Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds
Artikel 101
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1997
- Bronpublicatie:
24-06-1994, Trb. 1994, 268 (uitgifte: 12-12-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-1998, Trb. 1998, 66 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elk van de Partijen mag ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de uitlegging van deze Overeenkomst aan de Samenwerkingsraad voorleggen.
2.
De Samenwerkingsraad kan het geschil bij aanbeveling beslechten.
3.
Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, mag de meest gerede Partij de andere van de benoeming van een bemiddelaar in kennis stellen ; de andere Partij moet dan binnen twee maanden een tweede bemiddelaar benoemen. Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en haar Lid-Staten geacht één Partij bij het geschil te zijn.
De Samenwerkingsraad benoemt een derde bemiddelaar.
De aanbevelingen van de bemiddelaars worden met meerderheid van stemmen genomen. Deze aanbevelingen zijn niet bindend voor de Partijen.
4.
De Samenwerkingsraad kan procedureregels voor de regeling van geschillen vaststellen.