Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 augustus 2017, genummerd 2017025006, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 368. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Midden-Nederland, 16-11-2018, nr. 16/705211-17 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2018:5614
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
16-11-2018
- Zaaknummer
16/705211-17 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2018:5614, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 16‑11‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2018-0980
Uitspraak 16‑11‑2018
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verwerven en het in het bezit hebben van ruim 1700 bestanden met kinderpornografisch materiaal. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met, de toen, negenjarige slachtoffer. De rechtbank veroordeelt de man tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Ook moet hij zich melden bij de reclassering en mag hij tijdens zijn proeftijd geen vrijwilligerswerk doen waarbij intensief contact plaatsvindt met minderjarigen.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705211-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 mei 2017, 4 juli 2017, 27 september 2017, 21 februari 2018,
19 september 2018 en 2 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven en van hetgeen verdachte en mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsman, mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.
2. TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is op de terechtzitting van 27 september 2017 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 29 september 2014 tot en met 31 januari 2017 te Soest een gewoonte heeft gemaakt van het bezitten en verspreiden van kinderpornografisch materiaal;
feit 2 op tijdstippen in de periode van 1 december 1991 tot en met 1 juni 1995 te Soest en/of Bergen aan Zee met [slachtoffer] ( [slachtoffer] ), die toen nog geen twaalf jaar was, handelingen heeft gepleegd die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
3. VOORVRAGEN
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Gelet op de ten laste gelegde pleegdatum van het onder 2. ten laste gelegde heeft de rechtbank, met inachtneming van het bepaalde in artikel 70 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de wijziging van dit artikel bij wet van 15 november 2012, Stb. 2012, 572 in samenhang bezien met artikel 71 (oud) van het Wetboek van Strafrecht, ambtshalve geconstateerd dat het onder 2. ten laste gelegde niet is verjaard.
Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft zij partiële vrijspraak gevorderd voor het (maken van een gewoonte van het) verspreiden van kinderporno nu dit onderdeel naar haar mening niet bewezen kan worden. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verklaring van het slachtoffer in voldoende mate wordt ondersteund door de overige stukken in het dossier, te weten: de verklaring van verdachte – die is afgelegd nog voordat het slachtoffer had verklaard – en de verklaring van de moeder van het slachtoffer. Aldus is sprake van wettig bewijs. Wat betreft de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer en daarmee de overtuiging heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat het eerst verdachte is geweest die over het incident heeft verklaard en dat het slachtoffer, zonder dat zij weet had van de verklaring van verdachte, een daarop aansluitende verklaring heeft afgelegd, dit terwijl zij zelf eigenlijk geen aangifte wilde doen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte heeft de raadsman zich ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde bezitten en verwerven van kinderpornografisch materiaal aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder 1. ten laste gelegde verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft hij primair aangevoerd dat geen sprake is van wettig bewijs in de zin van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering nu niet duidelijk is of verdachte en [slachtoffer] over hetzelfde incident verklaren. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het bewijs in beslissende mate steunt op de verklaringen van [slachtoffer] als getuige en dat de verdediging haar ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuige niet voldoende heeft kunnen effectueren. De verdediging is verder onvoldoende in de gelegenheid gesteld om op andere wijze de betrouwbaarheid van het bewijs te kunnen onderzoeken. Aldus zou het gebruiken van deze verklaringen een schending van artikel 6 EVRM opleveren. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van overtuigend bewijs, gelet op de persoon van [slachtoffer] , het gegeven dat haar verklaring niet uit haarzelf is gekomen en het gegeven dat haar verklaring niet gedetailleerd en niet volledig is. Hetgeen deskundige Jelicic over haar verklaring concludeert, namelijk dat er een sterke aanwijzing is dat deze betrouwbaar is, is te mager en onvoldoende onderbouwd. Te meer als wordt bezien wat deskundige Bullens daarover concludeert, namelijk dat er meer onderzoek naar deze verklaring noodzakelijk is om te beoordelen of het waarschijnlijk is dat [slachtoffer] conform de werkelijkheid heeft verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het maken van een gewoonte van het verspreiden van kinderporno nu zich hiervoor in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt.
Bewijsmiddelen1.
Wat betreft het overige deel van de tenlastelegging van dit feit heeft verdachte bekend dit te hebben gepleegd. De raadsman heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met betrekking tot het onderzoek aan twee USB-sticks van 1 februari 2017, doorgenummerde pagina 245 e.v.;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van beschrijving kinderpornografisch materiaal van 20 februari 2017 met bijlagen (waaronder een collectiescan), doorgenummerde pagina 248 e.v.;
- -
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 februari 2018.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde gewoonte maken van het verwerven en bezitten van kinderpornografisch materiaal heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Bewijsmiddelen2.
In een verhoor in februari 2017 omtrent een verdenking van het bezit van kinderpornografisch materiaal wordt aan [verdachte] (hierna: verdachte) gevraagd of hij met een kind of kinderen seksuele handelingen heeft gepleegd. Verdachte antwoordt in eerste instantie ontkennend, waarna hij direct daarna zegt dat er wél iets is. Jaren geleden heeft hij eens bloot op bloot geknuffeld met een meisje van acht of negen jaar oud. Dit vond plaats in Bergen (N-H), het was in het natuurvriendenhuis.3.Verder verklaart verdachte hierover dat het een zwak moment was.4.Het speelde zich af in de slaapkamer en het duurde ongeveer vijf minuten. Hij merkte dat hij opgewonden werd. Verdachte kreeg een stijve. Het meisje heet [slachtoffer] .5.Verdachte verklaart één keer in Bergen aan Zee te zijn geweest in het gezelschap van [slachtoffer] . Dat was rond Pasen. Verbalisanten hebben in het verhoor aangegeven dat Pasen in 1993 in de periode tussen 9 april en 12 april viel.6.
Op 17 februari 2018 heeft [getuige] zich bij de politie gemeld naar aanleiding van een bericht over een persoon die volgens de media vast zou zitten. Zij verklaart dat zij van haar dochter te horen heeft gekregen dat zij seksueel benaderd was door een huisvriend genaamd [verdachte] .7.Haar dochter is geheten [slachtoffer] , geboren op [1983] .8.De vakantie in Bergen aan Zee was in het natuurvriendenhuis met Pasen in 1993.9.
Op 30 augustus 2017 verklaart [slachtoffer] dat er in Bergen aan Zee een incident in de slaapkamer was. [slachtoffer] werd bezweet wakker en [verdachte] heeft haar toen ontdaan van haar pyjama. Daarbij heeft hij haar ook betast.10.Het begon met troostende strelingen. Dat ontaardde uiteindelijk erin dat hij een vinger in haar vagina stak. Zijn hand verschoof vanaf de binnenkant van haar bovenbenen naar haar vagina, schaamlippen en clitoris. Hij streelde dat gebied, liet zijn vinger naar binnen glijden en haalde hem er weer uit.11.Zij lag toen op haar rug. [verdachte] lag niet bij haar op bed, hij stond of zat naast haar. Zij zag hem boven haar.12.In haar herinnering heeft [verdachte] alleen haar voorzijde betast. Wat haar benen betreft, herinnert [slachtoffer] zich alleen de binnenkant van haar rechterbeen. Op de vraag over de wijze waarop de vinger naar binnen ging, wil [slachtoffer] het woord ‘mechanisch’ gebruiken. Het was echt puur het naar binnen brengen en er weer uithalen. Het was één beweging, rechttoe, rechtaan. Het klopt dat het een vloeiende beweging was. Erin en eruit. In haar ogen duurde het heel erg lang. In haar herinnering is het wel een eenmalige beweging geweest dat de vinger naar binnen ging.13.
Bewijsoverwegingen
Wettig bewijs
Anders dan de verdediging heeft betoogd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit de bewijsmiddelen dat verdachte en [slachtoffer] hebben verklaard over hetzelfde incident in dezelfde periode. Immers kan aan de hand van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, worden vastgesteld dat het incident ten tijde van Pasen 1993 (dus tussen 9 en 12 april van dat jaar) in het natuurvriendenhuis in Bergen aan Zee heeft plaatsgevonden en dat verdachte en [slachtoffer] niet nog een andere keer samen in dat huis in Bergen aan Zee zijn geweest.
Bewijs berust niet in beslissende mate op verklaring [slachtoffer]
Tevens wordt het subsidiair door de raadsman gevoerde verweer verworpen. Bij de beoordeling van dit zogeheten ‘Vidgen’-verweer, moet eerst worden bepaald óf een bewezenverklaring in beslissende mate wordt gebaseerd op de verklaring van een getuige (in dit geval: [slachtoffer] ), vóórdat de rechtbank toekomt aan een beoordeling of het gestelde ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen, indien en voor zover dit het geval is, al dan niet in voldoende mate is gecompenseerd (zie EHRM 10 juli 2012, nr. 29353/06, ECLI:NL:XX:2012:BX3071, NJ 2012/649 (Vidgen tegen Nederland).
De verklaringen van [slachtoffer] vinden echter in overwegende mate steun in de eigen verklaringen van verdachte. Verdachte verklaart immers zélf wanneer hij bevraagd wordt over seksuele handelingen met kinderen, over het knuffelen met [slachtoffer] waar hij seksueel opgewonden van raakte in Bergen aan Zee rond Pasen. Het gebezigde bewijs voor de bewezenverklaring berust hiermee in grote mate op de verklaring van verdachte. Hierdoor is er geen sprake van een situatie dat de bewezenverklaring alleen of in beslissende mate berust op de verklaringen van [slachtoffer] . De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de vervolgvraag of er sprake was van het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid voor de verdediging om [slachtoffer] te ondervragen. Ook het subsidiaire verweer van de raadsman wordt dus verworpen.
Bewijs is ook overtuigend
Tot slot acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en ook overtuigend.
Vooropgesteld moet worden dat het aan de rechtbank is om van het beschikbare materiaal datgene tot het bewijs te bezigen wat uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat voor het bewijs van geen waarde wordt geacht, zonder dat over het oordeel van de keuze én betrouwbaarheid nadere rekenschap moet worden afgelegd (zie HR 25 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO4044).
In dit geval heeft de rechtbank acht geslagen op de bevindingen en de conclusie van de door de rechter-commissaris benoemde deskundige dr. M. Jelicic (deskundigenrapportage van
16 oktober 2017). Jelicic heeft de verklaringen van [slachtoffer] beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Jelicic merkt hierover op dat de verklaringen behoorlijk consistent zijn, dat er aanwijzingen zijn dat de verklaringen een substantiële mate van accuraatheid bezitten én dat de verklaringen stroken met datgene wat slachtoffers zich in het algemeen nog van misbruikervaringen kunnen herinneren. De conclusie van Jelicic is dat er naar zijn professionele mening redelijk sterke aanwijzingen zijn dat hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard als waarheidsgetrouw kan worden aangemerkt.
De verdediging heeft gewezen op het rapport van deskundige dr. R.A.R. Bullens en diens verklaring ter zitting. Bullens acht de conclusie van Jelicic te mager. Naar zijn mening moet niet worden gekeken naar de mogelijkheid dat [slachtoffer] waarheidsgetrouw heeft verklaard, maar naar de waarschijnlijkheid en schiet de onderzoeksmethode van Jelicic tekort. Bullens stelt dat nader onderzoek moet worden verricht. De rechtbank volgt Bullens (en de verdediging) hierin niet. De rechtbank heeft geen twijfel aan de door de deskundige Jelicic toegepaste methode en de daaraan verbonden conclusies, nu ook de rechtbank zich kan vinden in de door Jelicic gemaakte beoordeling van de verklaring van [slachtoffer] op de punten: consistentie, accuraatheid en volledigheid. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding – ook gezien de overige gebezigde bewijsmiddelen – om nader onderzoek te gelasten naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] .
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] derhalve betrouwbaar en overtuigend, hetgeen maakt dat zij op basis van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte in de periode van 9 tot en met 12 april 1993 bij [slachtoffer] die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat dit op andere momenten in de tenlastegelegde periode en op andere plaatsen dan hieronder in de bewezenverklaring staat weergegeven, heeft plaatsgevonden. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
op tijdstippen in de periode van 29 september 2014 tot en met 31 januari 2017 te Soest meermalen telkens afbeeldingen, te weten foto’s en video’s en films en gegevensdragers bevattende afbeeldingen – te weten een externe harddisk (17-4137-003) en een laptop
(17-4137-005) en drie USB-sticks (17-4137-009, 17-4137-010, 17-4137-011) – van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven, in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis of vinger/hand of een voorwerpen vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer 1, 4, 8 van pagina 270, 272 van het proces-verbaal)
en
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer 5 van pagina 270 van het proces-verbaal)
en
het met een vinger/hand betasten of aanraken van de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer 2, 7 van pagina 271 van het proces-verbaal)
en
het met een vinger/hand en/of de mond/tong betasten of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer 9, 10 van pagina 270, 272 van het proces-verbaal)
en
het door zichzelf met een vinger/hand betasten of aanraken van het geslachtsdeel of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
(fotonummer 6, 3 van pagina 271 van het proces-verbaal)
en/
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past en (waarna) door de (onnatuurlijke) pose of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(fotonummer 11, 16, 13, 17, 14, 15, 12 van pagina 272, 273, 274 van het proces-verbaal)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
in de periode van 9 tot en met 12 april 1993 te Bergen aan Zee met [slachtoffer] , geboren op [1983] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij verdachte,
- zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- de schaamlippen en clitoris van die [slachtoffer] betast of gestreeld en
- met die [slachtoffer] 'bloot op bloot' geknuffeld, waarna hij, verdachte, een erectie had/kreeg.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 een afbeelding en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven, in bezit hebben, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
feit 2 met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
- reclasseringstoezicht;
- meewerken aan een intensieve ambulante/deeltijd behandeling bij De Waag dan wel een andere soortgelijke forensische psychiatrische instelling, zolang dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht;
- meewerken aan controles door de reclassering van gegevensdragers eventueel met inzet van de politie;
- het niet langer dan een week in het buitenland verblijven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, in de periode van behandeling en aan de (wekelijkse) behandeling in de weg zou staan,
- geen (digitale) contacten hebben met anderen over seksueel getinte onderwerpen ten aanzien van minderjarigen en
- een verbod op het werken met en/of het uitvoeren van een hobby waarbij intensief contact plaatsvindt met minderjarigen (zoals het zijn van clown op kinderfeestjes etc.).
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, als verdachte een straf wordt opgelegd, rekening moet worden gehouden met de lange duur van het voorarrest en de impact van de zaak op het leven van verdachte, namelijk dat hij zijn baan en huis is kwijtgeraakt en maanden geen inkomen heeft gehad. Verdachte wil meewerken aan een behandeling die hem wordt opgelegd in het kader van bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Wat betreft de ernst van de feiten overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van ruim 1700 bestanden met kinderpornografisch materiaal. Het in bezit hebben van kinderporno is bijzonder verwerpelijk omdat bij de vervaardiging hiervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die seksuele handelingen moeten verrichten ten behoeve van de kinderporno-industrie aanzienlijke psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Door de verspreiding van het beeldmateriaal via internet wordt de schade voor deze jeugdigen vergroot, omdat de beelden niet eenvoudig zijn te verwijderen. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen de personen te straffen die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die de afbeeldingen downloaden en opslaan, zoals verdachte, omdat zij de vraag ernaar in stand houden.
Verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de toen negenjarige [slachtoffer] , de dochter van het gezin waarmee hij bevriend was. Behalve dat verdachte zijn eigen seksuele behoeften heeft gesteld boven de lichamelijke integriteit van het destijds nog zeer jonge slachtoffer, neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat de handelingen hebben plaatsgevonden tijdens een vakantieweekend met het gezin. Verdachte mocht als goede vriend van het gezin ook aanwezig zijn tijdens dat weekend. Het betrof een sociale omgeving waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig zou hebben moeten voelen. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen in ernstige mate het vertrouwen geschonden dat door het gezin in hem was gesteld, maar ook het vertrouwen van het jonge slachtoffer in anderen. Voorts heeft verdachte door zijn handelen haar (geestelijke) ontwikkeling geschaad. Het is algemeen bekend dat de nadelige gevolgen voor slachtoffers in zedenzaken veelal ernstig en langdurig kunnen zijn, zoals ook blijkt uit de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Wat betreft de persoon van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 augustus 2018 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank weegt dit in het voordeel noch in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van twee rapportages pro Justitia betreffende de persoon van verdachte, opgemaakt op 10 mei 2017 en 11 mei 2017 door – respectievelijk –
K.A. Rose, GZ-psycholoog onder supersvisie van R. Bout, GZ-psycholoog en J.C. Laheij, psychiater. Beide deskundigen adviseren verdachte het onder 1. ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Gerapporteerd wordt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een pedofiele stoornis en dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een stagnatie op sociaal en emotioneel gebied, wat een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met gemengde narcistische en antisociale persoonlijkheidstrekken tot gevolg heeft gehad. De pedofiele stoornis maakt dat verdachte zich seksueel aangetrokken voelt tot kinderen. Er is sprake van daaraan gerelateerde cognitieve vervormingen waarmee hij zijn gedrag en keuzes aanvaardbaar tracht te maken. De persoonlijkheidsproblematiek komt tot uiting door een weinig zelfkritische houding, een neiging zijn gedrag toe te schrijven aan anderen of omstandigheden om zichzelf te ontschuldigen en verantwoordelijkheid af te schuiven, het manipuleren van de omgeving ten gunste van zichzelf en een sociale en emotionele onderontwikkeling.
Het risico op recidive wordt door de psychiater als laag tot matig verhoogd geschat. De psycholoog heeft over de mate van het risico geen uitspraak gedaan. Voor de inperking van het recidiverisico is noodzakelijk dat verdachte een behandeling volgt die gericht is op het vergroten van zijn probleeminzicht en verantwoordelijkheidsgevoel en het verminderen van de cognitieve vervormingen gerelateerd aan de pedofiele stoornis. Vanwege verdachtes neiging tot sociale aanpassing zonder volledige openheid en het indringende karakter van de problematiek, wordt een intensieve en/of langdurige behandeling noodzakelijk geacht. Een verplichte intensieve/deeltijd ambulante behandeling bij een forensische instelling gespecialiseerd in zedendelicten met daarnaast een langdurig reclasseringstoezicht gericht op resocialisatie lijkt toereikend. Geadviseerd wordt deze voorwaarden op te leggen bij een (voorwaardelijk) strafdeel met daarbij een proeftijd van de maximale duur.
Naar aanleiding van hetgeen door verdachte op de terechtzitting van 21 februari 2018 naar voren is gebracht, namelijk dat hij de diagnose pedofilie en de bevindingen omtrent zijn persoonlijkheid verwerpt en dat hij er alles aan zal doen om de behandeling aan te vechten, is bovengenoemde deskundigen gevraagd om – indien zij hiertoe aanleiding zagen – nader te rapporteren over de afdoening van de zaak. In hun nadere rapport rapporteren de deskundigen dat voor het stellen van de diagnose pedofiele stoornis geen bevestiging van verdachte over het hebben van pedofiele gevoelens noodzakelijk is. De verklaring van verdachte hieromtrent heeft aldus niet bijgedragen aan de gestelde diagnose. Voorts rapporteren de deskundigen dat de thans, tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, gevolgde behandeling bij De Waag niet afdoende zal zijn om het recidiverisico in te perken. De frequentie en de intensiteit van deze behandeling is niet wat is beoogd met een intensieve behandeling. Verdachte werkt namelijk niet mee aan dat deel van de behandeling dat ziet op de diagnose en daarmee op de delictgerelateerde problematiek en hij voert slechts eens per twee weken (individueel) een gesprek met een behandelaar, hetgeen te weinig is. Gelet op de moeizame behandeling tot nu toe dient eerder aan een duur van jaren dan van maanden te worden gedacht. De psycholoog adviseert om verdachte het onder 2. ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De psychiater heeft het onder 2. ten laste gelegde niet meegewogen in het advies omtrent de mate van toerekenen gelet op verdachtes ontkennende houding. Volgens hem kan hoogstens worden gesteld dat het onder 2. ten laste gelegde mogelijk gezien zou kunnen worden in het licht van de vastgestelde pedofiele stoornis.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De licht verminderde toerekeningsvatbaarheid weegt de rechtbank ten gunste van verdachte mee bij de straftoemeting.
Verdachte is na de terechtzitting van 4 juli 2017 geschorst onder voorwaarden, waaronder de voorwaarde tot het verplicht meewerken aan een ambulante behandeling. Uit het voortgangsverslag toezicht door de Reclassering Nederland van 21 februari 2018 volgt dat verdachte vanaf augustus 2017 in behandeling is bij De Waag. Daar werd verdachte als een grotendeels ontkennende cliënt gezien, waarbij expliciet in dit rapport is opgemerkt (en zoals hierboven reeds weergegeven) dat verdachte destijds nadrukkelijk afstand nam van de diagnose die door het NIFP gesteld was. Hierdoor kwam een behandeling gericht op delictgerelateerde problematiek nog niet van de grond. Tijdens de inhoudelijke behandeling van 21 februari 2018 is dit rapport met verdachte besproken. Hierbij is aan de orde gekomen dat verdachte het tweede ten laste gelegde feit ontkende en dat hij – mede gezien zijn procespositie – geen volledige medewerking aan de behandeling kon geven. Voorts heeft verdachte destijds aangegeven dat hij wel behandeling wilde, maar niet voor een pedofiele stoornis of een persoonlijkheidsstoornis met antisociale of narcistische trekken. Bij separate beslissing heeft de rechtbank op 21 februari 2018 de schorsingsvoorwaarden in die zin gewijzigd, dat verdachte medewerking diende te verlenen aan een behandeling gericht op de door gedragsdeskundigen gestelde diagnose en delictgerelateerde problematiek. Na deze wijziging heeft de Reclassering op 11 september 2018 middels een voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever later weten dat dat de behandeling zich nu middels een werkboek richt op het downloaden van kinderporno. Geadviseerd wordt om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en behandeling bij De Waag.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Om de kans op recidive in de toekomst te verkleinen, zal aan verdachte, naast de algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarden worden opgelegd dat hij dient mee te werken aan reclasseringstoezicht, aan een intensieve ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke forensische instelling, dat hij niet langer dan een week in het buitenland dient te verblijven zolang de reclassering dit noodzakelijk acht in de periode van behandeling en voor zover dit aan de (wekelijkse) behandeling in de weg zou staan en dat hij een verbod krijgt op het werken met en/of het uitvoeren van een hobby waarbij intensief contact plaatsvindt met kinderen (zoals het spelen van clown op kinderfeestjes etc.).
Anders dan de officier van justitie heeft geëist, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om de door haar geëiste bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren in overeenstemming met artikel 14e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, en ook niet om de proeftijd te verlengen in de zin van artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Toepassing van beide artikelen vereist min of meer dezelfde situatie, namelijk dat er ernstig rekening moet worden gehouden dat een veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Ten aanzien van het eerste bewezenverklaarde feit, het gewoonte maken van het in bezit hebben van kinderporno, is echter reeds uitgemaakt dat dit feit niet kan worden gekarakteriseerd als een zodanig misdrijf (zie ECLI:NL:HR:2017:524 en ECLI:NL:HR:2018:116). Ook valt dit niet af te leiden uit het tweede bewezenverklaarde feit, nu de deskundigen het recidiverisico als laag inschatten, het feit ruim 27 jaar geleden heeft plaatsgevonden en niet gebleken is van feiten of omstandigheden waaruit zou volgen dat rekening gehouden moet worden met een risico op nieuwe soortgelijke strafbare feiten. Voorts zal de rechtbank de proeftijd vaststellen op 3 jaren.
Gezien enerzijds de verwerpende houding van verdachte omtrent de bij hem gestelde diagnostiek en zijn weerstand om tot op heden zijn volledige medewerking te verlenen aan een behandeling gericht de door deskundigen vastgestelde pedofiele stoornis en de een persoonlijkheidsstoornis met antisociale of narcistische trekken, en anderzijds de door de rechtbank vastgestelde noodzaak dat verdachte een dergelijke behandeling in intensieve vorm zal blijven ondergaan, ziet de rechtbank reden om de huidige schorsingsvoorwaarden door te laten lopen.
9. BESLAG
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen goederen aan het verkeer te onttrekken.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich over het beslag niet uitgelaten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- -
USB-stick Kingston;
- -
computer ASUS laptop;
- -
USB-stick AH;
- -
USB-stick Sandisk;
- -
computer Toshiba (harde schijf);
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 1. bewezen verklaarde feit begaan. Ten aanzien van de in beslag genomen kleding: ondergoed wordt besloten dat deze goederen moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende, voor zover dit niet reeds heeft plaatsgevonden.
10. BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.532,-. Dit bedrag bestaat uit € 32,- aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in het geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering niet is onderbouwd en niet kan worden uitgesloten dat de ontstane schade is veroorzaakt door problematiek aan de zijde van de benadeelde, niet veroorzaakt door verdachte. Meest subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, mits door de rechtbank in hoogte gematigd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2. bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 3.532,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 januari 2018, de dag van het indienen van de vordering, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.532,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 januari 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
11. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
12. BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 5 dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder een intensieve ambulante behandeling, gericht op de door de deskundigen gestelde diagnose, zal stellen van De Waag dan wel een soortgelijke forensische psychiatrische instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* wordt verboden een beroep, vrijwilligerswerk of hobby uit te oefenen waarbij intensief contact plaatsvindt met minderjarigen;
* wordt verboden om langer dan een week in het buitenland te verblijven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht in de periode van de intensieve ambulante behandeling en voor zover dit aan de (wekelijkse) behandeling in de weg zou staan;
- waarbij Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
- -
USB-stick Kingston;
- -
computer ASUS laptop;
- -
USB-stick AH;
- -
USB-stick Sandisk;
- -
Computer Toshiba;
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen kleding: ondergoed.
Benadeelde partij
- -
wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.532,-;
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2018 tot de dag van volledige betaling;
- -
veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.532,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 45 dagen hechtenis;
- -
bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter,
mrs. A.C. van den Boogaard en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van
16 november 2018.
mr. A. Blanke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer op tijdstippen in de periode van 29 september 2014 tot en met 31 januari 2017 te Soest, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s en/of films en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen – te weten een externe harddisk (17-4137-003) en/of een laptop (17-4137-005) en/of drie
USB-sticks (17-4137-009, 17-4137-010, 17-4137-011) – van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis, met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer 1, 4, 8 van pagina 270, 272 van het proces-verbaal)
en/of
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer 5 van pagina 270 van het proces-verbaal)
en/of
het met (een) vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer 2, 7 van pagina 271 van het proces-verbaal)
en/of
het met (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer 9, 10 van pagina 270, 272 van het proces-verbaal)
en/of
het door zichzelf met (een) vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
(fotonummer 6, 3 van pagina 271 van het proces-verbaal)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past en (waarna) door de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(fotonummer 11, 16, 13, 17, 14, 15, 12 van pagina 272, 273, 274 van het proces-verbaal)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met
1 juni 1995 te Soest en/of Bergen aan Zee, althans in Nederland met [slachtoffer] , geboren op [1983] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij verdachte, (telkens)
- zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
- de schaamlippen en/of clitoris en/of anus van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gemasseerd
- het lichaam, althans haar (binnenkant van haar) bovenbenen gemasseerd en/of ingesmeerd en/of
- die [slachtoffer] op zijn schoot genomen terwijl en/of waarna hij, verdachte, een erectie had/kreeg en/of met die [slachtoffer] 'bloot op bloot' geknuffeld, terwijl en/of waarna hij, verdachte, een erectie had/kreeg;
(art 244 Wetboek van Strafrecht)
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑11‑2018
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 17 augustus 2017, genummerd 201725006, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 368 (deel I) en1 tot en met 175 (deel II). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 50 (deel I).
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 63 (deel I).
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 64 (deel I).
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 102 (deel I).
Een bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 27 (deel II).
Een bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 29 (deel II).
Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 44 (deel II).
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris van30 augustus 2017, pagina 7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris van30 augustus 2017, pagina 10.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris van30 augustus 2017, pagina 11.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris van30 augustus 2017, pagina 12.