NJB 2020/2821
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep op de grond dat geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven, art. 416 lid 2 Sv: in casu is de niet-ontvankelijkverklaring niet begrijpelijk, mede erop gelet dat de – op dat moment nog gemachtigde – raadsman van de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat niet is voldaan aan de betekeningsvoorschriften voor de zitting van de rechtbank zodat de zaak moet worden teruggewezen naar de rechtbank en dat de verdachte die in eerste aanleg tot vier maanden gevangenisstraf was veroordeeld, in verband met schade aan zijn bedrijf geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd wil krijgen. A-G: anders
HR 10-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1765
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 november 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.L.J. van Strien, A.E.M.Röttgering
- Zaaknummer
19/03885
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1765, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:1058, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑01‑2020
- Wetingang
(art. 416 Sv)
Essentie
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep op de grond dat geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven, art. 416 lid 2 Sv: in casu is de niet-ontvankelijkverklaring niet begrijpelijk, mede erop gelet dat de – op dat moment nog gemachtigde – raadsman van de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat niet is voldaan aan de betekeningsvoorschriften voor de zitting van de rechtbank zodat de zaak moet worden teruggewezen naar de rechtbank en dat de verdachte die in eerste aanleg tot vier maanden gevangenisstraf was veroordeeld, in verband met schade aan zijn bedrijf geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.