Hof Den Haag, 17-07-2013, nr. 22-000080-12
ECLI:NL:GHDHA:2013:2645, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
17-07-2013
- Zaaknummer
22-000080-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:2645, Uitspraak, Hof Den Haag, 17‑07‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:91, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 17‑07‑2013
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft bij de familie van een persoon die hem geld schuldig was, met een nitraatbom de voorruit van hun woning opgeblazen, terwijl een persoon in de woonkamer aanwezig was. Ongeveer een maand later heeft de verdachte bij diezelfde woning benzine door de brievenbus gegoten en vervolgens een krant in de brievenbus gepropt en deze aangestoken, ten gevolge waarvan in die woning een zeer hevige brand is ontstaan. Ten tijde van dit feit waren drie personen in de woning aanwezig, waarvan twee van hen sliepen op het moment van de brandstichting. Zowel de echtgenoot als zijn echtgenote zijn vanaf de eerste verdieping de woning uitgesprongen om aan de dood te ontkomen, terwijl hun zoon, die inmiddels bewusteloos was geraakt, door de brandweer uit de woning gered moest worden. De drie slachtoffers zijn met diverse verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. Tot slot heeft de verdachte een boksbeugel, een ploertendoder en (delen van) munitie voorhanden gehad. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Rolnummer: 22-000080-12
Parketnummer: 11-870317-11
Datum uitspraak: 17 juli 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 29 december 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, thans gedetineerd in de P.I. Rijnmond- HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van13 maart 2013 en 3 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder1 primair, 2 en 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen gegeven omtrent de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen, een en ander als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primairhij in of omstreeks de periode van 31 maart 2011 tot en met 1 april 2011 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk (knal)vuurwerk te bevestigen (aan een raam van een woning gelegen aan de [adres A]) en/of te ontsteken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat raam van die woning en/of in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [aangever 1], in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 31 maart 2011 tot en met 1 april 2011 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw (een woning gelegen aan de [adres A]), geheel of ten dele toebehorende aan Coördinatie Bouw BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een stuk (knal)vuurwerk te bevestigen (aan een raam van een woning gelegen aan de [adres A]) en/of te ontsteken en/of tot ontploffing te brengen
meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 31 maart 2011 tot en met 1 april 2011 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van een woning gelegen aan de [adres A]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Coördinatie Bouw BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een stuk (knal)vuurwerk te bevestigen (aan een raam van een woning gelegen aan de[adres A]) en/of te ontsteken en/of tot ontploffing te brengen
2.hij in of omstreeks de periode van 28 april 2011 tot en met 29 april 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning (gelegen aan de [adres B]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen- een trechter heeft geplaatst in de brievenbus van die woning en/of- benzine, althans vloeibare brandstof heeft verspreid/aangebracht in/nabij die woning en/of- een prop geplaatst in de brievenbus van die woning en/of- die prop in contact gebracht met vuur, althans een heet en/of smeulend voorwerp, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
primairhij op of omstreeks 08 mei 2011 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, brand heeft gesticht, althans vuur in aanraking heeft gebracht met brandbaar materiaal achter/in/nabij de voordeur van de woning (aan de [adres A]) waar die personen zich (slapend, althans in een slaapkamer) bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 08 mei 2011 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres A]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, althans met (een) brandbare (vloei)stof(fen), ten gevolge waarvan die benzine, althans brandbare (vloei)stof(fen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woning en/of de in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of[aangever 3], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4.hij op of omstreeks 14 juni 2011 te 's-Gravenhage munitie van categorie III, te weten- 2, althans 1 (scherpe pistool)patronen (hollowpoint, kaliber .380, bodemstempel WIN 380 auto) en/of- 1 (scherp pistool)patroon (volmantel rondneus, kaliber 9x17 mm, bodemstempel Geco 9mm) en/of- 2, althans 1 hulzen van revolverpatronen (bodemstempel Nagant GFL) en/of- 5, althans één of meer (pistool)patronen (volmantel rondneus, kaliber 9x19mm, bodemstempel WIN 9mm Luger) en/of- 2, althans 1 (scherpe pistool)patronen (volmantel rondneus, kaliber 9x19mm, bodemstempel R-P 9 mm Luger) en/of- 1 (scherpe pistool)patroon (volmantel rondneus, kaliber 9x19mm, bodemstempel GFL 9 mm Luger) en/of- 1 (scherpe pistool)patroon (volmantel rondneus, kaliber 9x19mm, bodemstempel S&B 9 mm Luger) en/of- 1 huls van een (pistool)patroon (kaliber 9x19 mm, bodemstempel S&B 9 mm) en/of- 1 (knal)patroon (kaliber 8 mm, bodemstempel UMA 8mm P.A.Knall), voorhanden heeft gehad;
5.hij op of omstreeks 14 juni 2011 te 's-Gravenhage een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder en/of een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Voorwaardelijk verzoek
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw
- indien het hof mocht komen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten - het voorwaardelijke verzoek gedaan de audiovisuele registratie met betrekking tot de verhoren van de verdachte afgelegd bij de politie, door het openbaar ministerie aan het hof over te leggen.
Het hof is van oordeel dat dit verzoek onvoldoende is onderbouwd en dat de noodzaak ontbreekt. Het verzoek zal worden afgewezen.
Bewijsoverwegingen
Het verhoor van de verdachte
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van de verdachte (met name de bekennende verklaring tijdens het verhoor door de politie op 16 juni 2011) van het bewijs dienen te worden uitgesloten, omdat de verdachte zijn recht op de aanwezigheid van een raadsman bij zijn politieverhoor is onthouden. Dit is in strijd met artikel 6 EVRM zoals uitgelegd in het arrest van het EHRM 28 juni 2011, Application No. 4429/09 Šebalj t. Kroatië, en een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), dat tot bewijsuitsluiting dient te leiden, een en ander als vermeld in de door de raadsvrouw overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Uit artikel 6 EVRM, zoals geduid in het arrest van het EHRM (inzake Salduz) en de Hoge Raad (in zijn arrest van30 juni 2009, LJN BH3079) volgt dat een aangehouden verdachte voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie het recht heeft om een advocaat te raadplegen.
De verdachte heeft in casu dit consultatierecht gehad en ook gebruikt. Immers, blijkens het proces-verbaal van verhoor d.d. 14 juni 2011, met nummer PL1820 2011041608-178, blz. 142, heeft de verdachte voorafgaand aan dit eerste verhoor op 14 juni 2011 overleg gevoerd met zijn toenmalige raadsman mr. Igdeli.
Uit het EHRM-arrest inzake Šebalj volgt geen verder strekkend recht dan dit consultatierecht. Daarbij neemt het hof in overweging dat EHRM-rechtspraak naar haar aard een sterk door de casus bepaald karakter heeft en dat een beslissing door het EHRM moet worden gezien in het licht van de concrete klacht. Daarom past terughoudendheid bij het uit die rechtspraak destilleren van algemene regels. Dit geldt ook in de zaak Šebalj. In paragraaf 250 van zijn arrest geeft het EHRM onder het kopje “General prinicples” weer wat de relevante algemene beginselen zijn en het citeert vervolgens de overwegingen van de Grote Kamer in diens Salduz-arrest. Onder het kopje “Application of the above principles in the present case” beoordeelt het EHRM in paragrafen 251-257 de voorgelegde klacht in het licht van de algemene beginselen. Nergens formuleert het EHRM daar een nadere algemene regel. De conclusie van het EHRM in paragraaf 257 dat er sprake is van een schending van artikel 6, eerste en derde lid, onder c, EVRM wegens “questioning by the police […] without the presence of a defense lawyer” wordt ook uitdrukkelijk geplaatst “against this background”. Daarbij is van belang dat Šebalj, anders dan de verdachte, blijkens paragraaf 254 voor het politieverhoor een advocaat zelfs niet heeft kunnen consulteren.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte X]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte X] eveneens van het bewijs dienen te worden uitgesloten, omdat de medeverdachte is gehoord door niet gespecialiseerde opsporingsambtenaren, terwijl hij een verstandelijke beperking heeft.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat pas enige tijd na de afgelegde verhoren van de medeverdachte [medeverdachte X] bekend is geworden dat bij hem een IQ van 73 is vastgesteld. Blijkens de betreffende processen-verbaal van die verhoren, zijn deze conform de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (2010A018), geregistreerd. Uit de wet noch uit de genoemde aanwijzing volgt dat in casu een gespecialiseerde verhoorder ten aanzien van mensen met een verstandelijke beperking het verhoor had dienen uit te voeren.
Bovendien is het hof niet gebleken dat de gestelde zwakbegaafdheid invloed heeft gehad op de verklaringen afgelegd door de medeverdachte [medeverdachte X]. Zijn verklaringen vinden steun in andere bewijsmiddelen en het hof heeft geen aanwijzingen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid daarvan, temeer nu hij ook zichzelf belast.
Feit 3: Opzet en voorbedachte rade
Tot slot heeft de raadsvrouw betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat – indien het hof zou aannemen dat de verdachte de woning aan de [adres A] te Dordrecht in brand heeft gestoken – heeft te gelden dat de verdachte daarmee niet het opzet heeft gehad op de dood van de bewoners. De verdachte wilde hen enkel laten schrikken en had nooit verwacht dat de brand zo uit de hand zou lopen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De verdachte heeft de woning aan de [adres A] te Dordrecht in de nachtelijke uren met benzine in brand gestoken, terwijl hij wist dat in die woning de familie woonde van een persoon die hem geld schuldig was. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte aldus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat (een van) de leden van de familie ten gevolge van die brand zou(den) komen te overlijden en derhalve met voorwaardelijk opzet gehandeld.
Met betrekking tot de ten laste gelegde voorbedachte rade overweegt het hof als volgt.
De verdachte is vanuit Rotterdam naar de [adres A] te Dordrecht gegaan. Vervolgens heeft hij benzine door de brievenbus van die woning gegoten, waarna hij de benzine met een krant heeft aangestoken. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte in ieder geval nadat hij de benzine door de brievenbus had gegoten en voordat hij de benzine aanstak, een moment gehad waarop bezinning op zijn handelen mogelijk was, zodat hij met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Ten aanzien van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich uitdrukkelijk eens verklaard met de bewezenverklaring van de rechtbank en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij in de periode van 31 maart 2011 tot en met 1 april 2011 te Dordrechtopzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk (knal)vuurwerk te bevestigen (aan een raam van een woning gelegen aan de [adres A]) en te ontsteken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat raam van die woning en in die woning aanwezige goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [aangever 1 te duchten was;
hij in de periode van 28 april 2011 tot en met 29 april 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning (gelegen aan de [adres B]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor in die woning aanwezige goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning aanwezige personen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededaders - een trechter heeft geplaatst in de brievenbus van die woning en - benzine heeft verspreid in die woning en - een prop heeft geplaatst in de brievenbus van die woning en- die prop in contact heeft gebracht met vuur, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op 08 mei 2011 te Dordrecht ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangever 1] [aangever 2] en [aangever 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brand heeft gestichtachter de voordeur van de woning (aan de [adres A]) waar die personen zich (slapend, respectievelijk in een slaapkamer) bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.hij op 14 juni 2011 te 's-Gravenhage munitie van categorie III, te weten- 2scherpe pistoolpatronen (hollowpoint, kaliber .380, bodemstempel WIN 380 auto) en- 1 scherp pistoolpatroon (volmantel rondneus, kaliber 9x17 mm, bodemstempel Geco 9mm) en- 2 hulzen van revolverpatronen (bodemstempel Nagant GFL) en- 5 pistool)patronen (volmantel rondneus, kaliber 9x19mm, bodemstempel WIN 9mm Luger) en- 2 scherpe pistoolpatronen (volmantel rondneus, kaliber 9x19mm, bodemstempel R-P 9 mm Luger) en- 1 scherpe pistoolpatroon (volmantel rondneus, kaliber 9x19mm, bodemstempel GFL 9 mm Luger) en- 1 scherpe pistoolpatroon (volmantel rondneus, kaliber 9x19mm, bodemstempel S&B 9 mm Luger) en- 1 huls van een pistoolpatroon (kaliber 9x19 mm, bodemstempel S&B 9 mm) en- 1 knalpatroon (kaliber 8 mm, bodemstempel UMA 8mm P.A.Knall), voorhanden heeft gehad;
5.hij op 14 juni 2011 te 's-Gravenhage wapens van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder en een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
een ander te duchten is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
Medeplegen van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot moord, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze vorderingen zullen worden toegewezen, overeenkomstig het vonnis van de rechtbank, en met oplegging van schadevergoedings-maatregelen.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf (zeer) ernstige misdrijven.
De verdachte heeft bij de familie van een persoon die hem geld schuldig was, met een nitraatbom de voorruit van hun woning opgeblazen, terwijl een persoon in de woonkamer aanwezig was. Ongeveer een maand later heeft de verdachte bij diezelfde woning benzine door de brievenbus gegoten en vervolgens een krant in de brievenbus gepropt en deze aangestoken, ten gevolge waarvan in die woning een zeer hevige brand is ontstaan. Ten tijde van dit feit waren drie personen in de woning aanwezig, waarvan twee van hen sliepen op het moment van de brandstichting. Zowel de echtgenoot als zijn echtgenote zijn vanaf de eerste verdieping de woning uitgesprongen om aan de dood te ontkomen, terwijl hun zoon, die inmiddels bewusteloos was geraakt, door de brandweer uit de woning gered moest worden. De drie slachtoffers zijn met diverse verwondingen naar het ziekenhuis gebracht.
Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat de slachtoffers met name de brandstichting als zeer traumatisch hebben ervaren, temeer nu de ouders bij hun vlucht hun zoon in de woning moesten achterlaten en het aan de brandweer te danken is dat hun zoon alsnog gered is kunnen worden. Dit alles heeft een zeer grote impact op hun verdere levens (gehad). Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van het gevaar dat hij voor die personen heeft doen ontstaan.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen geprobeerd om brand te stichten in een woning, waarbij gevaar voor personen en goederen is ontstaan. Daartoe hebben zij met behulp van een trechter via de brievenbus benzine in de woning gegoten en vervolgens een prop in de brievenbus gedaan en deze in brand gestoken. Omdat de prop kennelijk in de brievenbus is blijven steken, is de benzine op de deurmat in de woning niet tot ontbranding gekomen. Op dat moment bevonden zich in de woning vijf personen. De verdachte heeft aldus een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan en heeft geen oog gehad voor de betrokken bewoners. Dat dit handelen van de verdachte en zijn medeverdachten geen fatale afloop heeft gehad, is in het geheel niet aan hen te danken.
Deze feiten houden verband met de omstandigheid dat de verdachte geld uitleent aan de personen uit het (illegale) gokcircuit.
Dergelijke ernstige feiten veroorzaken gevoelens van angst en onrust in de maatschappij en rechtvaardigen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Tot slot heeft de verdachte een boksbeugel, een ploertendoder en (delen van) munitie voorhanden gehad. Tegen het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens moet, vanwege de dreiging en het gevaar dat daarvan uitgaat, streng worden opgetreden.
Blijkens de omtrent de verdachte uitgebrachte briefrapporten, heeft de verdachte niet meegewerkt aan enig onderzoek omtrent zijn persoon. Uit het briefrapport van het NIFP d.d. 27 juni 2011 van E. Nederlof blijkt dat geen aanwijzingen zijn gevonden voor psychiatrie in engere zin of evidente persoonlijkheidspathologie. Gezien verdachtes ontkenning, wordt geen verder onderzoek naar de geestvermogens geadviseerd.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 juni 2013, blijkt dat de verdachte, behoudens een transactie voor een overtreding in 2007, niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft ambtshalve geconstateerd dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De inzendtermijn van zes maanden is niet in acht genomen, nu op 4 januari 2012 hoger beroep is ingesteld en het hof het dossier pas op6 december 2012 heeft ontvangen. Gelet op de voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep, zal het hof met de enkele constatering van die overschrijding volstaan en hier verder geen consequenties aan verbinden.
Het hof is - alles overwegende en in het bijzonder gezien de ernst van de onder 1 primair, 2 en 3 primair bewezen verklaarde feiten - van oordeel dat uit het oogpunt van generale en speciale preventie een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met het, behoudens voormelde transactie, blanco strafblad van de verdachte en zijn relatief jonge leeftijd.
Vorderingen tot schadevergoeding [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3]
In het onderhavige strafproces hebben [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3] zich als benadeelde partij gevoegd. Als gemachtigde van deze benadeelde partijen heeft [gemachtigde Z] vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot de volgende bedragen:
[aangever 1]: € 7.419,89, bestaande uit € 1.419,98 materiële schade en € 6.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[aangever 2]: € 3.182,-, bestaande uit € 182,- materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[aangever 3] : € 5.754,-, bestaande uit € 754,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot de hiervoor genoemde in eerste aanleg volledig toegewezen bedragen.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof hebben de benadeelde partijen [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3]
evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 primair bewezen verklaarde. De vorderingen van de benadeelde partij zullen – voor wat betreft de materiële schade - derhalve geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 3 primair bewezen verklaarde. De vorderingen ter zake van geleden immateriële schade lenen zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot de gevorderde bedragen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3]
Nu vaststaat dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 primair bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen de volgende totaal bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3] :
[aangever 1]: € 7.419,89, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[aangever 2]: € 3.182,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[aangever 3]: € 5.754,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 7.419,89 (zevenduizend vierhonderdnegentien euro en negenentachtig cent) bestaande uit € 1.419,89 (duizend vierhonderdnegentien euro en negenentachtig cent) materiële schade en € 6.000,- (zesduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], een bedrag te betalen van € 7.419,89 (zevenduizend vierhonderdnegentien euro en negenentachtig cent) bestaande uit € 1.419,89 (duizend vierhonderdnegentien euro en negenentachtig cent) materiële schade en€ 6.000,- (zesduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] ter zake van het onder
3
primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.182,- (drieduizend honderdtweeëntachtig euro) bestaande uit € 182,- (honderdtweeëntachtig euro) materiële schade en € 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2], een bedrag te betalen van € 3.182,- (drieduizend honderdtweeëntachtig euro) bestaande uit € 182,- (honderdtweeëntachtig euro) materiële schade en € 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 41 (eenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] ter zake van het onder
3
primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.754,- (vijfduizend zevenhonderdvierenvijftig euro) bestaande uit € 754,- (zevenhonderdvierenvijftig euro) materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 3], een bedrag te betalen van € 5.754,- (vijfduizend zevenhonderdvierenvijftig euro) bestaande uit € 754,- (zevenhonderdvierenvijftig euro) materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 (drieënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. I.P.A. van Engelen en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juli 2013.