Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006
Bijlage II Speciale voorschriften voor de etikettering en verpakking van bepaalde stoffen en mengsels
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2023
- Bronpublicatie:
19-12-2022, PbEU 2023, L 93 (uitgifte: 31-03-2023, regelingnummer: 2023/707)
- Inwerkingtreding
20-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2022, PbEU 2023, L 93 (uitgifte: 31-03-2023, regelingnummer: 2023/707)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
De bijlage bestaat uit vijf delen.
- —
deel 1 bevat speciale voorschriften voor de etikettering van bepaalde ingedeelde stoffen en mengsels;
- —
deel 2 bevat de voorschriften voor nadere gevarenaanduidingen die op het etiket van bepaalde mengsels moeten worden aangebracht
- —
deel 3 bevat speciale voorschriften voor de verpakking;
- —
deel 4 bevat een speciaal voorschrift voor de etikettering van gewasbeschermingsmiddelen.
- —
deel 5 bevat een lijst van gevaarlijke stoffen en mengsels waarop artikel 29, lid 3, van toepassing is.
Deel 1. Aanvullende Gevareninformatie
De aanduidingen in de punten 1.1 en 1.2 worden overeenkomstig artikel 25, lid 1, toegekend aan stoffen en mengsels die vanwege materiële, gezondheids- of milieugevaren worden ingedeeld.
1.1. Materiële eigenschappen
1.1.1. EUH014 — ‘Reageert heftig met water’
Stoffen en mengsels die heftig met water reageren, bijvoorbeeld acetylchloride, alkalimetalen, titaantetrachloride.
1.1.2. EUH018 — ‘Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel vormen’
Stoffen en mengsels die zelf niet als ontvlambaar zijn ingedeeld maar die ontvlambare/ontplofbare damp-luchtmengsels kunnen vormen. Voor stoffen kan dit het geval zijn bij gehalogeneerde koolwaterstoffen en voor mengsels kan dit het geval zijn als gevolg van een vluchtig ontvlambaar bestanddeel of als gevolg van het ontsnappen van een vluchtig niet-ontvlambaar bestanddeel.
1.1.3. EUH019 — ‘Kan ontplofbare peroxiden vormen’
Stoffen en mengsels die tijdens opslag peroxiden kunnen vormen, bijvoorbeeld diethylether, 1,4-dioxaan.
1.1.4. EUH044 — ‘Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand’
Stoffen en mengsels, als zodanig volgens punt 2.1 van bijlage I niet als ontplofbaar ingedeeld, die echter in de praktijk bij verhitting in voldoende afgesloten toestand explosief gedrag kunnen vertonen. Zo zullen met name bepaalde stoffen die bij verhitting in een stalen vat explosief ontleden, dit in een minder stevige verpakking niet doen.
1.2. Gezondheidseigenschappen
1.2.1. EUH029 — ‘Vormt giftig gas in contact met water’
Stoffen en mengsels die in contact met water of vochtige lucht een mogelijkerwijs gevaarlijke hoeveelheid gas dat voor acute toxiciteit is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 ontwikkelen, bijvoorbeeld aluminiumfosfide, fosforpentasulfide.
1.2.2. EUH031 — ‘Vormt giftig gas in contact met zuren’
Stoffen en mengsels die met zuren reageren en daarbij een gevaarlijke hoeveelheid gas dat voor acute toxiciteit is ingedeeld in categorie 3 ontwikkelen, bijvoorbeeld natriumhypochloriet, bariumpolysulfide.
1.2.3. EUH032 — ‘Vormt zeer giftig gas in contact met zuren’
Stoffen en mengsels die met zuren reageren en daarbij een gevaarlijke hoeveelheid gas dat voor acute toxiciteit is ingedeeld in categorie 1 of 2 ontwikkelen, bijvoorbeeld cyaniden, natriumazide.
1.2.4. EUH066 — ‘Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken’
Stoffen en preparaten die reden kunnen geven tot bezorgdheid als gevolg van droge huid, schilferen of kloven maar niet voldoen aan de criteria voor huidirritatie in bijlage I, punt 3.2, op basis van:
- —
waarnemingen, of
- —
relevante aanwijzingen betreffende hun voorspelde effecten op de huid.
1.2.5. EUH070 — ‘Giftig bij oogcontact’
Stoffen of mengsels waarbij een oogirritatietest duidelijk wijst op systemische toxiciteit of leidt tot sterfte bij de proefdieren en dit waarschijnlijk wordt veroorzaakt door opname van de stof of het mengsel via de slijmvliezen van de ogen. De vermelding wordt ook gebruikt als er aanwijzingen zijn voor het optreden van systemische toxiciteit na oogcontact bij mensen.
De vermelding wordt ook gebruikt als een stof of mengsel een andere stof bevat die hiervoor is geëtiketteerd, als de concentratie van deze stof gelijk is aan of groter dan 0,1 %, tenzij anders aangegeven in deel 3 van bijlage VI.
1.2.6. EUH071 — ‘Bijtend voor de luchtwegen’
Stoffen en mengsels waarvoor gegevens beschikbaar zijn waaruit blijkt dat de toxiciteit, naast de indeling voor toxiciteit bij inademing, berust op een bijtende werking, overeenkomstig bijlage I, punt 3.1.2.3.3 en noot 1 van tabel 3.1.3.
Stoffen en mengsels waarvoor, naast de indeling voor huidcorrosie, geen testgegevens over acute toxiciteit bij inademing beschikbaar zijn en die kunnen worden ingeademd.
Deel 2. Speciale voorschriften voor aanvullende etiketteringselementen voor bepaalde mengsels
De vermeldingen in de punten 2.1 tot en met 2.10 en 2.12 worden toegekend aan mengsels overeenkomstig artikel 25, lid 6.
2.1. Loodhoudende mengsels
Op het etiket van de verpakking van verven en vernissen met een volgens ISO-norm 6503/1984 vastgesteld totaal loodgehalte van meer dan 0,15 % (uitgedrukt in gewicht van het metaal) van het totale gewicht van het mengsel, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH201 — ‘Bevat lood. Mag niet worden gebruikt voor voorwerpen waarin kinderen kunnen bijten of waaraan kinderen kunnen zuigen.’
Bij verpakkingen met een inhoud van minder dan 125 ml luidt de vermelding als volgt:
EUH201A — ‘Let op! Bevat lood.’.
2.2. Mengsels die cyanoacrylaat bevatten
Op het etiket van de verpakking die lijm op basis van cyanoacrylaat direct omsluit, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH202 — ‘Cyanoacrylaat. Gevaarlijk. Kleeft binnen enkele seconden huid en oogleden aan elkaar. Buiten het bereik van kinderen houden.’.
Bij de verpakking dienen passende veiligheidsaanbevelingen te worden gevoegd.
2.3. Cement en cementmengsels
Tenzij cement of cementmengsels al zijn ingedeeld en geëtiketteerd als sensibiliserende stof met de gevarenaanduiding H317, ‘Kan een allergische huidreactie veroorzaken’, wordt op het etiket van de verpakking van cement en cementmengsels met een hoeveelheid oplosbaar zeswaardig chroom van meer dan 0,0002 % van het totale drooggewicht van het cement de volgende vermelding aangebracht:
EUH203 — ‘Bevat zeswaardig chroom. Kan een allergische reactie veroorzaken.’
Indien reductiemiddelen worden gebruikt, wordt op de verpakking van het cement of de cementmengsels de verpakkingsdatum vermeld en informatie gegeven over de juiste opslagomstandigheden en opslagduur om de activiteit van het reductiemiddel in stand te houden en het gehalte aan oplosbaar zeswaardig chroom onder de 0,0002 % te houden.
2.4. Mengsels die isocyanaten bevatten
Tenzij dit al op het etiket van de verpakking van mengsels die isocyanaten (monomeer, oligomeer, prepolymeer enz., als zodanig of in een mengsel) bevatten, is aangegeven, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH204 — ‘Bevat isocyanaten. Kan een allergische reactie veroorzaken.’
2.5. Mengsels die epoxyverbindingen met een gemiddeld molecuulgewicht van ten hoogste 700 bevatten
Tenzij dit al op het etiket van de verpakking van mengsels die epoxyverbindingen met een gemiddeld molecuulgewicht van 700 of lager bevatten, is aangegeven, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH205 — ‘Bevat epoxyverbindingen. Kan een allergische reactie veroorzaken.’
2.6. Aan het grote publiek verkochte mengsels die actief chloor bevatten
Op het etiket van de verpakking van preparaten die meer dan 1 % actief chloor bevatten, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH206 — ‘Let op! Niet in combinatie met andere producten gebruiken; er kunnen gevaarlijke gassen (chloor) vrijkomen.’
2.7. Mengsels die cadmium(legeringen) bevatten en die bestemd zijn om te worden gebruikt voor het lassen en solderen
Op het etiket van de verpakking van dergelijke mengsels wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH207 — ‘Let op! Bevat cadmium. Bij het gebruik ontwikkelen zich gevaarlijke dampen. Zie de aanwijzingen van de fabrikant. Neem de veiligheidsvoorschriften in acht.’
2.8. Mengsels die ten minste één als sensibiliserend ingedeelde stof bevatten
Op het etiket van de verpakking van niet als sensibiliserend ingedeelde mengsels die ten minste één als sensibiliserend ingedeelde stof bevatten in een concentratie gelijk aan of groter dan de in tabel 3.4.6 van bijlage I aangegeven concentratie, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH208 — ‘Bevat (naam van de sensibiliserende stof). Kan een allergische reactie veroorzaken.’
Op het etiket van als sensibiliserend ingedeelde mengsels die naast de stof op grond waarvan het mengsel is ingedeeld, een of meer andere als sensibiliserend ingedeelde stoffen bevatten in een concentratie gelijk aan of groter dan de in tabel 3.4.6 van bijlage I aangegeven concentratie, wordt de naam van die stof(fen) vermeld.
Wanneer een mengsel is geëtiketteerd overeenkomstig punt 2.4 of punt 2.5 kan de aanduiding EUH208 worden weggelaten van het etiket voor de desbetreffende stof.
2.9. Vloeibare mengsels die gehalogeneerde koolwaterstoffen bevatten
Op het etiket van de verpakking van vloeibare mengsels die geen vlampunt of een vlampunt tussen 60 en 93 °C hebben en die een gehalogeneerde koolwaterstof en meer dan 5 % licht ontvlambare of ontvlambare stoffen bevatten, wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht, al naar gelang het om licht ontvlambare of ontvlambare stoffen gaat:
EUH209 — ‘Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden’ of
EUH209A — ‘Kan bij gebruik ontvlambaar worden’
2.10. Niet voor het grote publiek bestemde mengsels
Op het etiket van mengsels die niet als gevaarlijk zijn ingedeeld maar die de volgende stoffen bevatten:
- —
≥ 0,1 % of meer van een stof die is ingedeeld als huidallergeen van categorie 1 of 1B, inhalatieallergeen van categorie 1 of 1B of kankerverwekkende stof van categorie 2, of
- —
≥ 0,01 % of meer van een stof die is ingedeeld als huidallergeen van categorie 1A of inhalatieallergeen van categorie 1A, of
- —
≥ een tiende van de specifieke concentratiegrens voor een stof die is ingedeeld als huidallergeen of inhalatieallergeen met een specifieke concentratiegrens, of
- —
0,1 % of meer van een stof die is ingedeeld als giftig voor de voortplanting van categorie 1A, 1B of 2, of voor effecten op of via lactatie; of
- —
een of meer stoffen in een afzonderlijke concentratie van ≥ 1 gewichtsprocent voor niet-gasvormige mengsels en van ≥ 0,2 volumeprocent voor gasvormige mengsels die
- —
zijn ingedeeld wegens andere gevaren voor de gezondheid of het milieu; of
- —
waarvoor in de Gemeenschap grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling zijn vastgesteld;
- —
≥ 0,1 % of meer van een stof die is ingedeeld als hormoonontregelaar met gevolgen voor de menselijke gezondheid van categorie 2, of
- —
≥ 0,1 % of meer van een stof die is ingedeeld als hormoonontregelaar met gevolgen voor het milieu van categorie 2.
wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH210 — ‘Veiligheidsinformatieblad op verzoek verkrijgbaar’.
2.11. Aerosolen
Opgemerkt zij dat aerosolen ook onderworpen zijn aan de bepalingen voor het kenmerken overeenkomstig punt 2.2 en punt 2.3 van de bijlage bij Richtlijn 75/324/EEG.
2.12. Mengsels die titaandioxide bevatten
Op het etiket van de verpakking van vloeibare mengsels die 1 % of meer titaandioxidedeeltjes met een aerodynamische diameter van 10 μm of minder bevatten, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH211: “Let op! Bij verneveling kunnen gevaarlijke inhaleerbare druppels worden gevormd. Spuitnevel niet inademen.”
Op het etiket van de verpakking van vaste mengsels die 1 % of meer titaandioxide bevatten, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH212: “Let op! Bij gebruik kunnen gevaarlijke inhaleerbare stofdeeltjes worden gevormd. Stof niet inademen.”
Bovendien moet op het etiket van de verpakking van vloeibare en vaste mengsels die niet voor het grote publiek bestemd zijn en die niet als gevaarlijk zijn ingedeeld en geëtiketteerd zijn met EUH211 of EUH212 de vermelding EUH210 worden aangebracht.”. NLPublicatieblad van de Europese Unie 18.2.2020
Deel 3. Speciale verpakkingsvoorschriften
3.1. Voorschriften voor kinderveilige sluitingen
3.1.1. Verpakkingen die van een kinderveilige sluiting voorzien moeten zijn
3.1.1.1
Verpakkingen van welke inhoud ook die een stof of een mengsel bevatten die voor het grote publiek bestemd zijn en ingedeeld zijn voor acute toxiciteit van de categorieën 1 t/m 3, STOT bij eenmalige blootstelling van categorie 1, STOT bij herhaalde blootstelling van categorie 1 of huidcorrosie van categorie 1, worden van een kinderveilige sluiting voorzien.
3.1.1.2
Verpakkingen van welke inhoud ook die een stof of een mengsel bevatten die voor het grote publiek bestemd zijn en die aspiratiegevaar opleveren en zijn ingedeeld overeenkomstig bijlage I, punt 3.10.2 en 3.10.3, en geëtiketteerd overeenkomstig bijlage I, deel 3, punt 3.10.4.1, met uitzondering van stoffen en mengsels die in een spuitbus of in een houder met een vaste verstuiver in de handel worden gebracht, worden voorzien van een kinderveilige sluiting.
3.1.1.3
Als in een stof of een mengsel een of meer van de hieronder genoemde stoffen voorkomen in een concentratie gelijk aan of groter dan de voor elke stof vermelde maximumconcentratie, en deze stof of dit mengsel voor het grote publiek bestemd is, wordt de verpakking, van welke inhoud ook, van een kinderveilige sluiting voorzien.
Nr. | Identificatie van de stof | Maximumconcentratie | ||
---|---|---|---|---|
CAS-nr. | Naam | EG-nr. | ||
1 | 67-56-1 | methanol | 200-659-6 | ≥ 3 % |
2 | 75-09-2 | dichloormethaan | 200-838-9 | ≥ 1 % |
3.1.2. Hersluitbare verpakkingen
Kinderveilige sluitingen van hersluitbare verpakkingen moeten voldoen aan EN ISO-norm 8317, zoals gewijzigd, inzake ‘Kinderveilige verpakkingen — Eisen en beproevingsmethoden ten aanzien van hersluitbare verpakkingen’, vastgesteld door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) en de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO).
3.1.3. Niet-hersluitbare verpakkingen
Kinderveilige sluitingen van niet-hersluitbare verpakkingen moeten voldoen aan CEN-norm EN-862, zoals gewijzigd, inzake ‘Verpakkingen — Kinderveilige verpakkingen — Eisen en beproevingsmethoden ten aanzien van niet-hersluitbare verpakkingen voor niet-farmaceutische producten’, vastgesteld door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN).
3.1.4. Opmerkingen
3.1.4.1
Alleen laboratoria die aan de norm EN ISO/IEC 17025, met wijzigingen, voldoen, zijn bevoegd na te gaan of aan bovenstaande normen is voldaan.
3.1.4.2. Specifieke gevallen
Indien het duidelijk is dat een verpakking in voldoende mate veilig is voor kinderen omdat kinderen niet bij de inhoud ervan kunnen komen zonder de hulp van een stuk gereedschap, hoeft de test als bedoeld in onder punt 3.1.2 of 3.1.3 niet te worden uitgevoerd.
In alle andere gevallen en indien er voldoende redenen zijn om aan de doeltreffendheid van de kinderveilige sluiting te twijfelen, kan de nationale instantie van degene die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen, een certificaat eisen dat is afgegeven door een laboratorium als bedoeld onder punt 3.1.4.1, waarin wordt verklaard dat:
- —
het toegepaste type sluiting zodanig is dat het niet noodzakelijk is om de onder punt 3.1.2 of 3.1.3 bedoelde test uit te voeren, of
- —
de sluiting beproefd en in overeenstemming met bovengenoemde normen bevonden is.
3.2. Tastbare gevaarsaanduidingen
3.2.1. Verpakkingen die van een tastbare gevarenaanduiding voorzien moeten zijn
3.2.1.1
Als stoffen of mengsels voor het grote publiek bestemd zijn en ingedeeld zijn voor acute toxiciteit, huidcorrosie, mutageniteit in geslachtscellen van categorie 2, kankerverwekkendheid van categorie 2, voortplantingstoxiciteit van categorie 2, sensibilisatie van luchtwegen, STOT van categorie 1 of 2, aspiratiegevaar of omdat het ontvlambare gassen, ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 of 2 of ontvlambare vaste stoffen zijn, wordt de verpakking, van welke inhoud ook, van een tastbare gevarenaanduiding voorzien.
3.2.1.2
Punt 3.2.1.1 is niet van toepassing op verplaatsbare gashouders. Aerosolen en houders voorzien van een vaste verstuiver die stoffen of mengsels bevatten die als gevaarlijk bij aspiratie zijn ingedeeld hoeven niet van een tastbare gevarenaanduiding te worden voorzien tenzij zij zijn ingedeeld wegens een of meer van de andere gevaren van punt 3.2.1.1.
3.2.2. Bepalingen betreffende tastbare gevaarsaanduidingen
De technische specificaties voor tastbare gevarenaanduidingen moeten voldoen aan EN ISO-norm 11683, zoals gewijzigd, inzake ‘Verpakking — Tastbare gevaarsaanduidingen — Eisen’.
3.3. Vloeibare consumentenwasmiddelen in oplosbare verpakkingen voor eenmalig gebruik
Een vloeibaar consumentenwasmiddel in doses voor eenmalig gebruik in een oplosbare verpakking moet voldoen aan de volgende aanvullende bepalingen:
3.3.1
Vloeibare consumentenwasmiddelen in oplosbare verpakkingen voor eenmalig gebruik moeten zijn verpakt in een buitenverpakking. De buitenverpakkingen moeten voldoen aan de voorschriften van punt 3.3.2 en de oplosbare verpakking moet voldoen aan de voorschriften van punt 3.3.3.
3.3.2
De buitenverpakking moet:
- i)
ondoorzichtig of donker zijn, zodat het product of de individuele doses niet zichtbaar zijn;
- ii)
onverminderd artikel 32, lid 3, op een zichtbare plaats en in een formaat dat de aandacht trekt de veiligheidsaanbeveling P102 ‘Buiten bereik van kinderen houden’ vermelden;
- iii)
een op zichzelf staande, gemakkelijk hersluitbare verpakking zijn;
- iv)
onverminderd de voorschriften van punt 3.1, voorzien zijn van een sluiting die:
- a)
bemoeilijkt dat jonge kinderen de verpakking openen, doordat zij een gecoördineerde actie van beide handen vereist met een kracht die het voor jonge kinderen moeilijk maakt om haar te openen;
- b)
bij herhaaldelijk openen en sluiten gedurende de gehele levensduur van de buitenverpakking blijft functioneren.
3.3.3
De oplosbare verpakking moet:
- i)
een aversie opwekkende stof bevatten in een concentratie die veilig is en in geval van accidentele orale blootstelling binnen maximaal 6 seconden oraal afwerend gedrag opwekt;
- ii)
de vloeibare inhoud ervan ten minste 30 seconden vasthouden wanneer de oplosbare verpakking terechtkomt in water van 20 °C;
- iii)
bestand zijn tegen mechanische compressiekrachten van ten minste 300 N onder standaardtestomstandigheden.
Deel 4. Speciaal voorschrift voor de etikettering van gewasbeschermingsmiddelen
Onverminderd de overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 91/414/EEG en bijlage V bij die richtlijn te verstrekken informatie moet in de etikettering van onder die richtlijn vallende gewasbeschermingsmiddelen de volgende zin worden opgenomen:
EUH401 — ‘Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen’.
Deel 5. Lijst van gevaarlijke stoffen en mengsels waarop artikel 29, lid 3, van toepassing is
- —
gemengd cement klaar voor gebruik en beton in natte toestand