VR 2015/28
Ontoereikend bewijs van roekeloosheid in de zin van art. 6 jo. 175 WVW 1994.
HR 28-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:3045
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 oktober 2014
- Magistraten
mrs. Van Schendel, De Savornin Lohman, Splinter-van Kan
- Zaaknummer
13/01941
- Conclusie
A-G Aben
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3045, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1880, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑09‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑08‑2013
- Wetingang
Samenvatting
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van art. 175, tweede lid, WVW 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Uit hetgeen in het arrest ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.