NJB 2023/1963:Faillissement van een procespartij. Huwelijksvermogen. Een partij vordert (a) betaling door een man die in gemeenschap van goederen is getrouwd en (b) een bevel aan diens echtgenote om verhaal op de huwelijksgemeenschap te gehengen en te gedogen. In hoger beroep gaat de man failliet voordat hij een memorie van grieven heeft genomen. Na een verificatievergadering neemt een andere schuldeiser van de man de procedure van de man in hoger beroep over. De man en de vrouw gaan in cassatie tegen het eindarrest van het hof. Hoge Raad: 1. Ontvankelijkheid van de man in cassatie. Nadat de plaats van de man in het hoger beroep was overgenomen, was de man niet langer partij. Hij is derhalve niet bevoegd cassatieberoep in te stellen tegen het eindarrest. Hij was wel bevoegd cassatieberoep in te stellen tegen de vaststelling door het hof dat zijn de plaats was overgenomen, maar de cassatietermijn is overschreden en hij heeft niets aangevoerd over verlenging van die termijn. 2. Eerste protocol EVRM. De wettelijke regeling over overneming van het geding bij faillissement is niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol EVRM. 3. Geding tegen de vrouw. Het stond het hof niet vrij om te beslissen in de zaak tegen de vrouw, omdat (a) niet blijkt dat enige partij het hof heeft verzocht om de eerder ambtshalve doorgehaalde procedure voort te zetten en (b) het hof had moeten verstaan dat het geding ook voor zover het de vordering tegen de vrouw betreft, van rechtswege was geschorst door het faillissement van de man.