HR, 10-05-2019, nr. 18/02206
ECLI:NL:HR:2019:704
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-05-2019
- Zaaknummer
18/02206
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:704, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑05‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2018:1601
- Vindplaatsen
NLF 2019/1242 met annotatie van Gert-Jan de Ruiter
V-N 2019/31.17 met annotatie van Redactie
NTFR 2019/1211
Uitspraak 10‑05‑2019
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
10 mei 2019
Nr. 18/02206
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 april 2018, nr. 17/00393, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 15/4349) betreffende een door belanghebbende over het jaar 2014 op aangifte voldaan bedrag aan verhuurderheffing.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren L.F. van Kalmthout en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019.