RvdW 2020/288
Beklag tegen inhouding vaarbewijs ex art. 35a lid 4 Scheepvaartverkeerswet niet-ontvankelijk omdat de OvJ het vaarbewijs heeft teruggegeven.
HR 11-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:219
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 februari 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/01290
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:219, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1317, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2019
Essentie
Beklag tegen inhouding vaarbewijs ex art. 35a lid 4 Scheepvaartverkeerswet niet-ontvankelijk omdat de OvJ het vaarbewijs heeft teruggegeven.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/01290
Datum 11 februari 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 januari 2019, nummer RK 19/000606, op een klaagschrift als bedoeld in art. 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de klager.
Conclusie
Conclusie A-G mr. T.N.B.M. Spronken:
1. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.