Uittreksel Justitiële Documentatie, uitdraai van 16 mei 2014.
HR, 11-10-2016, nr. 16/00597
ECLI:NL:HR:2016:2296
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-10-2016
- Zaaknummer
16/00597
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2296, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2016; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:978, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:978, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2296, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0391
Uitspraak 11‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Herziening. Ne bis in idem. Art. 68 Sr. Herzieningsaanvraag van een arrest vanwege eerdere veroordeling t.z.v. dezelfde gekwalificeerde diefstal. Herzieningsaanvraag gegrond. Om doelmatigheidsredenen verklaart de HR de OvJ niet-ontvankelijk.
Partij(en)
11 oktober 2016
Strafkamer
nr. S 16/00597 H
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 4 juli 2014, nummer 21/003331-12, ingediend door C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Veenendaal, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met bevestiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 24 mei 2012 - de aanvrager in de zaak met parketnummer 16/008461-12 ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, en de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
2. De aanvraag tot herziening
2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de aanvrager bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 12 oktober 2011, parketnummer 16/600944-11, is veroordeeld ter zake van hetzelfde feit als ter zake waarvan de aanvrager bij het onder 1 genoemde arrest in de zaak met parketnummer 16/008461-12 is veroordeeld. Indien het Hof dat het arrest heeft gewezen waarvan herziening wordt verzocht met die veroordeling bekend was geweest, zou dat hebben geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de aanvrager.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en dat de Hoge Raad de Officier van Justitie om doelmatigheidsredenen niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging in de zaak waarvan thans herziening wordt gevraagd.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
4.2.
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. De aanvraag is dus gegrond. Omdat na verwijzing geen ander oordeel mogelijk zal zijn dan dat het arrest van het Hof van 4 juli 2014 zal worden vernietigd en de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vervolging, zal om redenen van doelmatigheid deze verwijzing achterwege blijven en zal de Hoge Raad de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
vernietigt het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 4 juli 2014 en het daarbij bevestigde vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 24 mei 2012;
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de aanvrager ter zake van het in de zaak met parketnummer 16/008461-12 tenlastegelegde.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2016.
Conclusie 20‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Herziening. Ne bis in idem. Art. 68 Sr. Herzieningsaanvraag van een arrest vanwege eerdere veroordeling t.z.v. dezelfde gekwalificeerde diefstal. Herzieningsaanvraag gegrond. Om doelmatigheidsredenen verklaart de HR de OvJ niet-ontvankelijk.
Nr. 16/00597 H Zitting: 20 september 2016 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [aanvrager] |
1. De aanvrager is bij vonnis van 24 mei 2012 door de rechtbank Utrecht in de zaak met parketnummer 16/008461-12 wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Tevens heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Utrecht van 4 januari 2011, voor de duur van drie maanden. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft het vonnis van de rechtbank Utrecht bij arrest van 4 juli 2014 bevestigd. Het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad op 16 juni 2015 met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk verklaard, zodat het arrest van het hof op dezelfde dag onherroepelijk is geworden.
2. Namens de aanvrager heeft mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Veenendaal, een aanvraag tot herziening van het genoemde arrest van 4 juli 2014 ingediend. Tevens is verzocht de tenuitvoerlegging van de uitspraak hangende de beslissing op de herzieningsaanvraag op te schorten. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen grond aanwezig is om gebruik te maken van zijn bevoegdheid de tenuitvoerlegging van de uitspraak waarvan herziening is gevraagd op te schorten.
3. De aanvraag is gestoeld op de stelling dat de aanvrager in de zaak waarin herziening wordt verzocht voor de tweede maal is veroordeeld voor hetzelfde feit. Daartoe wordt aangevoerd dat de aanvrager in de zaak met parketnummer 16/600944-11 door de rechtbank Utrecht voor hetzelfde feit op 12 oktober 2011 is veroordeeld. De desbetreffende uitspraak is op 27 oktober 2011 onherroepelijk geworden.
4. Ter onderbouwing van de aanvraag zijn de volgende stukken bij de aanvraag gevoegd:
- De dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op woensdag 12 oktober 2011 ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Utrecht, teneinde terecht te staan voor het ten laste gelegde feit, inhoudende dat:
“hij op of omstreeks 28 september 2011 in de gemeente Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (dames)fiets, merk Gazelle, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en die weg te nemen fiets onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader een (fiets)standaard, althans een breekvoorwerp, in/tussen een kettingslot – waarmee die fiets aan een hekwerk vastzat – gebracht/gestoken en/of (vervolgens) een of meer draaiende en/of wrikkende beweging(en) gemaakt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.”
- De aantekening mondeling vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 12 oktober 2011 in de zaak met parketnummer 16/600944-11, waarbij de aanvrager is veroordeeld voor “poging diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak”, gepleegd op 28 september 2011 en waarbij hem een werkstraf is opgelegd van 32 uur subsidiair 16 dagen hechtenis met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
- De tenlastelegging in de zaak tegen de aanvrager met parketnummer 16/008461-12, die het verwijt behelst dat:
“hij op of omstreeks 28 september 2011 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (dames)fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich die weg te nemen fiets onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een standaard, althans een hard voorwerp, in/om/tussen het kettingslot, van die fiets heeft gestoken en/of gedraald en/of (daarbij) draaiende bewegingen om het kettingslot aan/van die fiets heeft gemaakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
- De aantekening mondeling vonnis van de rechtbank Utrecht van 24 mei 2012 in de zaak met parketnummer 16/008461-12, waarbij de aanvrager bij verstek is veroordeeld wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking”, gepleegd op 28 september 2011 en waarbij hem een gevangenisstraf voor de duur van twee weken is opgelegd. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden gelast.
- Het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 juli 2014, waarbij het hof het vonnis van de rechtbank van 24 mei 2012 heeft bevestigd.
5. Ingevolge art. 457, eerste lid, aanhef en onder c, Sv kan als grondslag voor een herziening dienen een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat op zichzelf of in verband met de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt en wel zodanig dat het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling. Eén van de gronden voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is de schending van het in art. 68 Sr neergelegde ‘ne bis in idem’-beginsel.
6. Een vergelijking tussen de uitspraken en de dossiers met respectievelijk parketnummer 16/600944-11 en 16/008461-12 (in hoger beroep 21/0003331-12) levert het volgende beeld op.
7. Beide veroordelingen betreffen een poging tot diefstal met braak in vereniging van een fiets, gepleegd op 28 september 2011 in (de gemeente) Utrecht. Op de Justitiële Documentatie van de aanvrager is een veroordeling van de politierechter van de rechtbank Utrecht van 12 oktober 2011 vermeld, welke veroordeling op 27 oktober 2011 onherroepelijk is geworden.1.In de justitiële documentatie is ten aanzien van deze veroordeling verwezen naar het proces-verbaal met kenmerk “PL091A Politie Paardenveld – 2011218471”. In dit proces-verbaal is een proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 28 september 2011 opgenomen, met als kenmerk “PL0910 2011218471-4”, waarin verslag wordt gedaan van de betrapping van de aanvrager op heterdaad tijdens een poging tot het stelen van een fiets op 28 september 2011 in Utrecht. Daaruit blijkt dat de aanvrager op 28 september 2011 om 00.55 uur op heterdaad is aangehouden en om 13.30 uur in verzekering is gesteld, zodat aangenomen mag worden dat hij niet later op de dag een zelfde soort diefstal heeft kunnen begaan. In de zaak met het parketnummer 16/008461-12 en 21/0003331-12 is dit proces-verbaal voor het bewijs gebruikt.2.Ook blijkt uit het proces-verbaal dat de poging tot diefstal betrekking heeft op een damesfiets van het merk Gazelle, het merk dat in de bewezenverklaring van het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht wordt genoemd.
8. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de aanvrager twee keer is veroordeeld voor hetzelfde feit. Omdat de eerste veroordeling onherroepelijk was ten tijde van het arrest van het hof, is dit arrest in strijd met het bepaalde in art. 68 Sr gewezen.3.Het ernstige vermoeden bestaat dat als het hof ermee bekend zou zijn geweest dat de aanvrager voor het ten laste gelegde feit reeds onherroepelijk was veroordeeld, het de officier van justitie niet-ontvankelijk zou hebben verklaard vanwege strijd met het in art. 68 Sr neergelegde ‘ne bis in idem’-beginsel.
9. Het voorafgaande brengt mee dat de aanvraag tot herziening gegrond zal moeten worden verklaard.
10. Deze conclusie strekt tot gegrondverklaring van de herzieningsaanvraag. Om doelmatigheidsredenen kan de Hoge Raad zelf de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging in de zaak waarin thans herziening wordt gevraagd.4.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑09‑2016
Een proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2011 vind ik niet terug in het dossier, zodat niet duidelijk is welke bewijsmiddelen de rechtbank Utrecht in de zaak met parketnummer 16/600944-11 heeft gebruikt.
Zie HR 17 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9215 en HR 4 april 19789, NJ 1978/696, waarin een herzieningsaanvraag vanwege schending van art. 68 Sr werd toegewezen. Zie ook HR 28 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:3043, NJ 2015/95 m.nt. Keulen.
Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter voor HR 17 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9215.