Hof Amsterdam, 22-10-2013, nr. 200.071.956/01
ECLI:NL:GHAMS:2013:3531
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
22-10-2013
- Zaaknummer
200.071.956/01
- LJN
BR0255
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:3531, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑10‑2013; (Hoger beroep)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR2103
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR0255
Einduitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2014:476
ECLI:NL:GHAMS:2011:BR0255, Uitspraak, Hof Amsterdam, 05‑07‑2011; (Hoger beroep)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2013:3531
Einduitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2014:476
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BY2580, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BY2580
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Huur van bedrijfsruimte. Vervolg van arrest 19-07-2011.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.071.956/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam : 974133 CV EXPL 08-23858
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 oktober 2013
inzake
de stichting STICHTING IJSCOMPLEX JAAP EDEN,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. F.J. Majoor te Diemen,
t e g e n
1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
wonend te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAVILJOEN DE SKEEVE SKAES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. W.L. van Baren te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna opnieuw de Stichting (appellante) en [geïntimeerde sub 1] en De Skeeve Skaes – tezamen: [geïntimeerden] – (geïntimeerden) genoemd.
Voor het eerdere verloop van het geding wordt verwezen naar het tussenarrest van 5 juli 2011.
Na verkregen toestemming hebben [geïntimeerden] beroep in cassatie aangetekend, welk beroep door de Hoge Raad bij arrest van 18 januari 2013 is verworpen. Daarna hebben conform het dictum van het arrest van het hof van 5 juli 2011 eerst [geïntimeerden] en vervolgens de Stichting een akte met producties genomen, waarna [geïntimeerden] bij akte gereageerd hebben op de door de Stichting overgelegde producties.
Ten slotte hebben partijen het hof verzocht arrest te wijzen.
2. Verdere beoordeling van het hoger beroep
2.1
In rechtsoverweging 3.25 van het tussenarrest heeft het hof beslist dat de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst toewijsbaar is. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de verhuis- en inrichtingskosten, zoals bedoeld in artikel 7:297 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.2
Alvorens zich uit te laten over de kosten hebben [geïntimeerden] betoogd dat de beslissing van het hof in het tussenvonnis, namelijk dat de stichting het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik, feitelijk onjuist is, althans op een feitelijk onjuiste grondslag berust. Daartoe hebben [geïntimeerden] het volgende aangevoerd:
a. De sportkantine "Boven Nul" is technisch failliet en het gaat dus niet goed met deze horecagelegenheid.
b. Uit een brief van MKB Adviseurs van 5 februari 2013 en een brief van [X] van Accountantskantoor Foederer B.V. van dezelfde datum blijkt dat de resultaten in de door de Stichting beoogde structuur lager liggen dan thans het geval is.
c. Het bij memorie van grieven als productie 31 overgelegde HTC-rapport van oktober 2010 is onder druk van de Stichting in haar voordeel aangepast en dus gemanipuleerd.
d. Niet het dringend nodig hebben voor eigen gebruik is de werkelijke opzeggingsgrond voor de Stichting geweest, maar het "moeilijk doen" van [geïntimeerden]
2.3
De rechter mag in een procedure terugkomen van een eerder gegeven tussenbeslissing, onder meer indien deze berust op een onjuiste feitelijke grondslag (Hoge Raad 26 november 2010, LJN BN 8521). Het hof overweegt als volgt.
2.3.1
Over de financiële toestand van de sportkantine "Boven Nul" is in eerste aanleg en in hoger beroep uitgebreid gediscussieerd. De door [geïntimeerden] thans aangevoerde gegevens en de interpretatie ervan betreffen het jaar 2011. In haar akte van 26 maart 2013 heeft de Stichting de stellingen van [geïntimeerden] gemotiveerd weersproken onder overlegging van een brief van 11 maart 2013 van HTC, waarin deze onder 2.1-2.2 met argumenten de stelling van [geïntimeerden] weerspreekt. Aldus is niet komen vast te staan dat het hof in zijn tussenarrest van 5 juli 2011 van onjuiste feiten is uitgegaan, nog daargelaten dat het hof in het voornoemde tussenarrest uitdrukkelijk de financiële toestand van de sportkantine "Boven Nul" in het midden heeft gelaten (zie rechtsoverweging 3.22 in fine).
2.3.2
De cijfers zoals weergegeven in de brief van MKB Adviseurs werpen geen nieuw licht op de onderhavige zaak. Nog daargelaten dat er wordt vergeleken met een (eet)café en niet met een horecagelegenheid bij een sportaccommodatie, wordt er gewerkt met gemiddelden en geprognotiseerde getallen van een nog op te zetten nieuwe structuur van de Stichting. Ook de brief van [X] van Accountantskantoor Foederer B.V. behandelt toekomstige scenario's en derhalve verwachtingen en geen feiten.
2.3.3
De rapportage van HTC is in eerste aanleg en in hoger beroep veelvuldig aan de orde geweest. Het verwijt van manipulatie is door de Stichting onder verwijzing naar de passage onder 2.5-2.7 in de voornoemde brief van HTC van 11 maart 2013 gemotiveerd betwist. Wat [geïntimeerden] daartegen bij akte van 23 april 2013 hebben aangevoerd, doet daaraan niet af.
2.3.4
De stelling van [geïntimeerden] dat de huuropzegging niet berust op dringende noodzaak voor eigen gebruik, wordt gebaseerd op een interview waarvan de status onduidelijk is. Bovendien sluit de samenvatting van het gesprek door [Y] met [Z] allerminst uit dat, gelet op de bestaande structuur, een nieuwe structuur noodzakelijk is voor de toekomst van de Jaap Eden-baan.
2.4
Uit het voorgaande blijkt niet dat het hof van onjuiste feiten is uitgegaan bij het antwoord op de vraag of de Stichting het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik. Het verzoek van [geïntimeerden] aan het hof om terug te komen van zijn arrest van 5 juli 2011 wijst het hof dan ook af.
2.5
Het hof komt thans toe aan de vaststelling van de tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. Het stelt daarbij voorop dat een tegemoetkoming geen volledige schadeloosstelling beoogt. De rechter is vrij in het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming in de concrete situatie (vgl. Hoge Raad 4 november 1983, NJ 1984, 271). Het hof zal in deze zaak bij de vaststelling van de tegemoetkoming de volgende uitgangspunten hanteren:
- De exploitatie van De Skeeve Skaes zal bij een andere ijsbaan worden voortgezet (zie de akte van [geïntimeerden] van 26 februari 2013, paragraaf 3.1, en die van 23 april 2013, paragraaf 2.8).
- De nieuwe inrichting omvat niet nieuwbouw, vernieuwbouw of herbouw van het huidige gehuurde.
- De regel "nieuw voor oud" zal worden toegepast.
- Met de aangebrachte verbeteringen van het thans gehuurde wordt geen rekening gehouden, maar wel met de lange duur van de overeenkomst van huur en verhuur tussen partijen.
- Redelijke verhuiskosten worden integraal vergoed.
- Waar nodig zal het hof de tegemoetkoming in de kosten ex aequo et bono bepalen.
- Alle bedragen zijn exclusief BTW.
2.6
[geïntimeerden] hebben in de productie 11 bij hun akte van 26 februari 2013 een overzicht van de verhuis- en inrichtingskosten overgelegd. Het hof zal die thans bespreken.
2.6.1
Verhuiskosten
De aan [geïntimeerden] gerichte offerte van Koninklijke Saan HVT B.V. te Diemen van 18 februari 2013 vermeldt een prijs van € 27.500,00. Bij brief van 12 maart 2013, gericht aan de Stichting, biedt [A] te [plaats] de verhuizing aan voor € 18.365,00. Rekeninghoudende met mogelijke opslagkosten stelt het hof de verhuiskosten ex aequo et bono vast op het gemiddelde van de twee offertes, derhalve op (afgerond) € 23.000,=.
2.6.2
Inrichting van de tapinstallatie
Uitgaande van de regel "nieuw voor oud" en gelet op het standpunt van de Stichting te dezer zake, zoals neergelegd in de akte van de Stichting van 26 maart 2013 (pagina 10), bepaalt het hof de tegemoetkoming in de kosten van de installatie van de tapinstallatie op € 10.615,00.
2.6.3
Beveiligingsinstallatie
Gelet op de regel "nieuw voor oud" komt het hof tot een bedrag van € 4.000,00.
2.6.4
Markiezen
Het hof merkt op dat waar [geïntimeerden] een volledige herbouw van het gehuurde met inbegrip van de (oude) markiezen beogen, zij geen nieuwe markiezen nodig hebben. Bovendien vallen de kosten van herbouw niet onder de kosten zoals bedoeld in artikel 7:297 lid 1 BW.
2.6.5
Tegelzetten
Tegelzetwerk veronderstelt vernieuwbouw of herbouw van het huidige gehuurde. De daarvoor te maken kosten komen niet voor tegemoetkoming in aanmerking.
2.6.6
Timmerwerk
Voor zover het timmerwerk onderdeel is van vernieuwbouw of herbouw komt deze niet voor tegemoetkoming aanmerking. Niettemin komt het het hof redelijk voor dat enig timmerwerk voor de inrichting op een nieuwe plaats noodzakelijk is. Het hof stelt de tegemoetkoming ex aequo et bono op € 20.000,00.
2.6.7
Gordijnen
Rekeninghoudende met de regel "nieuw voor oud" en de doorgaans korte periode van afschrijving stelt het hof de hoogte van de tegemoetkoming vast op € 5.000,00.
2.6.8
Koffiemachines
Het komt het hof voor dat koffiemachines eenvoudig herplaatsbaar zijn. Gelet op het standpunt van de Stichting in haar akte van 26 maart 2013 (pagina 10) komt het hof tot een tegemoetkoming van € 1.664,00.
2.6.9
Gas, water, elektra
De offerte gaat uit van nieuwbouw dan wel herbouw van het gehuurde. Die kosten komen niet voor tegemoetkoming in aanmerking. Niettemin komt het het hof redelijk voor dat enig gas-, water- en elektrawerk voor de inrichting op een nieuwe plaats noodzakelijk is. Het hof stelt de tegemoetkoming ex aequo et bono op € 10.000,00.
2.6.10
Urinoir
De exploitatie van De Skeeve Skaes wordt door [geïntimeerde sub 1] voortgezet in een gebouw bij een andere ijsbaan. Het hof gaat ervan dat toiletten onderdeel van dat gebouw uitmaken. Er is dan geen plaats voor een tegemoetkoming in de kosten van een "urinoir wand bak", temeer niet nu blijkt uit foto "ruimte 7" (zie productie 40 bij de akte van de Stichting van 26 maart 2013) dat een dergelijke wand bak in het gehuurde aanwezig is en na verwijdering eenvoudig kan worden meegenomen naar de nieuwe behuizing.
2.6.11
Keukeninrichting
In het gehuurde bevindt zich een volledig ingerichte keuken met toebehoren (zie de foto's "ruimte 2" van de productie 40 bij de akte van de Stichting van 26 maart 2013), die verwijderd en meegenomen kan worden. Hierin voorziet overigens de offerte van [A] sub 2.2 en 2.2.3 (productie 43 bij de akte van de Stichting van 26 maart 2013). Aldus is er geen plaats voor toekenning van enige verdere tegemoetkoming.
2.6.12
Koel- en vriescellen in De Skeeve Skaes en de Skaeshut
De koel- en vriescellen in het huidige gehuurde zijn demontabel en kunnen meeverhuizen. De offerte van [A] voorziet hierin. Het hof verwijst naar de opnamelijst, eerste blad (De Skeeve Skaes) en derde blad (Skaeshut) (productie 43 bij de akte van de Stichting van 26 maart 2013). Het hof oordeelt dat onder deze omstandigheden geen ruimte voor enige verdere tegemoetkoming is.
2.6.13
Brandbeveiliging
Mede gelet op het terzake ingenomen standpunt van de Stichting valt niet in te zien waarom de thans aanwezige brandblussers, brandslanghaspel, verbanddoos en AED-defibrillator niet zouden kunnen worden meegenomen naar de nieuwe locatie.
De aanleg van een nieuw brandbeveiligingssysteem kan ten dele worden uitgevoerd tegelijk met het aanbrengen van de beveiligingsinstallatie (zie hiervoor 2.6.3). Ex aequo et bono kent het hof een tegemoetkoming in de kosten van € 4.000,00 toe.
2.6.14
Samenvatting
1. Verhuiskosten € 23.000,00
2. Inrichting van de tapinstallatie € 10.615,00
3. Beveiligingsinstallatie € 4.000,00
4. Timmerwerk € 20.000,00
5. Gordijnen € 5.000,00
6. Koffiemachines € 1.664,00
7. Gas, water, elektra € 10.000,00
8. Brandbeveiliging € 4.000,00
Totaal van de tegemoetkoming
in de kosten van verhuizing en inrichting: € 78.279,00
=========
3. Bevoegdheid tot intrekking van de vordering door de Stichting
3.1
In artikel 7:297 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek geeft de wetgever de verhuurder die kennis heeft genomen van de hoogte van het bedrag van de tegemoetkoming, de bevoegdheid om zijn vordering in te trekken. Het hof zal daartoe de zaak naar de rol van 19 november 2013 verwijzen teneinde de Stichting in de gelegenheid te stellen om bij akte aan te geven of zij van die bevoegdheid gebruik maakt. Als op de genoemde roldatum de Stichting geen akte neemt, is de termijn zoals bedoeld in artikel 7:297 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek verlopen en heeft de Stichting geen gebruik gemaakt van haar bevoegdheid.
3.2
Indien de Stichting niet de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst zal hebben ingetrokken, zal het hof bij eindarrest het bedrag van de tegemoetkoming bepalen op het in rechtsoverweging 2.6.14 genoemde bedrag van € 78.279,00 en de datum van de beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming vaststellen op 1 mei 2014. Het eindarrest zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Door het vergeefse tussentijdse cassatieberoep is inmiddels immers onherroepelijk komen vast te staan dat het verweer van [geïntimeerden] tegen de vordering tot huurbeëindiging ongegrond is.
3.3
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
4. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 19 november 2013 voor het nemen van een akte aan de zijde van de Stichting, zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.1;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.C.W. Rang, en E.J. Rotshuizen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2013.
Uitspraak 05‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Huur bedrijfsruimte (café-restaurant). Huurovereenkomst is opgezegd wegens dringend eigen gebruik. Verhuurder dient hogere eigen inkomsten te verkrijgen als voorwaarde voor verdere subsidiëring door de gemeente. Vordering verhuurder is toewijsbaar. Aanhouding in verband met de vaststelling van de tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de stichting STICHTING IJSCOMPLEX JAAP EDEN,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.J. Majoor te Diemen,
t e g e n
1. [ GEÏNTIMEERDE 1 ],
wonend te [ O ],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PAVILJOEN DE SKEEVE SKAES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. W.H. van Baren te Amsterdam.
De partijen worden hierna de Stichting, [ Geïntimeerde 1 ] en De Skeeve Skaes genoemd. Geïntimeerden worden hierna gezamenlijk met [ Geïntimeerden ] aangeduid.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 2 juli 2010 is de Stichting in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de ¬rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 17 juli 2009 en 7 mei 2010, in deze zaak onder rolnum¬mer 974133 CV EXPL 08-23858 gewezen tussen haar als eiseres en [ Geïntimeerden ] als gedaagden.
De Stichting heeft bij memorie negen grieven tegen de bestreden vonnissen aangevoerd, producties overgelegd en bewijs aangeboden, met conclusie dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest de bestreden vonnissen zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de huurovereenkomst tussen partijen zal ontbinden, dan wel het tijdstip zal vaststellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen, met veroordeling van [ Geïntimeerden ] tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de proceskosten in beide instanties.
Bij memorie hebben [ Geïntimeerden ] de grieven bestreden, producties overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met veroordeling van de Stichting in de kosten van het hoger beroep, vermeerderd met rente.
De partijen hebben de zaak op 18 mei 2011 doen bepleiten, de Stichting door haar hiervoor genoemde advocaat en [ Geïntimeerden ] door mr. A.G.J. van Wassenaer, advocaat te Amsterdam. Beide advocaten hebben gepleit aan de hand van pleitnotities die zij aan het hof hebben overgelegd. Bij gelegenheid van het pleidooi zijn door de Stichting aanvullende producties in het geding gebracht, genummerd 33 tot en met 38.
Ten slotte is door partijen arrest gevraagd.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden tussenvonnis, onder 1.1 tot en met 1.8, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Met de eerste twee grieven komt de Stichting op tegen de vaststellingen onder (het hof leest:) 1.1 en 1.3. Deze grieven worden op zichzelf door [ Geïntimeerden ] niet bestreden. Met deze grieven zal het hof dan ook hierna rekening houden bij de vaststelling van de feitelijke uitgangspunten. Deze grieven kunnen niet leiden tot vernietiging van de bestreden vonnissen, omdat de bestreden feiten niet dragend zijn voor de door de kantonrechter gegeven (eind)oordelen. Voor het overige bestaat geen geschil over de door de kantonrechter vastgestelde feiten, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
3. Beoordeling
3.1.
Aan de Radioweg 64 te Amsterdam is het Jaap Eden IJscomplex gevestigd. Dit bestaat onder andere uit een 400 meter buitenbaan en een overdekte ijsbaan in de Jaap Edenhal. Op het terrein naast de buitenbaan is een horecagelegenheid gelegen. Daarin wordt een café-restaurant geëxploiteerd, genaamd “De Skeeve Skaes”. Het is een nostalgisch ogende uitspanning waarvan op de website van de Stichting staat vermeld dat het wel de gezelligste schaatskroeg van Nederland wordt genoemd.
3.2.
Deze bedrijfsruimte, waarin thans het genoemde café-restaurant is gevestigd, huurde [ Geïntimeerde 1 ] met ingang van september 1986 van de rechtsvoorgangster van de Stichting. Op enig moment is overeengekomen dat De Skeeve Skaes huurder werd op voorwaarde dat [ Geïntimeerde 1 ] bij de exploitatie persoonlijk betrokken zou blijven. De door De Skeeve Skaes verschuldigde huurprijs bedraagt sinds 1 januari 1993 10% van de omzet. De huurovereenkomst is na het verstrijken van twee termijnen van vijf jaar voor onbepaalde tijd voortgezet.
3.3.
In de Jaap Edenhal is een restaurant gevestigd, genaamd “Boven Nul”. Dit wordt geëxploiteerd door Sportkantines Jaap Eden IJsbanen B.V. waarvan de Stichting de enig aandeelhouder is.
3.4.
Bij brief van 29 oktober 2007 heeft de Stichting de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 november 2008 op de gronden dat (i) de Stichting de exploitatie van de horeca in eigen hand wenst te nemen en daarom het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik en dat (ii) de bedrijfsvoering niet is geweest als een goed huurder betaamt. De Skeeve Skaes is met de opzegging van de huurovereenkomst niet akkoord gegaan.
3.5.
De Stichting heeft in eerste aanleg vaststelling van het tijdstip gevorderd waarop de huurovereenkomst zal eindigen, met nevenvorderingen. Verder heeft zij de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gevorderd op grond van door haar gestelde tekortkomingen aan de zijde van De Skeeve Skaes. Bij het bestreden eindvonnis zijn de vorderingen van de Stichting door de kantonrechter afgewezen. De Stichting is veroordeeld in de proceskosten.
3.6.
De grieven 3 en 4 zien op de door de kantonrechter afgewezen vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens de door de Stichting gestelde tekortkoming van [ Geïntimeerden ] bestaande uit het stelselmatig opgeven van een te lage omzet. Deze twee grieven zal het hof gezamenlijk behandelen.
3.7.
De Stichting stelt dat [ Geïntimeerden ] stelselmatig een te lage omzet aan de Stichting hebben gerapporteerd en daardoor een te lage huur is betaald. De Stichting verwijst naar een rapport van 22 januari 2001 dat de resultaten weergeeft van het onderzoek dat door Deloitte & Touche in opdracht van de Stichting is uitgevoerd. Uit dit rapport blijkt dat de door Deloitte & Touche berekende omzet in 1997 en 1998 hoger is dan de door [ Geïntimeerden ] opgegeven omzet. Verder stelt de Stichting dat uit een vergelijking van de bezoekersaantallen en de omzet van [ Geïntimeerden ] blijkt dat over de jaren tot 2007 een te lage omzet is opgegeven. Opvallend is namelijk dat de omzet van [ Geïntimeerden ] over 2007 met bijna 22% is gestegen bij een licht dalend bezoekersaantal. Daarbij is van belang dat de opgave van de omzet over 2007 is gedaan nádat de huurovereenkomst door de Stichting is opgezegd, aldus de Stichting.
3.8.
[ Geïntimeerden ] hebben gemotiveerd betwist dat onjuiste omzetopgaven aan de Stichting zijn verstrekt. Deloitte & Touche geven in de genoemde rapportage 22 januari 2001 zelf verschillende verklaringen voor het verschil in de door haar en [ Geïntimeerden ] berekende omzet. Het betreft oorzaken die niets met een mogelijke onderrapportage te maken hebben. Verder hebben [ Geïntimeerden ] aan de hand van een cijfermatig overzicht betwist dat een hoger aantal bezoekers zou moeten leiden tot een hoger omzet voor De Skeeve Skaes, en omgekeerd. Ook tussen de hoogte van de eigen omzet van de Stichting en de bezoekersaantallen bestaat geen lineaire samenhang. Verder zijn de omzetopgaven op regelmatige basis in opdracht van de Stichting gecontroleerd door KPMG die geen onregelmatigheden heeft vastgesteld. De hogere omzet in 2007 kan verklaard worden uit het feit dat [ Geïntimeerde 1 ] bepaalde activiteiten heeft verplaatst naar De Skeeve Skaes vanuit twee andere horecagelegenheden die [ Geïntimeerde 1 ] in 2005 en 2006 heeft verkocht, aldus [ Geïntimeerden ]
3.9.
De kantonrechter is, mede gelet op de betwisting van [ Geïntimeerden ], tot het oordeel gekomen dat de Stichting haar verwijten aan [ Geïntimeerden ] onvoldoende concreet heeft onderbouwd.
3.10.
Het hof begrijpt dat de verdenkingen van de Stichting met name hun grond vinden in het feit dat in het café-restaurant veel contante betalingen worden verricht. De omzet van De Skeeve Skaes wordt daardoor in belangrijke mate niet verantwoord met bankafschriften, maar met kasstaten. De betrouwbaarheid van die kasstaten hangt in belangrijke mate ervan af of de kassa’s juist worden aangeslagen en de verrichte contante betalingen ook daadwerkelijk correct in de kasstaten worden verantwoord. Het hof wil wel aannemen dat bij het werken met contante betalingen in een horecagelegenheid, zeker als het heel druk is, kasverschillen gemakkelijk kunnen ontstaan. Het niet goed aanslaan van de kassa, het afronden van bedragen en het niet goed teruggeven van wisselgeld kan sneller leiden tot afwijkingen in de hoogte van de inkomsten dan het geval is bij pinbetalingen en betalingen waarbij de klant steeds een kassabon wordt verstrekt. Dat op deze wijze de hoogte van de inkomsten die met de contante verkoop wordt verkregen wordt beïnvloed, is echter iets anders dan dat [ Geïntimeerden ] een onjuiste omzetopgave hebben gedaan. Daarvoor zou bijvoorbeeld nodig zijn dat de bedragen die met de contante verkoop zijn verkregen niet volledig in de kasstaten zijn opgenomen. Iets dergelijks is door de Stichting echter niet gesteld en ook anderszins niet gebleken. Ook de enkele omstandigheid dat omzet die met contante verkoop is gerealiseerd minder goed valt te controleren dan met een ‘sluitende kassaregistratie’ het geval zal zijn, is geen aanwijzing dat [ Geïntimeerden ] een onjuiste omzet hebben opgegeven. Tegenover de vaststelling van de kantonrechter, dat de controles van KPMG die in opdracht van de Stichting zijn uitgevoerd geen onregelmatigheden hebben opgeleverd, heeft de Stichting niets concreets ingebracht. Ook overigens heeft de Stichting in hoger beroep niet duidelijk gemaakt dat en waarom de kantonrechter ten aanzien van de beweerde onjuiste omzetopgaven, mede gelet op het hiervoor in r.o. 3.8 weergegeven verweer van de zijde van [ Geïntimeerden ], tot een onjuist oordeel is gekomen. Bij een onvoldoende onderbouwing van de stellingen van de Stichting is voor verdere bewijslevering geen plaats. De derde en vierde grief falen daarmee.
3.11.
Grief 5 heeft betrekking de door de kantonrechter afgewezen vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens de door de Stichting gestelde tekortkoming van [ Geïntimeerden ] bestaande uit een slechte bedrijfsvoering.
3.12.
De kantonrechter heeft overwogen dat op de eigenlijke bedrijfsvoering van De Skeeve Skaes door de Stichting geen kritiek is geuit. De Stichting weerspreekt niet de stelling van [ Geïntimeerden ] dat in het gehuurde een succesvolle en goed draaiende onderneming is gevestigd. De beweerde “slechte bedrijfsvoering” heeft daarom volgens de kantonrechter, en dat is in hoger beroep niet bestreden, betrekking op tal van voorvallen die vooral wijzen op irritaties en bejegeningsproblemen tussen partijen over en weer. Deze wrijvingen zijn echter onvoldoende om een beëindigings¬vordering te kunnen dragen, aldus de kanton¬rechter.
3.13.
Het hof overweegt dat beide partijen onderschrijven dat de samenwerking tussen partijen is verslechterd. Met name na de huuropzegging door de Stichting is de relatie tussen partijen bekoeld en hebben zich verschillende incidenten voorgedaan. De situatie is thans wat betreft de noodzakelijke samenwerking tussen partijen weer redelijk genormaliseerd, zo is het hof uit het verhandelde tijdens de pleidooien gebleken. Evenals de kantonrechter is het hof van oordeel dat het door de Stichting gestelde onvoldoende is om een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen te kunnen rechtvaardigen. Bij memorie van grieven herhaalt de Stichting het standpunt dat zij in eerste aanleg heeft ingenomen. Zij onderstreept weliswaar het belang van enerzijds de handhaving van bepaalde veiligheidsmaatregelen en anderzijds een zekere samenwerking die het (wederzijds) profijtelijk exploiteren van het Jaap Eden IJscomplex mogelijk moet maken, maar die belangen worden door [ Geïntimeerden ] onderschreven en het schenden daarvan wordt door hen betwist. Van een structurele onwerkbare situatie die geheel of in overwegende mate door toedoen van De Skeeve Skaes bestaat, is het hof op grond van het over en weer gestelde niet gebleken. De Stichting heeft daarmee onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, mede gelet op de betwisting van [ Geïntimeerden ], die een ontbinding van de huurovereenkomst zouden kunnen dragen. De Stichting heeft bewijs van haar stellingen aangeboden, maar dat aanbod is niet ter zake dienend. Ook als de gestelde feiten komen vast te staan, is dat onvoldoende voor toewijzing van deze vordering van de Stichting. Het bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd. De vijfde grief slaagt niet.
3.14.
De grieven 6 tot en met 8 zien op de door de kantonrechter afgewezen vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik. Deze grieven zal het hof gezamenlijk behandelen.
3.15.
De Stichting heeft ter onderbouwing van haar vordering het volgende aangevoerd. De Stichting is voor de exploitatie van het Jaap Eden IJscomplex in belangrijke mate afhankelijk van haar subsidieverstrekker, de gemeente Amsterdam. Ter gelegenheid van de pleidooien heeft zij hieraan toegevoegd dat het Jaap Eden IJscomplex eigendom is van de gemeente Amsterdam en de Stichting daarvan de huurder is. De gemeente Amsterdam heeft voor verdere subsidiëring van de Stichting als voorwaarde gesteld dat de Stichting meer eigen inkomsten dient te genereren. Het betreft een bedrag van € 345.000,00 aan structurele eigen inkomsten. Eigen inkomsten zijn niet anders te realiseren dan door het in eigen hand nemen van de horecaexploitatie. De Stichting verwijst onder andere naar de adviesrapportages van HTC Horeca & Catering adviescentrum (hierna: HTC). Daaruit blijkt dat het voor de Stichting de beste optie is de horeca in eigen beheer te nemen. Naast de omstandigheid dat deze eigen exploitatie van de horeca een hogere opbrengst voor de Stichting betekent, is het voor de Stichting van belang de organisatie van evenementen in eigen hand te houden. Evenementen trekken veel publiek en leveren extra inkomsten op. Het is thans niet mogelijk evenementen in huis te halen waarbij de organisator daarvan zelf een deel van de horeca verzorgt. De Skeeve Skaes heeft namelijk het exclusieve recht om de horeca op het buitenterrein van het Jaap Eden IJscomplex te verzorgen, aldus de Stichting.
3.16.
Het hof overweegt het volgende. De Skeeve Skaes heeft in het kader van haar verweer tegen de beëindigingsvordering van de Stichting gesteld dat bij de exploitatie van het café-restaurant door Sportkantines Jaap Eden IJsbanen B.V. of “Boven Nul” geen sprake is van eigen gebruik door de Stichting. Dit verweer faalt. Het belang van de Stichting is gediend met het gebruik dat haar 100% deelneming Sportkantines Jaap Eden IJsbanen B.V. van het gehuurde wil gaan maken. In de beoogde opzet zullen de inkomsten uit de horecaexploitatie in de vorm van dividend aan de Stichting ten goede komen, terwijl de Stichting als enig aandeelhouder in staat zal zijn het beleid van Sportkantines Jaap Eden IJsbanen B.V. te bepalen. Dat de Stichting ‘indirect’ van het gehuurde gebruik wil gaan maken staat er dan ook niet aan in de weg dat sprake is van eigen gebruik in de zin van artikel 7:296 lid 1 sub b BW.
3.17.
De Skeeve Skaes heeft gesteld (conclusie van antwoord, 3.2 onder g) dat “sprake [is] van een verkapte omzeiling van het verbod van artikel 7:296 lid 4 sub (c) BW” wat temeer zou klemmen omdat de Stichting na 1995 De Skeeve Skaes nimmer heeft verzocht om een hogere huur, “zodat van een redelijk aanbod ook geen sprake is”. Dit verweer kan niet slagen. Artikel 7:296 lid 4 BW brengt mee dat de rechter de beëindigingsvordering in beginsel onder bepaalde omstandigheden moet toewijzen als de huurder niet toestemt in een redelijk aanbod tot het aangaan van een nieuwe overeenkomst met betrekking tot het gehuurde, voor zover dat aanbod niet een wijziging van de huurprijs inhoudt. Deze bepaling heeft echter niet tevens de strekking van het tegendeel, namelijk dat indien de verhuurder de huurder geen aanbod tot een nieuwe huurovereenkomst heeft gedaan of geen hogere huur heeft verzocht de rechter een beëindigingsvordering om die reden dient af te wijzen. Dat, naar [ Geïntimeerden ] stellen, de Stichting De Skeeve Skaes niet om een hogere huur heeft verzocht, staat - behoudens bijkomende omstandigheden die niet zijn gesteld of gebleken - ook overigens niet aan toewijzing van de beëindigingsvordering van de Stichting in de weg.
3.18.
Vervolgens moet beoordeeld worden of de Stichting aannemelijk heeft gemaakt dat zij het verhuurde in duurzaam gebruik wil nemen en dat zij het daartoe dringend nodig heeft.
3.19.
De Skeeve Skaes heeft niet bestreden dat de gemeente Amsterdam als voorwaarde voor de verdere subsidiëring van het Jaap Eden IJscomplex heeft gesteld dat de Stichting meer eigen inkomsten dient te genereren. Wel zet De Skeeve Skaes vraagtekens bij de financiële onderbouwing van de plannen van de Stichting. Samengevat weergeven heeft zij het volgende aangevoerd. Sportkantines Jaap Eden IJsbanen B.V., de exploitant van Boven Nul, heeft vanaf de oprichting structureel verlies geleden. Hoewel Boven Nul in feite gesubsidieerd wordt, is een rendabele exploitatie nog steeds niet van de grond gekomen. Het is niet realistisch dat de Stichting een hogere omzet met het café-restaurant De Skeeve Skaes kan realiseren dan De Skeeve Skaes thans realiseert. Dat de (organisatorische) samenvoeging van Boven Nul en café-restaurant De Skeeve Skaes ‘synergievoordelen’ zal opleveren als door de Stichting gesteld, en dat dit zonder meer tot een verhoogde afdracht aan de Stichting zal leiden, wordt eveneens door De Skeeve Skaes betwist. Verder wijst De Skeeve Skaes er op dat het succes van het café-restaurant in belangrijke mate het gevolg is van de inspanningen van de familie [ Geïntimeerde 1 ], die in het ‘hoogseizoen’ veel uren draait. De Skeeve Skaes is een familiebedrijf, professioneel en resultaatgedreven. Dit vertaalt zich in de opbrengsten. Als café-restaurant De Skeeve Skaes door een stichting zonder winstoogmerk en uitsluitend met medewerkers in loondienst wordt geëxploiteerd, zoals de Stichting van plan is, is verhoging van de winst niet realistisch. Verder wijzen de ervaringen bij andere ijsbanen in Nederland volgens De Skeeve Skaes uit dat het in eigen beheer nemen van de horeca van een ijsbaan zeer risicovol is. Tot slot stelt De Skeeve Skaes dat een belangenafweging niet tot beëindiging van de huurovereenkomst kan leiden. Het belang van De Skeeve Skaes gemoeid met de voortzetting van de huidige succesvolle exploitatie dient niet te wijken voor de wens van de Stichting meer controle te kunnen uitoefenen op het Jaap Eden IJscomplex en de wens meer opbrengsten te genereren. Dit laatste is ook een speculatief belang, aldus De Skeeve Skaes.
3.20.
Het hof overweegt dat de Stichting afdoende heeft toegelicht dat zij is gehouden zich in te spannen om eigen inkomsten te genereren in overeenstemming met de voorwaarde die haar subsidieverstrekker heeft gesteld. Onbestreden is dat de Stichting reeds het nodige in dat verband heeft gedaan, onder ander door de verhoging van de gebruiksvergoeding voor de KNSB en van de huur van Duosport (de schaatsschool) en Waterman Sport (de schaatswinkel en schaatsenverhuurder). Verder heeft de Stichting zich ingespannen om delen van het complex aan derden te verhuren. Met de verschillende rapporten van HTC heeft de Stichting vervolgens onderbouwd dat zij door het in eigen beheer nemen van het café-restaurant meeropbrengsten kan genereren.
3.21.
De Skeeve Skaes heeft in zoverre gelijk dat niet zeker is dat de in de rapporten gepresenteerde omzetvergroting en opbrengsten daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd. Het betreft immers een exploitatieprognose die naar haar aard op een bepaalde toekomstverwachting is gebaseerd. De Stichting heeft echter geen andere mogelijkheid dan haar plannen met een bepaalde prognose te onderbouwen. Het enkele feit dat de Stichting zich baseert op een prognose is daarmee onvoldoende grond om te kunnen oordelen dat de Stichting haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Het is veeleer zo dat de expertise van HTC op het gebied van marktonderzoek in de horeca en businessplannen als de onderhavige niet gemotiveerd door [ Geïntimeerden ] is bestreden. In de rapportages van HTC wordt aan de hand van ervaringscijfers uit de horeca, verkoopoppervlakte, bezoekersaantallen, branchecijfers en voorhanden bedrijfsinformatie becijferd dat en waarom de Stichting met het in eigen beheer nemen van de horeca substantiële voordelen kan verkrijgen. In het licht daarvan heeft de Stichting terecht aangevoerd dat de oordelen van de kantonrechter, inhoudende dat de door de Stichting beschreven voordelen “vaag” zijn en dat de Stichting “kwantitatief (...) in het geheel niet heeft onderbouwd” dat zij in de situatie van een exploitatie in eigen hand beduidend beter af is, niet begrijpelijk zijn, dan wel nadere motivering behoefden.
3.22.
De rechter dient in het kader van de onderhavige vordering te onderzoeken of aannemelijk is gemaakt dat de verhuurde het verhuurde 'dringend nodig' heeft voor eigen gebruik. Het is niet noodzakelijk dat objectieve gegevens een dringende noodzaak aantonen. Op grond van wat de Stichting mede aan de hand van de genoemde rapporten heeft gesteld, is het hof van oordeel dat de Stichting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het verhuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik. Het had op de weg van De Skeeve Skaes gelegen concreet en inhoudelijk in te gaan op de rapportages van HTC. Zij dient gemotiveerd duidelijk te maken dat en waarom de aannames en berekeningen van de Stichting en HTC onjuist zijn en waar deze correctie behoeven. Haar betwistingen heeft De Skeeve Skaes naar het oordeel van het hof echter onvoldoende concreet beargumenteerd. Dat en waarom de door de Stichting gepresenteerde omzetstijging niet realistisch is, hebben [ Geïntimeerden ] niet (cijfermatig) geadstrueerd. Verder hebben [ Geïntimeerden ] niet met gegevens inzichtelijk gemaakt dat en in hoeverre de exploitatie van het gehuurde door de Stichting met behulp van medewerkers in loondienst in plaats van door de familie [ Geïntimeerde 1 ] tot substantiële verschillen in opbrengsten zal leiden. Ook de betwisting van de door de Stichting gestelde ‘synergievoordelen’ hebben [ Geïntimeerden ] slechts in algemene zin en daarmee niet voldoende gemotiveerd. Tot slot is de enkele stelling van De Skeeve Skaes dat bij andere ijsbanen in Nederland het in eigen beheer nemen van de horeca niet succesvol is gebleken een te algemene en speculatieve betwisting van de stellingen van de Stichting. Hetzelfde geldt voor de verwijzing naar de tegenvallende resultaten van Boven Nul – dat nu eenmaal een geheel andere horecagelegenheid is dan café-restaurant De Skeeve Skaes - ter onderbouwing van de stelling dat de Stichting onvoldoende in staat zal zijn tot het behalen van een hoger resultaat, al dan niet door ‘synergievoordelen’. De Skeeve Skaes heeft bewijs aangeboden, maar bij gebreke van een voldoende onderbouwing van haar stellingen en verweer is voor verdere bewijslevering geen plaats.
3.23.
Aan het oordeel dat de Stichting het gehuurde duurzaam nodig heeft voor eigen gebruik staat niet in de weg dat [ Geïntimeerden ] hebben aangevoerd dat de Stichting door het vragen van een hogere huur en het toestaan van meer evenementen ook hogere opbrengsten zou kunnen genereren. [ Geïntimeerden ] hebben immers in het geheel niet (financieel) inzichtelijk gemaakt in welke mate dergelijke alternatieve mogelijkheden zouden kunnen bijdragen aan de verhoging van de structurele eigen inkomsten van de Stichting, wat door de gemeente Amsterdam als voorwaarde is gesteld voor verdere subsidiëring.
3.24.
Als de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het verhuurde persoonlijk in duurzaam gebruik wil nemen en dat hij het daartoe dringend nodig heeft, is op grond van het bepaalde in artikel 7:296 lid 1 sub b BW geen ruimte meer voor een afweging van de belangen van de huurder tegen die van de verhuurder. Voor zover [ Geïntimeerden ] aanvoeren dat de vorderingen van de Stichting moeten worden afgewezen omdat zij een groot belang hebben bij de voortzetting van de huurovereenkomst, zien zij daaraan ten onrechte voorbij.
3.25.
De conclusie is dat het bestreden eindvonnis niet in stand kan blijven. De grieven 6 tot en met 8 slagen. De vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst is toewijsbaar. Grief 9 (een veeggrief) behoeft geen afzonderlijke behandeling.
3.26.
Op grond van artikel 7:297 BW kan de rechter in zijn beslissing tot toewijzing van de vordering tot beëindiging een bedrag vaststellen dat de verhuurder aan de huurder dient te betalen ter tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. Partijen hebben zich daarover nog niet concreet uitgelaten. De Skeeve Skaes heeft op de bedoelde tegemoetkoming aanspraak gemaakt. De Skeeve Skaes zal worden toegelaten bij akte een onderbouwde toelichting te geven op de hoogte van deze vordering. De Stichting zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren. Daarbij merkt het hof op dat lid 2 van artikel 7:297 BW bepaalt dat de rechter partijen van zijn voornemen tot vaststelling van zodanig bedrag in kennis dient te stellen met vaststelling van de termijn waarbinnen de verhuurder vervolgens de bevoegdheid heeft de opzegging in te trekken. Het hof geeft de Stichting in overweging bij gelegenheid van de door haar te nemen akte bij voorbaat afstand te doen van haar bevoegdheid als bedoeld in lid 2 van artikel 7:297 BW om de vordering tot huurbeëindiging in te trekken. Het hof kan in dat geval na de genoemde aktewisseling direct een eindarrest wijzen, dan wel een gedeeltelijk eindarrest als nog nader onderzoek zou moeten plaatsvinden.
3.27.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
4. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 2 augustus 2011 voor het nemen van een akte aan de zijde van De Skeeve Skaes als bedoeld in r.o. 3.26, waarna de Stichting een antwoordakte kan nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.W. Hoekzema en D.J. Oranje en op 5 juli 2011 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.