getuigen dient te vermelden. Indien partijen een beroep doen op stukken, zijn zij op grond van artikel 85 lid 1 Rv verplicht een afschrift van die stukken bij te voegen.
5.3.
Overwogen wordt dat de door Evides uitgebrachte dagvaarding voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Gelet op de uitgebreide inhoudelijke conclusie van antwoord en vervolgens de inhoudelijke discussie die ter zitting is gevoerd, kan worden vastgesteld dat het voor V&SH duidelijk was wat de vordering van Evides inhoudt, wat daar door Evides aan ten grondslag wordt gelegd en waartegen V&SH zich dient te verdedigen. Voorts is in de dagvaarding conform het bepaalde in artikel 111 lid 3 Rv het verweer van V&SH en de weerlegging daarvan door Evides opgenomen. Dat het verweer van V&SH door Evides wellicht niet uitputtend aan de orde is gesteld, maakt de dagvaarding nog niet onvolledig. Dat Evides geen stukken bij dagvaarding heeft gevoegd, is niet in strijd met het bepaalde in artikel 85 Rv. Evides heeft bij dagvaarding immers geen beroep gedaan op enige stukken.
5.4.
V&SH heeft eerst ter zitting en daarna nogmaals bij conclusie van dupliek bezwaar gemaakt tegen de akte overleggen producties zijdens Evides. Die akte is ter griffie binnengekomen op 20 december 2019. Dat is binnen de in het tussenvonnis van 4 september 2019 genoemde termijn van één week voorafgaand aan de comparitie van partijen, die heeft plaatsgevonden op 6 januari 2020. De akte is dan ook tijdig ingediend bij de rechtbank. Tijdens de comparitie van partijen is namens V&SH aangevoerd dat de akte daags voor het kerstreces is ontvangen en dat de gemachtigde de akte daarom niet heeft kunnen bespreken met V&SH. De kantonrechter begrijpt daaruit dat de gemachtigde van V&SH de akte binnen de in het tussenvonnis genoemde termijn heeft ontvangen. Dat V&SH en haar gemachtigde de akte niet hebben kunnen bespreken in verband met het door hen genoemde kerstreces, is een omstandigheid die niet aan Evides kan worden tegengeworpen.
5.5.
Ter zitting heeft V&SH verzocht om alsnog schriftelijk te mogen reageren op de akte overleggen producties. Partijen zijn vervolgens op hun beider verzoek in de gelegenheid gesteld om te repliceren en dupliceren, waarbij V&SH aldus in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk te reageren op de akte overleggen producties. Voor zover er al sprake was van enig procedureel nadeel zijdens V&SH, is dat nadeel met het toekennen van een tweede schriftelijke ronde opgeheven.
5.6.
De conclusie is dat er geen sprake is van schending van de artikelen 21, 85 en 111 Rv en de goede procesorde. De verweren van V&SH ter zake worden dan ook verworpen.
Heeft V&SH onzorgvuldig gehandeld?
5.7.
De grondslag van de vordering is onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De discussie concentreert zich op de vraag of V&SH bij het verrichten van de onderhavige grondwerkzaamheden onzorgvuldig heeft gehandeld. Bij de beoordeling daarvan wordt het volgende vooropgesteld.
5.8.
Bij werkzaamheden in de grond bestaat het gevaar dat schade ontstaat aan in die grond gelegen kabels en leidingen. Daardoor kan ook – soms aanzienlijke – gevolgschade ontstaan. Zorgplichten om deze schade te voorkomen rusten op degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding de werkzaamheden worden verricht en op de netbeheerder.
5.9.
De Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (hierna: WIBON) strekt ertoe het aantal schadegevallen door grondwerkzaamheden te verminderen door de informatie-uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen te regelen. Ingevolge artikel 1 WIBON wordt onder graafwerkzaamheden verstaan “het mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond” en onder grondroerder “degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht”. De grondroerder dient volgens artikel 2 lid 2 WIBON zijn werkzaamheden op zorgvuldige wijze te verrichten. Daartoe dient hij volgens artikel 2 lid 3 WIBON ten minste ervoor te zorgen dat voor aanvang van de werkzaamheden een graafmelding is gedaan, onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie en dat op de graaflocatie de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is. De rechter dient – bij gebreke van concrete wettelijke normering – bij het invullen van de op de grondroerder rustende zorgvuldigheid in beginsel aan te sluiten bij de Richtlijn CROW 250 (thans: CROW 500, hierna: de Richtlijn) (Hoge Raad 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:772, ro. 3.7.2).
5.10.
Gelet op het partijdebat en het incidentenrapport van V&SH, stelt de kantonrechter vast dat in het onderhavige geval geen mechanische grondwerkzaamheden hebben plaatsgevonden, maar uitsluitend handmatige grondwerkzaamheden. Dat brengt mee dat naar de letter van de wet de WIBON en de daarin vermelde zorgplicht voor grondroerders niet van toepassing is op het onderhavige geval. Dat betekent echter niet dat op V&SH geen enkele zorgplicht rust bij het verrichten van grondwerkzaamheden. V&SH dient de in de omstandigheden van het geval noodzakelijke zorgvuldigheid in acht te nemen om te voorkomen dat andere kabels en leidingen worden beschadigd. Voor de invulling van die zorgvuldigheid kan aansluiting worden gezocht bij de Richtlijn. Immers, volgens de Hoge Raad dient bij de invulling van de maatschappelijke zorgvuldigheid groot gewicht te worden toegekend aan de Richtlijn, aangezien de Richtlijn de weerslag van de binnen de beroepsgroep geldende opvattingen omtrent zorgvuldig handelen vormt. (Hoge Raad 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:772, ro. 3.7.2).
5.11.
Gesteld noch gebleken is dat de schade aan de waterleiding is veroorzaakt doordat V&SH de waterleiding bij de ontgravingswerkzaamheden heeft geraakt. De kantonrechter leidt uit de stellingen van partijen en het incidentenrapport af dat de mofverbinding, waarmee de waterleiding en het bochtstuk aan elkaar zijn verbonden, niet trekvast was uitgevoerd en dat de waterleiding steeds het risico in zich heeft geborgen dat de niet-trekvaste mofverbinding door de waterdruk in de waterleiding zou losraken, maar dat het risico zich in de ingegraven toestand van de waterleiding niet heeft verwezenlijkt doordat de grond tegendruk gaf. Door het uitgraven van de waterleiding is die tegendruk weggevallen en heeft het risico zich verwezenlijkt.
5.12.
De kantonrechter stelt voorop dat de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid niet zo ver reikt dat de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van bepaald gedrag, dat gedrag onrechtmatig maakt. Gevaarzettend gedrag is slechts onrechtmatig, indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. Het enkele uitgraven van de waterleiding is dan ook niet onrechtmatig.
5.13.
Dat de waterleiding het risico in zich borg dat de niet-trekvaste mofverbinding door de waterdruk zou losraken, kan in beginsel aan Evides als beheerder van het waterleidingnet worden toegerekend. V&SH heeft immers niets te maken gehad met het aanleggen van de waterleiding. Het lag daarom op de weg van Evides om naar aanleiding van de graafmelding van V&SH zelf voorzorgsmaatregelen te treffen (bijvoorbeeld de waterdruk van de waterleiding halen) of V&SH voldoende voor dat specifieke risico te waarschuwen.
5.14.
Vaststaat dat Evides de waterdruk niet van de waterleiding heeft gehaald. In het midden kan blijven of Evides V&SH voldoende heeft gewaarschuwd voor het risico, vanwege het volgende. Indien Evides V&SH niet of niet voldoende heeft gewaarschuwd, kan niet aan V&SH worden tegengeworpen dat zij geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met de voor haar niet bekende aanwezigheid van niet-trekvaste mofverbindingen en stuit de vordering van Evides reeds daarop af.
Indien Evides V&SH wel voldoende heeft gewaarschuwd voor het specifieke risico, is de vraag of V&SH passende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om de verwezenlijking van dat specifieke risico te voorkomen. Die vraag dient naar het oordeel van de kantonrechter bevestigend te worden beantwoord. Daarbij is het navolgende in aanmerking genomen.
5.15.
Op basis van het gevoerde partijdebat begrijpt de kantonrechter dat Evides V&SH verwijt dat zij de instructies van de heer [naam persoon] , de betrokken toezichthouder namens Evides, onjuist heeft uitgevoerd. Volgens Evides had de schade aan de waterleiding kunnen worden voorkomen door de waterleiding op de juiste wijze te fixeren. Evides heeft in dit kader verwezen naar de schetsen die als productie E8 zijn overgelegd en gesteld dat de wijze waarop V&SH de waterleiding heeft gefixeerd, niet voldoet aan die instructie.
5.16.
V&SH heeft betwist dat de door haar gebruikte wijze van fixeren niet conform de instructies van de toezichthouder en de overgelegde schetsen zijn. Volgens haar blijkt zowel uit de instructie van de toezichthouder als uit de schetsen dat de waterleiding moet worden gefixeerd in alle richtingen, dat wil zeggen: in horizontale en verticale richting. V&SH heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij de waterleiding niet alleen in horizontale en verticale richting heeft gefixeerd, maar – ten overvloede – ook in opwaartse richting. Deze gebruikte wijze van fixeren blijkt uit de foto op pagina 6 van het incidentenrapport, aldus V&SH.
5.17.
De kantonrechter stelt voorop dat niet in geschil is dat de instructies van de toezichthouder als volgt luidden: “De bocht moest aanvullend in alle richtingen gefixeerd worden middels spanbanden en afschoring met een houten paal tegen het bovenliggende draglineschot.” De kantonrechter stelt vast dat uit de onbetwiste foto op pagina 6 van het incidentenrapport blijkt dat V&SH de waterleiding zowel in horizontale als verticale én opwaartse richting met spanbanden heeft gefixeerd. Hoewel Evides in het algemeen heeft gesteld dat de door V&SH gebruikte wijze van fixeren niet overeenstemt met de instructie van de toezichthouder en de schetsen, heeft zij niet toegelicht op welke concrete manier die wijze van fixeren daarvan afwijkt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan het een en ander tot geen andere conclusie leiden dan dat V&SH de waterleiding conform de instructies van de toezichthouder en de schetsen heeft gefixeerd en aldus na voorafgaand contact met Evides extra maatregelen heeft getroffen zoals bedoeld op pagina 35 van de Richtlijn. Gesteld noch gebleken is dat V&SH in de gegeven omstandigheden meer of andere voorzorgsmaatregelen had moeten treffen of zich geheel had moeten onthouden van het ontgraven van de waterleiding. De slotsom is dan ook dat V&SH in de gegeven omstandigheden zorgvuldig heeft gehandeld.
5.18.
Het een en ander brengt mee dat de vordering van Evides zal worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dat lot.
Proceskosten
5.19.
Evides wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het gemachtigdensalaris wordt conform het gebruikelijke liquidatietarief begroot op in totaal € 750,00 (2,5 punten à € 300,00).
6. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Evides in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van V&SH vastgesteld op € 750,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286